Aan de leiband van de politiek
De geschiedenis van de Amerikaanse journalistiek
Deciding What's News door Herbert J. Gans Uitgever: Constable, 393 p. f 45,15 Importeur: Nilsson & Lamm
The Powers That Be door David Halberstam Uitgever: Dell Book, 1071 p. f 12,25 Importeur: Van Ditmar
Lodewijk Brunt
Het televisiedebat tussen de presidentskandidaten John F. Kennedy en Richard M. Nixon liep op een ware slachting uit. Tegen alle adviezen in was Nixon pas op het laatste moment naar Chicago gekomen waar de opname zou plaatsvinden. Hij had een slopende campagne achter de rug, was ziek en doodmoe. Zijn gezicht was asgrauw en als gevolg van zijn ingevallen wangen leek zijn overhemd wel drie maten te groot. Net zo min als zijn opponent had hij gebruik durven maken van de mogelijkheid om zich in de studio te laten opmaken. Dat risico was te groot met al die journalisten in de buurt. Stel je voor dat de volgende dag in alle kranten de volgende vette kop te lezen zou zijn: NIXON GEBRUIKTE MAKE-UP VOOR TV-DEBAT, KENNEDY VOND DIT OVERBODIG. In de kleedkamer werkte iemand hem zo goed mogelijk bij met een scheerstaaf die toevallig aanwezig was.
Kennedy's adviseur was stiekem de studio uitgeslopen en had een paar straten verder wat Max Factor Creme Puff bij een drogist op de kop getikt. Meer was eigenlijk ook niet nodig, want Kennedy zag er zó al voortreffelijk uit. Hij kwam net van een toernee door Californië waar hij in een open auto had rondgereden, zodat hij mooi bruin was. Hij had zich tot in de puntjes op het debat voorbereid en was goed uitgerust.
Nixon maakte vanaf het begin van de opname een onzekere indruk. Al na enkele ogenblikken droop het zweet tappelings van zijn gezicht. Het was rampzalig, zijn aanhangers stonden te kreunen. In de regiekamer gebeurde iets merkwaardigs. Bij het begin had de adviseur van Kennedy de regisseur steeds om ‘reactieshots’ van zijn kandidaat gevraagd - hij wilde de beheerste, ietwat hooghartige trekken in beeld hebben terwijl Nixon aan het woord was - maar opeens begon hij te zeuren om meer reactieshots van Nixon, terwijl diens adviseur juist om Kennedy begon te roepen: alles liever dan die meedogenloze camera te richten op dat verkrampte, zwetende gezicht. De regiekamer veranderde in een gekkenhuis. ‘We hebben er nog twee tegoed van Nixon,’ schreeuwde Kennedy's adviseur, ‘we hebben er al zestien van Kennedy gehad en nog maar veertien van Nixon.’ ‘Nee, nee,’ gilde de adviseur van Nixon. Kennedy werd de eerste ‘televisiepresident’ van de Verenigde Staten; hij wist zo goed met dit medium om te gaan, dat zelfs de Amerikaanse intelligentsia er enthousiast over was. David Halberstam, auteur van het magistrale The Powers That Be, merkt op: ‘De televisie was dol op hem, hij was voor de camera geboren en de camera voor hem. Hij was de eerste grote politieke superster. Hij maakte de televisie groter, de televisie maakte hem groter. Iedereen gebruikte iedereen. De media gebruikten de president, de president gebruikte de media. Zijn presidentschap maakte dat het voortaan noodzakelijk was voor de politiek om een tv-toestel te hebben en ernaar te kijken.’
Henry Luce, directeur van Time en Life