Boenins proza
vervolg van pagina 21
maar van ‘anderen, lang geleden.’ Bij een conventionelere benadering zouden gedeelten als de bovengenoemde de functie hebben gehad van een achtergrond, waartegen het hoofdontwerp - Mietja's problemen met zijn verliefdheid - extra duidelijk zou zijn uitgekomen. In Boenins tekst ligt het bijna omgekeerd. Het ‘verhaaltje’ is hier, zoals in het overgrote deel van zijn werk, niet meer dan één van de materialen om in het klein het totaal mee uit te beelden van een schepping, waar alles wat leeft - planten, dieren en mensen van verschillende plaatsen en tijden - door dezelfde oerinstincten wordt beheerst. Het wonder van Boenins proza is dat het ondanks deze bijna ‘kosmische’ thematiek, een on-zware, verfijnde variant blijft van het nuchtere realisme van zijn voorgangers uit de negentiende eeuw.