Het spinneweb-effect
Vijfentwintig jaar cartoons van Yrrah gebundeld
Yrrah 55/80 139 cartoons Uitgever: Querido, f 45,-
Hans Mulder
De recente uitgave van Yrrah 55/80, een verzameling cartoons van tekenaar Harry Lammertink, blijkt een soort eindpunt te vormen. Was de tekenaar door de Overtoomse tram overreden dan zou dit boek een waardig moment van memorie zijn geweest. Immers de lezer heeft het in een interview in VN van 3-1-1981 kunnen constateren: de jaren als cartoonist waren tropenjaren. Vijfentwintig jaar werk in dit genre waren gelijk aan vijftig jaar ander werk. Dat mag overdreven overkomen, zoals ook bovengenoemd interview wat te veel leek te beantwoorden aan het clichématige beeld van de met de materie worstelende, hologige schepper, een feit blijft, dat het beroep van cartoonist of (politieke) karikaturist uitermate inspannend is. Naast de wekelijkse, zelfs dagelijkse dwang die de krant oplegt, is er de eis van een constante creativiteit en originaliteit, waarmee maar weinig andere beeldende kunstenaars geconfronteerd worden.
Hoe slopend dit vak is, blijkt uit de constatering, dat van de elf in Voor de grap (een in 1954 verschenen bundel humor) vermelde cartoonisten alleen Wim Boost (Wibo) nu nog echt actief is. In tegenstelling tot wat de titel suggereert, biedt Yrrah 55/80 geen totaalbeeld van vijfentwintig jaar tekenen. De bloemlezing omvat een persoonlijke keuze van Lammertink van werk, dat hij als het beste beschouwt. Dat vrijwel al de opgenomen cartoons van de laatste tien jaar dateren, verbaast niet. Wie het werk van Yrrah vanaf het begin gevolgd heeft, ziet een duidelijke ontwikkeling naar een geheel eigen stijl, die juist in die laatste tien jaar zijn grootste volmaaktheid bereikt. Dat Lammertink juist in deze periode, om precies te zijn vanaf 1968, bij Vrij Nederland een vaste rubriek kreeg, lijkt mij niet zomaar een toeval. Maar in hoeverre deze zekere relatie en het milieu van de krant van invloed zijn geweest, valt moeilijk af te meten. Het is jammer dat een dergelijke vraag en in het algemeen de ontwikkeling van Yrrah niet behandeld worden in de bloemlezing. Al is de tijd voorbij dat er onnozele bundeltjes met titels in de trant van Haha of De Moppentrommel verschenen, tot een volwassen waardering in de vorm van een verantwoording en/of kritische beschouwing van en over het werk van de cartoonist/karikaturist is het nog altijd niet gekomen. Terugbladerend in het plakboek dat Yrrah's trouwste fan, Theun de Winter, aanlegde, valt mij trouwens toch op, dat de artikelen over de tekenaar tot lang in de jaren zestig op zo'n quasi-lollige toon geschreven zijn. Gedateerdheid is eveneens het kenmerk van zijn tekeningen en de waardering ervoor uit die eerste tijd.
Yrrah, tekening van Siegfried Woldhek
Over de vroegste, in 1958 onder de titel Yrrahtioneel gebundelde tekeningen, schreef Adriaan Morriën, dat Yrrah ze als ‘vervaarlijke schoten’ op ons afvuurde. Die schoten zijn voor deze tijd losse flodders geworden. In Yrrah 55/80 zijn zoveel mogelijk cartoons opgenomen, waar de tijd mogelijk minder vat op zal hebben, al relativeert Lammertink het door te zeggen dat hij van geluk mag spreken als er een tiental de tand des tijds overleeft. Ik denk, dat dat zal meevallen. In het vroege werk ging het vaak om spitsvondigheden, getekend in een stijl verwant aan die van bij voorbeeld de Franse tekenaar Chaval, Loriot en André François, waarbij Lammertink een wat te opgelegd eigen stijlkenmerk in de vorm van mannetjes met reusachtige grote voeten gebruikte. In de loop der jaren ontwikkelde spitsvondigheid zich tot doordenkerij (de plaatsing van zijn cartoon naast de schaakrubriek is misschien nog niet zo slecht) en groeiden uit de grote voeten massieve lichamen, die volumineus van het witte papier opbollen.
Yrrah 55/80 geeft een uitstekend overzicht van de uiteindelijke ontwikkeling in vorm en inhoud. Opvallendste elementen daarbij zijn het gebruikte kikkerperspectief, dat de monumentaliteit en spanning van de scène versterkt, de geconcentreerdheid van de getekende gebeurtenis, die zich meestal in een besloten ruimte afspeelt, vaak juist net vóór het gesuggereerde gevolg van de handeling en ten slotte het door Lammertink toegepaste ‘spinneweb’-effect, waarmee hij de aandacht van de kijker vasthoudt en in de gewenste richting leidt. Bij het laatste gaat het steeds om een object dat in de tekening centraal staat, of uitsluitend gesuggereerd wordt. Dit object, baksteen, elektrische ‘toel, baby, gehaktmolen, vogelhuisje en dergelijke, bepaalt de totale tekening en de gesuggereerde handeling. Een voorbeeld: van links komt een ober gekleed in een soort livrei met in zijn rechterhand een plateau met een aantal zuigflessen; dit object zweeft precies voor onze ogen in het midden van de voorgrond en leidt de blik vandaar naar een zestal in enorme fauteuils gezeten, suffende oude heren; naast een leunstoel ligt een op de grond gevallen krant, die het effect van slaperig nasoezen na het diner versterkt. Een ijzersterke tekening, die in al zijn beknoptheid een compleet tragi-komisch verhaal vertelt. Tot de stijlkenmerken van Yrrah behoren verder de vaste types van man en vrouw, het herhaald gebruik van bepaalde ‘zetstukken’ in de enscenering zoals de zolderkamer met ingenieus geconstrueerde kap (‘Op zo'n zolder leefde ik jaren’), het ouderwetse ledikant met nachtkastje en wekker en de Thonet-stoel, de guillotine en elektrische stoel.
Over erkenning heeft Lammertink tijdens zijn vijfentwintigjarig tekenaarschap niet te klagen gehad, ook internationaal niet. In hoeverre zijn invloed in die jaren heeft doorgewerkt op jongere tekenaars en op zijn kijkers, valt echter maar met mate uit alle lofzangen op te maken. Zeker is, dat hij een belangrijk aandeel heeft gehad in het verleggen van het acceptatievermogen van het publiek. De huidige redactie van VN zou zeker niet, zoals in het verleden gebeurd is, de tekening van crucifixen timmerende monniken verbie-
vervolg op pagina 29