| |
| |
| |
Dust bowl ballads
Of: over de weg van Oklahoma naar Californië
De geschiedenis van Amerika is altijd begeleid geweest door muziek. De burgeroorlog, de trek naar het westen, de crisis en de voorspoed: er klonk muziek op de achtergrond. Opvallend is de hoeveelheid liedjes die gewijd is aan wat weinig meer was dan een incident in de Amerikaanse geschiedenis, de dust bowl, een serie rampzalige stofstormen die vele boerderijen in de vlakke, weidse heartlands vernietigden. Van Agnes Cunningham en Woody Guthrie tot Ry Cooder, Bruce Springsteen en Billy Bragg: deze periode in de Amerikaanse geschiedenis is eigenlijk nooit meer uit de muziek verdwenen.
Bertram Mourits
vertaald uit het Engels door Krijn Peter Hesselink
In 1973 was de in Santa Monica geboren zanger/gitarist Ry Cooder voor het eerst in Nederland. In Hilversum gaf hij een optreden voor de VPRO-Radio waarin hij een zelfgeschreven ‘depression song’ speelde: ‘Death Valley’. Het lied vertelt het verhaal van een boer die rond probeerde te komen in het Amerikaanse Midwesten, maar die failliet ging na een reeks tegenslagen.
Flash floods changed my land around, 1916 went dry
My wife and kids died in that year, and dust was what I had.
Read your morning paper, and on your radio There is another sunshine dream gone down.
De hoofdpersoon besluit naar het welvarende Californië te vertrekken, omdat ‘a grapefruit ranch was promised where the ocean breezes blow’. Het interessantste deel is de lange inleiding die Cooder geeft, vermoedelijk uitgaand van de onwetendheid van het Nederlandse publiek. Hij weidt uit over de historische context van zijn verhaal: de landbouwcrisis die in de twintiger en dertiger jaren een ware volksverhuizing onder de boeren veroorzaakte. Californische landmakelaars profiteerden van deze crisis door landbouwgrond van dubieuze kwaliteit te verkopen in het veelbelovende westen.
Cooder kende dit verhaal vanuit een muzikaal perspectief. Zijn eerste twee platen bestaan voornamelijk uit folk- en bluesliedjes uit de dertiger en veertiger jaren. Zijn debuutalbum bevatte liedjes als ‘One Meat Ball’, ‘How Can a Poor Man Stand Such Times and Live’, ‘Dark Was The Night (And Cold Was the Ground)’ en ‘Police Dog Blues’. Er stond ook een versie van Woody Guthries dust bowl ballad ‘Do Re Mi’ op het album. Cooders tweede album uit 1972 heette lnto the Purple Valley, een titel die ontleend was aan een ansichtkaart die voor land in Death Valley adverteerde. De plaat heeft grotendeels dezelfde thematiek: ‘The Taxes on the Farmer Feed Us All’ (een bewerking van het volksliedje ‘The Farmer Is the One Who Feeds Them All’), ‘Money Honey’, ‘How Can You Keep on Moving’, en (nog een lied van Woody Guthrie) ‘Vigilante Man’. Deze liedjes vertellen een verhaal over crisis en depressie vanuit het perspectief van de getroffen mensen.
In het vervolg wil ik het beeld schetsen dat de dust bowl ballads van de landbouwcrisis geven. Ze geven een andere versie van de geschiedenis; niet enkel de droge feiten, maar ook de beproevingen van individuele boeren. De dust bowl ballads vertellen het verhaal van een voortdurende zoektocht naar een plek waar het beter zal zijn, naar het westen, een bestemming die bijna mythische proporties aanneemt. Het zijn meer dan eigentijdse sociale documenten. Ze houden de geschiedenis levend. In het werk van Ry Cooder, Arlo Guthrie, maar recenter ook in dat van Bruce Springsteen, Billy Bragg en Wilco, worden deze verhalen altijd weer verteld.
| |
| |
| |
The dust bowl
In de twintiger en dertiger jaren verkeerde een groot gedeelte van de landbouwgrond op de uitgestrekte prairies van het Amerikaanse Midwesten in een slechte staat. De omstandigheden om landbouw te bedrijven in dit gebied zijn toch al niet ideaal; een groot deel van de grond vergt er curatieve of preventieve behandeling om grond geschikt te maken voor intensieve landbouw. Dit geldt natuurlijk met name voor de goedkoopste grond, die het eigendom was van de armste boeren die niet het geld hadden voor de speciale behandeling die hun grond nodig had. Ze kochten een klein stuk land en bewerkten het intensief. Ze konden het zich niet veroorloven verantwoord met de grond om te gaan, en deden dat dan ook niet. Eigenlijk was hun grond ongeschikt voor tarwebebouwing, maar tot de jaren dertig werd het land voor niets anders gebruikt - de markt vroeg er immers om. De boeren belastten de grond te zwaar, en een langdurige droogte putte de grond nog verder uit. Dit leidde uiteindelijk tot de ‘dust bowl’; een reeks grote zandstormen waardoor de landbouwgrond werd verwoest en waardoor de boeren werden verdreven.
The black blizzards roll in
Achteraf gezien hadden de zandstormen in theorie wellicht voorkomen kunnen worden, maar in de praktijk was dat onmogelijk. De boeren waren in een vicieuze cirkel beland waaruit ze onmogelijk konden ontsnappen. Zelfs als ze hadden geweten wat de consequenties waren van de wijze waarop ze landbouw bedreven, dan hadden ze er nog niets aan kunnen doen. In theorie stonden er twee oplossingen voor hen open. Ze hadden ofwel eens in de zoveel tijd de grond braak moeten laten liggen, ofwel ze hadden eens in de zoveel tijd van gewas moeten wisselen. Beide benaderingen waren in de praktijk onhaalbaar.
De ‘dust bowl’ was een hoofdzakelijk door menselijk handelen veroorzaakte ramp. Er was een verklaring voor en er bestonden mogelijke agrarische oplossingen. Het wekt geen verbazing dat de rationele, feitelijke kant in de liedjes grotendeels afwezig is. In ‘The Great Dust Storm’, dat begint als een min of meer feitelijk relaas, beschrijft Woody Guthrie vervolgens hoe de mensen de zandstormen ervoeren als iets dat even onvermijdelijk was als het laatste oordeel. En in zekere zin was dat natuurlijk ook zo. Als de mensen wilden eten, moesten ze geld verdienen. Als ze geld wilden
| |
| |
verdienen, moesten ze gewassen verbouwen. En als ze gewassen verbouwden, putten ze daarmee de grond uit. De boeren waren zich niet bewust van deze vicieuze cirkel en zagen de rampen daarom als een onvermijdelijk noodlot.
On the fourteenth day of April in 1935
There struck the worst of dust storms that ever filled the sky
[...]
From Oklahoma City to the Arizona Line Dakota and Nebraska to the lazy Rio Grande It fell across our city like a curtain of black rolled down
We thought it was our judgement, we thought it was our doom
‘The Great Dust Storm’ is geen protestlied. De stormen worden beschreven als onverklaarbare, tragische gebeurtenissen, als het noodlot van de boeren. Nergens wordt geopperd dat de overheid wellicht iets zou kunnen doen om de rampen te voorkomen, of dat slecht beleid ze mede zou kunnen hebben veroorzaakt. ‘The Great Dust Storm’ is niet tegen iets of iemand gericht. In de ‘worst of dust storms’ wordt de hand van God gezien, en een aanleiding tot berusting, niet tot protest.
Ook het gegeven dat de stormen zo overweldigend waren, droeg bij aan deze zienswijze. De stormen veroorzaakten totale duisternis op het midden van de dag. De grote zwarte wolken die dreigend achter kleine boerderijtjes opdoemden, joegen zelfs de dieren angst aan. Het fenomeen smeekte bijna om een metafysische verklaring. Sommige slachtoffers vergeleken het met het einde van de wereld, een verklaring waar boeren gevoeliger voor waren dan voor de feitelijke rationaliteit van de officiële instanties. ‘The American people, including the migrants, found [...] a kind of unconscious comfort in viewing the storms as a judgement from the Almighty.’ (Stein 1974, p. 14)
Hoewel de meeste getroffen boeren in het Midwesten bleven en zich door de ‘dust bowl’ heen sloegen, gingen velen weg, omdat ze geloofden dat de situatie hopeloos was en dat het elders onmogelijk slechter kon zijn. Ze reisden met hun families, meestal met de auto, en bijna altijd naar het westen. Ze lieten alles wat ze bezaten achter en gingen een onzekere toekomst tegemoet in het westen, in de hoop de ‘dust bowl’ voor de ‘fruit bowl’ in te ruilen, zoals Woody Guthrie het verwoordt in ‘Talkin' Dust Bowl’.
The rain quit and the wind got high
Black old dust storm filled the sky
I traded my farm for a Ford machine,
Poured it full of this gasoline
And started... rockin' and rollin'
Out to the old California... fruit bowl
De motieven van dit liedje zijn typerend voor veel dust bowl ballads. Ten eerste wordt verhuizen gezien als de beste oplossing. De boerderij wordt opgegeven en verkocht om een auto te kunnen kopen. Door te reizen komt een hoopvoller toekomst binnen handbereik. Het tweede belangrijke thema is de aantrekkingskracht van het westen. Californië wordt afgeschilderd als een ‘fruit bowl’, als een ideale plaats voor landbouw. Dit zijn de ‘dust bowl’-varianten op twee thema's die zowel in de blues als in de folk een centrale rol spelen: reizen als het middel bij uitstek om verbetering in je situatie aan te brengen en de mythische aantrekkingskracht van het onontgonnen westen.
| |
Reizen...
Voor de boeren was er niets romantisch aan reizen; hun motivatie was voornamelijk pragmatisch. Vaak was de grote stad de plek waar ze hun hoop op gevestigd hadden. In industriesteden als Pittsburgh, Chicago of Detroit was er eenvoudigweg een grotere kans een baan te vinden. Blueszanger Bob Campbell werd geconfronteerd met de problemen van de landbouw en werd aangetrokken door de reputatie van Detroit als een plaats waar je makkelijk een baan kon vinden.
I'm goin' to Detroit, I'm gonna get myself a job, I'm tired of layin' around here workin' on the starvation farm (Oliver 1990, p. 31)
Ook Los Angeles was een grote stad en had dus dezelfde reputatie als de industriesteden in het noorden; dat het makkelijk was er een baan te vinden. Vooral vanaf het begin van de Tweede Wereldoorlog was er veel werk in de oorlogsindustrie en nam de migratie van arbeiders enorm toe. Een boer uit Oklahoma merkte op: ‘They're goin' to California like they used to go to Michigan’ (Lange/Taylor 1969, p. 56).
Waar de bluesmuzikanten over Highway 51 en 61 zongen, daar was het Highway 66 die bekend kwam te staan als ‘the highway of the migrants’. Deze weg voert op haar weg naar Californië door Missouri,
| |
| |
Oklahoma en het noorden van Texas. Sommige boeren gingen van katoenveld naar katoenveld, en voor hen gaf de snelweg de richting aan. Highway 66 passeert plantage na plantage, en de reis naar Californië kon maanden of zelfs jaren duren voor de katoenboeren, die zich al naar gelang het seizoen voor korte tijd ergens vestigden om vervolgens weer verder te trekken. Een boer uit Arkansas vertelde het zo: ‘We're bound for Kingisher, Oklahoma, to work in the wheat, and Lubbock, Texas, to work in the cotton. We're trying not to, but we'll be in California yet’ (Lange/Taylor 1969, p. 48). Woody Guthrie beschrijft Highway 66 als de weg bij uitstek voor de geplaagde migranten in zijn ‘66 Highway Blues’.
There is a High way from coast to coast,
I'm a goin' down that Road with Troubles on my Mind,
I got theet 66 High way Blues
Highway 66 is de meest legendarische, maar zeker niet de enige ‘migrant highway’. Bij wijze van epigram begint de uitgave uit 1969 van An American Exodus, de fotodocumentaire over de ‘dust bowl’-migratie, met een foto van Highway 54 met daarbij een anonieme opmerking die een echo lijkt te zijn van Robert Johnsons ‘Rambling on my mind’: ‘I've got the road in my head.’ De snelweg is meer dan enkel een manier om ergens te komen. Net zoals in de blues vormt de weg niet enkel een route naar de hoopvolle horizon, maar wordt hij ook zelf tot een symbool voor hoop en ontsnapping.
Het beste voorbeeld van de manier waarop de mogelijkheden die het westen bood, gecombineerd of, wellicht nauwkeuriger, verward werden met de mogelijkheden die het noorden bood, is een lied van Robert Johnson, de beroemdste vertolker van de deltablues. Hij is geboren in het kleine Hazlehurst, Mississippi en heeft de staat tijdens zijn leven vrijwel nooit verlaten. De werkelijkheid mocht de mythologie niet in de weg staan: hij zong over ‘the land of California, my sweet home Chicago’, waarmee hij die winderige stad dus in het warme Califonië plaatste. Johnsons ‘vergissing’ is een indirecte indicatie van de groeiende reputatie die Californië in het zuiden van de Verenigde Staten genoot.
| |
...naar het westen
Kwantitatief was de invloed van de ‘dust bowl’ op de migratie niet heel groot. De geschiedenis van het zuidelijke Californië is één grote opeenvolging van hausses, en de ‘dust bowl’-volksverhuizing vormt slechts een van de vele fasen in dat proces. Wat de ‘dust bowl’-migranten onderscheidt van eerdere generaties is dat de boeren uit Oklahoma arme mensen waren, die niet zozeer op zoek waren, als wel op de vlucht. Hun eerste zorg was niet een nieuw bestaan op te bouwen, maar het oude te ontvluchten. Maar het idee dat de volksverhuizing naar Californië veroorzaakt werd door de omstandigheden thuis kan enkel een deel van de waarheid zijn. Het is zeker aannemelijk dat de reden voor de massale volksverhuizing in de eerste plaats gevormd werd door slechte omstandigheden thuis, maar daarmee is nog niet verklaard waarom juist Californië zo populair was als eindbestemming. Blijkbaar was Californië de hoop op een beter leven gaan belichamen. Maar hoe heeft dat beeld kunnen ontstaan?
Ten eerste was er het bekende idee van het westen als de plek van de nieuwe mogelijkheden. Pioniers gingen traditiegetrouw naar het westen, of ze nu op zoek waren naar goud, geluk, of landbouwgrond, en Californië was eenvoudigweg ‘the last frontier’.
Toerisme was een andere factor die de mythologie aanwakkerde. Om het toerisme aan te moedigen werden aan Californië mythische kwaliteiten toegeschreven. De reputatie van Californië als ‘fruit bowl’, het gebied waar je als boer niet kon mislukken, vond mede haar oorsprong in de reclamepraatjes die rijke lieden moesten verlokken om in Californië op vakantie te gaan. Sommigen van hen bleven in Californië. De vroegste generaties zetten fruitkwekerijen op en profiteerden van het alsmaar aanzwellende toerisme. Hierdoor ontstond de mythe van eeuwig goed weer, ongelofelijke oogsten en een comfortabele afwezigheid van rampspoed.
Dit beeld werd op zijn minst gedeeltelijk gecreëerd door organisaties als de All-Year Club, een reclamebedrijf dat het hele jaar door toeristen poogde te lokken. Dergelijke ‘clubs’ waren in eerste instantie gericht op rijke lieden - en zoals eerder gezegd niet zonder succes. Maar de rijken waren niet de enigen die de verhalen over het zonnige zuidelijke Californië vernamen. Zoals de meeste reclamecampagnes van dit type was de All-Year Club té succesvol. De advertenties van de club waren mede verantwoordelijk voor de gigantische instroom van verpauperde boeren uit Oklahoma en Arkansas in de jaren dertig. Het is niet waarschijnlijk dat deze advertenties de kleine boerderijtjes op het platteland van Oklahoma bereikten, maar zelfs als ze niet de directe aanleiding vormden, droegen ze zeker
| |
| |
(Sharon Hagen)
| |
| |
bij tot de beeldvorming van Californië als een waar paradijs. Zoals Ry Cooder zijn Nederlandse publiek vertelde, circuleerden er in het Midwesten ansichtkaarten waarop Death Valley de ‘purple valley’ werd genoemd.
De sporen van deze verkooppraatjes kunnen makkelijk teruggevonden worden in de folkliederen over Californië. Er wordt in deze liedjes vaak naar het wonderbaarlijke klimaat verwezen en naar het heilzame effect ervan op de landbouw. Als Woody Guthrie naar Californië gaat, gaat hij naar ‘where them grapes and peaches grow’, dan gaat hij ‘from that dust bowl to the peach bowl’. En hoewel de hoop en de verwachtingen voornamelijk economisch van aard zijn, wordt Californië altijd geïdealiseerd tot een waar paradijs, en wordt het gebied geassocieerd met wonderen. De bijna kinderlijke verkooppraatjes over formidabele oogsten en wonderbaarlijk snel groeiend fruit droegen hoogstwaarschijnlijk aanzienlijk bij aan dit beeld.
That money grew on trees,
That everyone was going there
Just like a swarm of bees
In dit fragment komen verscheidene beelden samen die een idealistische kijk op Californië geven. Zowel de natuurlijke als economische omstandigheden worden als bovennatuurlijk voorgesteld. Er is geld, en dat groeit aan de bomen. Bovendien wordt door de vergelijking van mensen en bijen een overeenkomst geïmpliceerd tussen Californië en een bloem.
De belangrijkste factor was vermoedelijk mondtot-mondreclame. De succesvolle kolonisten (en de eerste generaties waren vaak behoorlijk succesvol) deden verslag van hun belevenissen aan hun families die in Oklahoma waren achtergebleven. Vaak besloten deze families zich bij hen aan te sluiten. Bovendien deden deze succesverhalen ook in bredere kring de ronde en ontstond er daardoor onder grote delen van de bevolking het beeld dat Californië een geweldig gebied was voor landbouw. Stein citeert een migrant die een vriend achterna reisde die ‘was out here [Californië, BM] last year, went back to Oklahoma telling folks he hadn't had any trouble getting work at higher pay’ (Stein 1974, p. 24). En Woody Guthrie vertelt in zijn autobiografie over een brief van zijn tante Laura, waarin zij schreef: ‘... when Texas is so dusty and bad, California is so green and pretty. You must be twenty-five by now, Woody. I know I can get you a job here in Sonora. Why don't you come?’ (Guthrie 1970, p. 249) Deze verhalen hadden veel meer impact dan de ontmoedigingspropaganda die de boeren van Oklahoma ervan poogde te overtuigen dat er daar geen werk was. Het positieve beeld, gecreëerd door reclamepraatjes en door de eerste kolonisten, bleek erg hardnekkig te zijn. Wat bleef hangen was het idee dat het voor een boer eenvoudig was om werk te vinden in Californië. De volgende regels zijn afkomstig uit een lied van Jack Bryant:
They say, ‘Come on, you Okies,
Bring along your cotton pack
You can pick the whole year round’
Het is veelbetekenend dat dit lied over een verhaal gaat en dat de positieve opmerkingen over werk in Californië tussen aanhalingstekens staan. ‘Sunny Cal’ heeft een reputatie in Oklahoma; de zanger vertelt niet over zijn persoonlijke ervaringen, maar verwijst naar wat algemeen bekend wordt verondersteld: ‘you've heard the story’ en ‘they say’. Dit is tevens een indirecte aankondiging van de teleurstelling die wel eens zou kunnen volgen.
| |
Californië
Californië kon de hooggespannen verwachtingen niet altijd waarmaken. De houding tegenover de nieuwe woonplaats was vaak ambivalent. De mogelijkheden waren er wellicht, maar niet iedereen kon ervan profiteren.
Vooral in de eerste stadia van de volksverhuizing waren er veel boeren die erin slaagden een nieuw bestaan op te bouwen. Deze mensen pasten wonderwel in de American dream en hun verhalen werden dan ook gretig door journalisten opgetekend die gewoonlijk meldden ‘that America's losers had become modest winners’ (Gregory 1989, p. xiv). Zij vormden het levende bewijs dat de American dream nog altijd werkte en dat iedereen in dit land gelijke kansen kreeg. Zoals ik hierboven beschreef, bereikten deze succesverhalen ook Oklahoma waar ze nog meer mensen ertoe aanzetten hun geluk in Californië te beproeven. Niet al deze migranten waren even succesvol. Het was tenslotte de tijd van de grote depressie.
Als gevolg van de wijze waarop in Californië landbouw werd bedreven, was er daar enkel aan
| |
| |
seizoensarbeid een reële stabiele behoefte. Tijdens de oogst waren er vele arbeiders nodig, maar zodra die aangevoerd waren, was de werkgelegenheid verdwenen: de boeren waren reizigers geworden. In tegenstelling tot de Mexicaanse en Japanse arbeidskrachten, die aan deze procedure gewend waren, brachten de ‘dust bowl’-migranten al hun bezit en hun hele gezin met zich mee, in de hoop zich definitief in Californië te vestigen. ‘And this is a new thing in migrant labour, for the foreign workers were usually imported without their children and everything that remains of their old life with them.’ (Steinbeck 1938, p. 2)
Elk jaar zaten de gezinnen in de winter zonder werk en zonder eten. John Steinbeck schreef een pamflet over deze situatie, Their Blood Is Strong, waarin hij het landbouwbeleid een mislukking noemt. Hij noemt de situatie onmenselijk en roept de Californische overheid op er iets aan te doen. De migrant was een politiek probleem geworden.
De eerste reactie van de autoriteiten was potentiële migranten af te schrikken door borden langs de Highway 66 te plaatsen waarop teksten stonden geschreven zoals ‘No jobs in California. No
State-Relief Available for Non-Residents.’ En die migranten die deze waarschuwingen in de wind sloegen (en dat waren er velen), bemerkten tot hun schrik dat de gastvrije Californische mentaliteit van weleer drastisch was veranderd. Ze werden ‘Arkies’ en ‘Okies’ genoemd en daar werd meer mee bedoeld dan enkel hun herkomst. ‘Okie’ werd een benaming voor arme blanken; het betekende mislukkeling en was een uiting van minachting. ‘You take some of these guys and give them the best land in the Garden of Eden and they'd starve to death’, merkte een Californische boer op (geciteerd bij Gregory 1989, p. 101). Negatieve vooroordelen tegenover immigranten was natuurlijk niets nieuws, maar de vorige generaties waren steeds buitenlanders geweest: Mexicanen en Japanners. Er was nu veel meer protest en sociale onrust, vermoedelijk om de cynische reden dat het ‘white, old-stock American natives, Protestant Americans, rural Americans’, betrof ‘who were now bearing the grunt of prejudices traditionally addressed to “foreigners”’ (Gregory 1989, p. 102). Een belangrijk argument uit de conclusie van John Steinbecks Their Blood Is Strong - dat was geschreven met de bedoeling om het voor de zwakkeren op
| |
| |
te nemen - was dat de nieuwe migranten ‘are of the best American stock, intelligent, resourceful’. Niemand nam het op voor de Mexicaanse en Japanse arbeiders.
De veranderende opvattingen worden duidelijk weerspiegeld in de liedjes. Een folksong uit Oklahoma van het eind van de dertiger jaren is pessimistisch van toon en het beeld van het westen dat erin geschilderd wordt, verschilt drastisch van de ‘poor man's heaven’ uit oudere liedjes:
If you ever come out West,
Have your pockets full of money,
And you'd better be well-dressed
De mogelijkheid van een teleurstelling die enkel indirect aan werd gegeven in oudere liedjes, is expliciet geworden. De waarheid is hard: je moet rijk zijn om het te maken, of je nu in Californië bent of ergens anders.
Het lied dat dit verhaal het meest volledig vertelt, is Woody Guthries ‘Do Re Mi’. Ik zal het volledig citeren, omdat het alle stadia van de volksverhuizing beschrijft en vele elementen benoemt die ik hierboven heb beschreven.
Lots of folks back east, they say, leavin' home every day,
Beatin' a hot old dusty trail to the California line
Cross the desert sands they roll, gittin' out of the old dust bowl;
They think they're goin' to a sugar bowl, here's what they find:
The police at the port of entry say:
‘You're number fourteen thousand for today’
If you ain't got the Do Re Mi,
Better go back to beautiful Texas,
Oklahoma, Kansas, Georgia, Tennessee,
California is a Garden of Eden,
A paradise to live in or see.
But believe it or not, you won't find it so hot,
If you ain't got that Do Re Mi.
If you want to buy a home or farm, that can't do nobody harm,
Or take your vacation by the mountains or sea.
Don't trade your old cow for a car, better stay right where you are,
Better take this little tip from me:
‘Cause the governor on the radio today
Jumped up to the microphone and he did say:
If you ain't got that Do Re Mi...
Dit lied vertelt het hele verhaal. Het geeft de aanvankelijke reden aan om te vertrekken (‘that old dust bowl’), het weerspiegelt de hoop van de reizigers (‘sugar bowl’ en ‘Garden of Eden’), het vertelt over de reis (‘dusty trail’), over de teleurstelling (‘you won't find it so hot’), en over de waarschuwingen van de autoriteiten (‘governor on the radio’). Het toont de houding van de inwoners van Californië; zowel die van de overheid (‘the police at the entry’) als die van het grote publiek: als je op vakantie wilt en je hebt geld, ben je van harte welkom, maar anders kun je beter weggaan.
De meeste boeren gingen niet weg, maar bleven in Californië, of ze nu succesvol waren of niet. Ze hadden geen keus. Vanuit Californië is het onmogelijk nog verder naar het westen te gaan. Californië is de ware ‘final frontier’ in Amerika. Als je het hier niet maakte, had je je laatste kans verprutst. Er zijn een paar liedjes waarin de hopeloosheid van deze situatie omgezet wordt in de wens nog verder te trekken, al blijft de bestemming vaag en lijkt het niet meer zo gemakkelijk als vroeger om verder te blijven gaan:
How can you keep on moving, unless you migrate too?
They tell you to keep on moving, but migrate you must not do
The only reason for moving, and the reason why I roam,
To move to a new location, and find myself a home
Hier is berusting niet langer een belangrijk thema. Dit liedje is overduidelijk een aanklacht tegen de autoriteiten (‘they’) met hun onmogelijke eisen. De toon is nu bitter. Het uiterste westen was bereikt en desondanks wilden ‘ze’ nog steeds dat je verder ging. In het kader van de reputatie van Californië als ‘the true and final frontier’ is dat een keiharde veroordeling.
| |
Een geschiedenis geschreven door muzikanten
Er zijn verschillende manieren om de geschiedenis van de ‘dust bowl’ te vertellen. Het is een voorbeeld van
| |
| |
‘human endurance in the face of natural adversity - or as a symbol of human irresponsibility in the face of natural fragility’ (Cronon 1992, p. 1369). Geen van deze verklaringen verdient de voorkeur boven de andere. Het zijn twee gelijkwaardige manieren om het verhaal te vertellen.
De teksten weerspiegelen de behoefte van de mensen om hun problemen tot een verhaal te maken, om betekenis te geven aan wat hen overkomt. ‘Without some plot to organize the flow of events, everything becomes much harder - even impossible - to understand’ (Cronon 1992, p. 1351). Vanuit dit perspectief vormen de dust bowl ballads de mythologie van de getroffen boeren.
De autoriteiten en de landbouwkundigen presenteerden de ‘dust bowl’ als een door menselijk handelen veroorzaakte ramp, maar de slachtoffers creëerden een verhaal waarin het noodlot en de straf van God een centrale rol speelden. Het verhaal zoals het verteld is door de folkzangers, en met name door Woody Guthrie, is een verhaal van hoop en ellende. De teksten gaan bijna altijd over een andere plek, waar de hoop op een beter leven op geprojecteerd wordt. De boer uit Oklahoma zingt over de ‘fruit bowl’, maar de migrant hoort in Californië dat hij beter terug kan keren naar ‘beautiful Texas, Oklahoma, Georgia...’ De boer uit Oklahoma verlaat huis en haard op zoek naar een ‘poor man's heaven’, maar de werkelijkheid is dat een ‘Okie’ niet welkom is als hij geen geld heeft.
Het is interessant om te zien dat de oudere liedjes de politieke kant van de zaak veel minder belichten dan wellicht verwacht zou worden. De muzikale tegenhangers van de argumenten van historicus Carey McWilliams of van het pamflet van John Steinbeck kunnen enkel gevonden worden in liedjes die pas later, achteraf, geschreven zijn. De liedjes uit de tijd zelf gaan over individuele ontberingen. Het verlangen de wereld te veranderen komt amper voor, zelfs niet in de meeste dust bowl ballads van Woody Guthrie, wiens teksten een sterke sociale dimensie hadden.
Folk vervulde een vergelijkbare functie als de blues. Folk vertelt over de ellende en de mislukkingen van de armen, maar weerspiegelt ook hun hoop, een hoop die gevestigd was op mobiliteit en op het belangrijkste symbool voor die mobiliteit: de snelweg. Het verhaal van de ‘dust bowl’ is vanuit dat perspectief het verhaal van de reis, van een eeuwige zoektocht naar een plek waar het beter is.
Waar Ry Cooder de oorspronkelijke verhalen nieuw leven inblies, daar plaatst Bruce Springsteen de verhalen in hun historische context met zijn recente The Ghost of Tom Joad (1995). Alle vertrouwde elementen spelen hun rol: de ramp (‘Dry Lightning’), de mythische betekenis van de snelweg (‘Highway 29’) en de onvermijdelijke trek naar het westen (‘Goin' someplace there's no goin' back’). Springsteen legt ook het verband tussen de dagen van de depressie en de huidige crisis in de Amerikaanse binnensteden. De aan de ‘dust bowl’ ontleende beelden hebben de dertiger jaren overleefd en dat is voor een belangrijk deel te danken aan de muziek.
Bertram Mourits is aio bij het instituut Nederlands van de Universiteit Utrecht. Daar promoveert hij op een proefschrift over de jaren zestig. Hij heeft een jaar in het Midwesten gewoond en is fan van Ry Cooder.
| |
Literatuur
William Cronon, ‘A Place for Stories: Nature, History and Narrative’. In: The Journal of American History 78 (1992) 4, pp. 1347-1376. |
James N. Gregory, American Exodus. The Dust Bowl Migration and Okie Culture in California. New York/Oxford 1989. |
Woody Guthrie, Bound for Glory. New York 1970. |
R. Douglas Hurt, The Dust Bowl. An Agricultural and Social History. Chicago 1981. |
Dorothea Lange/Paul Schuster Taylor, An American Exodus; A Record of Human Erosion in the Thirties. New Haven/London 1969. |
Alan Lomax (red.), Hard Hitting Songs for Hard-Hit People. New York 1967. |
Paul Oliver, Blues Fell This Morning. Meaning in the Blues. Cambridge 1990. |
John Rogers Puckett, Five Photo-Textual Documentaries from the Great Depression. Ann Arbor 1984. |
Walter J. Stein, California and the Dust Bowl Migration: Contributions in American History, Number 21.
Westport/London 1974. |
John Steinbeck, Their Blood Is Strong. San Fransisco 1938. |
Carey McWilliams, Ill fares the land. Migrants and Migratory Labor in the United States. New York 1967. |
Carey McWilliams, Southern California: An Island on the Land. Salt Lake City 1988. |
| |
Discografie
Ry Cooder, Into The Purple Valley. Reprise Records, 1972. |
Woody Guthrie, Dust Bowl Ballads. Folkways, 1941. |
Robert Johnson, King Of The Delta Blues Singers. Columbia Records, 1961. |
|
|