De bolsjewistische kleuterjaren van twee P.C. hooftprijswinnaars
Was Karel van het Reve vooral een sceptische analyticus, die valse pretenties genadeloos doorprikte, zijn nog levende broer kent, bij alle nuchterheid die ook hem eigen is, de hang naar het mateloze en bizarre. Wat hen verbond, was hun neiging tot choqueren, hun grote stilistische begaafdheid en een diepe afkeer van het communisme, de wereldbeschouwing van hun jeugd.
Gerard (van het) Reve heeft eens beweerd dat hij zijn eigenlijke kunstenaarschap van zijn moeder heeft geërfd, maar zijn verbale vermogen van zijn vader. Dat deze vader, G.J.M. van het Reve, zeer vaardig was met de pen, wordt duidelijk in Kleine Bolsjewieken. De kleuterjaren van Karel en Gerard (van het) Reve, een vermeerderde herdruk van het boekje dat in een onofficiële uitgave in 1999 verscheen. De schrijver is Nop Maas, bekend als de bezorger van Gerard Reves Verzameld werk en editeur van diverse brievenbundels van dezelfde auteur.
G.J.M. van het Reve was tussen 1918 en 1930 als journalist werkzaam bij De Tribune, het dagblad van de Nederlandse communistische partij. Het waren de jaren waarin zijn twee zoons werden geboren - Karel in 1921 en Gerard in 1923 - en opgroeiden. Tot hij in 1930 werd weggezuiverd uit de CPH, en bijgevolg uit De Tribune, stelde hij, met enkele onderbrekingen, voor de krant van zaterdag een kinderpagina samen. Onder het pseudoniem Oom Jaap vertelt hij zijn jonge lezers over zijn gezin, bestaande uit zijn vrouw en de zoons Jaap (Karel) en Jantje (Gerard). Zijn vrouw heet Tante Nel, maar niet zij is de vermoedelijke schrijfster van de versjes die wekelijks in ‘Het Kinderhoekje’ verschenen, doch een zekere M. Stam-Ponsen. Uit het boekje van Maas valt niet op te maken wie dit is geweest.
Vanzelfsprekend doet de ideologie van De Tribune zich ook gelden op de kinderpagina. Het vers waarin een arm en ziekelijk kind Sinterklaas om brood vraagt, eindigt aldus: ‘Jantje hoeft niets meer te hebben... / Die is dood, hij was niet sterk... / Maar voor vader, Sinterklaasje... / Geeft hem toch gauw weer werk!’ (p. 20) En als kleine Jaap en zijn vader gezamenlijk een vlieger oplaten, is het een rood exemplaar, getooid met hamer en sikkel. Dezelfde symbolen sieren de vlieger die wordt beschreven in De laatste jaren van mijn grootvader: ‘Hij was bijna even hoog als ikzelf en met wit linnen bekleed. Om onze revolutionaire gezindheid te doen blijken, was van rode zijde op het midden het sikkel-en-hamerembleem aangebracht’ (Gerard Reve, Verzameld werk, deel 1, p. 10-11).
Oom Jaap vertelt veel over de lotgevallen van zijn kinderen en de grappige uitspraken die zij doen. Zo wil kleine Jaap de meeuwen in het water met een handdoek droogwrijven en stoot hij bij de imitatie van een blinde met een