Behalve het landschap worden de mensen van de Peel bezongen. Dit gebeurt op een manier die doet denken aan Jacques Brels beschrijvingen van personen in zijn omgeving; zowel met al dan niet milde spot als met mededogen. Een voorbeeld is het lied ‘Koning Hay’, over een gelijknamig personage dat in zijn buitenissigheid doet denken aan de naamgever van Rowwen Hèze. ‘Heej scheidt op iedereen, heej vloekt de ganse daag, goeit kilo's spek met eier en jenever in zien maag’, zingt Poels over Hay die als een vorst over zijn eigen kleine wereldje regeert. Hoewel deze figuur als zeer onaangenaam wordt geschetst, wordt zijn gedrag noch veroordeeld, noch belachelijk gemaakt. Daarentegen maakt Poels de tragiek van Hay aannemelijk. Hij vertelt dat Hay soms van de pijn naar buiten kruipt en tegen beter weten in schreeuwt dat hij geen hulp nodig heeft: ‘'t wuurd allien mar erger van dat medische geneuk’, meent Hay. De vorst loopt echter elke dag iets krommer en daarmee groeit hij steeds dichter naar de grond, naar de dood.
Poels toont zich een scherp observator van zijn eigen omgeving en de mensen daarin. Hij weet deze observaties in zijn teksten uit te tillen boven het particuliere, ze blijven niet op het dorpsniveau hangen. Als we om ons heen kijken kennen we allemaal wel een opa, een oom, een buurman, een stads- of dorpsgenoot even koppig als Koning Hay. Zo'n persoon die voortdurend zijn mening geeft terwijl niemand erom vraagt. De verwijzingen naar een landschap dat de meesten niet zo ervaren zullen hebben als Poels, maken de gedachten achter ‘De Peel in brand’ en ‘Goud’ niet minder herkenbaar. Ieder denkt soms met weemoed terug aan het kind-zijn, toen eten, spelen en slapen de voornaamste zorgen waren en het gebrek aan begrip over het leven met fantasie gecompenseerd werd. Ook zal eenieder de hang naar mystiek uit ‘Goud’ herkennen. Daar hoef je geen Gerard Reve voor te heten.
Het universele van de liedjes wordt versterkt doordat Poels niet schroomt om sententies of levenswijsheden in zijn liedjes te verwerken. In ‘Heilige Anthonius’ worden door de ‘ik’ zaken opgesomd die hij in zijn leven verloren heeft: een jas bijvoorbeeld, een paar handschoenen, schoolboeken en uiteindelijk ook een persoon die zonder afscheid te nemen vertrekt. Hij richt zich in onbegrip over zoveel verloren zaken tot de Heilige Anthonius, in katholieke kringen de heilige die zich over je ontfermt als iets zoek is. Anthonius vertelt de ik-figuur niet waar hij het verlorene kan terugvinden, maar troost hem met de gedachte dat de verloren zaken ondanks het verlies ervan, altijd van waarde blijven: ‘Soms is het baeter iets moeis te verleeze, baeter verlieze dan dat ge 't noeit het gehad’. Als je dat beseft valt er eigenlijk niets meer te verliezen. ‘Heilige Anthonius’ zegt: treur niet over verloren zaken, want je hebt de kans gehad ervan te genieten. Het lied bepleit de berusting in de onafwendbaarheid van verlies. ‘De neus umhoeg’ gaat over de berusting in de dood. Met de onafwendbaarheid van het verlies van je leven dien je volgens Poels als volgt om te gaan: ‘Neet mier aan denke, 't het toch gen nut, want vanaf 't begin, zien ow kaarte geschud.’ Als mens sterf je en daar is niets aan te doen, zegt de tekst onomwonden. Het lied kende de nodige populariteit, ondanks het niet hitfähige thema. Het refrein van het lied is verraderlijk aanstekelijk: ‘Weef goan allemoal, oh oh oh, allemoal met de neus umhoeg’. Behalve aanstekelijk is het ook misleidend; bij een eerste luisterbeurt ben je geneigd te denken dat je luistert naar een carnavalslied dat gaat over het ‘dansen’ van de polonaise. De muzikale frivoliteit van het liedje mag dan een plaagstootje lijken, het weet wel degelijk te troosten, zoals ook ‘Heilige Anthonius’ weet te
troosten.
Deze berusting in de onvermijdelijke loop van het leven lijkt compleet in strijd met de doodsangsten die Poels op reis uitstaat en met de eenzaamheid en melancholie die hem op de plek van bestemming overvallen. Als Poels in zijn teksten een reis beschrijft, zijn de rollen in vergelijking met de opgevoerde moeder uit de eerdergenoemde schlager omgedraaid: het is niet de moeder die haar jongen smeekt thuis te komen, de jongen smeekt zelf of hij alsjeblieft naar huis mag. Reizen bezorgt Poels namelijk angsten en stress. In de NPS-documentaire is te zien dat de leden van Rowwen Hèze, Jack Poels incluis, zeer genieten van de rondreis door hun