ging er de laatste jaren van zijn leven prat op “steeds slechter” te gaan schrijven. Hij bedoelde daarmee dat hij zich, om in zijn verhalen en romans uit te drukken wat hij wilde, genoodzaakt voelde te zoeken naar uitdrukkingsvormen die steeds meer afweken van de heersende vorm, de genius van de taal uit te dagen en te proberen de taal ritmes, regels, vervormingen en vocabulaires op te leggen, zodat zijn proza met meer geloofwaardigheid de personages of gebeurtenissen die hij verzon kon weergeven.’
Het gevaar dat in een boek als Het geheim van de schrijver schuilt, is dat het juist bevestigt wat Vargas Llosa de ‘heersende vorm’ noemt. Door de nadruk te leggen op de methoden en technieken en te pleiten voor de traditionele, realistische roman met een begin en een eind, een karakterontwikkeling en een dramatisch conflict, lijkt er nog maar één soort roman te bestaan, die bovendien nog eenvoudig in elkaar te zetten is. Alle ongrijpbare elementen die van creatief schrijven literatuur maken, lijken van tafel te zijn geveegd omdat zij niet rationeel te verklaren zijn.
Zo ontstaat er een regime in het land der letteren dat vergelijkbaar is met dat van Hollywood in de film. Veel hedendaagse literatuur zal technisch van goede kwaliteit zijn, maar tegelijkertijd eenvormig, voorspelbaar en al vergeten voordat ze uitgelezen is. Recentelijk typeerde Jeroen Vullings deze ontwikkeling als ‘De triomf van de middelmaat’. In een artikel in Vrij Nederland constateert hij in zijn kritische praktijk al bijzonder veel van dergelijk maakwerk tegen te komen. De ene na de andere uitgeverij brengt makkelijk weglezende, op specifieke doelgroepen gericht proza uit, dat precies volgens de regels in elkaar is gezet. Leeftijdsgebonden problematiek op het gebied van relaties, identiteit en vergankelijkheid, beschreven in een herkenbare, hedendaagse context verkoopt goed. Schrijvers als Karel Glastra van loon, Anna Enquist, Pauline Slot en Kees van Beijnum zijn stuk voor stuk kassuccessen.
Maar hoezeer deze auteurs de regels en wetten ook in acht nemen, hun fictie is volkomen rimpelloos. Het overschrijdt de grenzen van de dagelijkse realiteit niet meer, het vermaakt veel meer dan het verontrust. De lezers kunnen rustig gaan slapen. De nieuwe schrijvers anderzijds willen vooral glamourous en sexy zijn; het ‘schrijver zijn’ is voor velen van hen een doel op zich. En de eenvoudigste wijze waarop dat doel bereikt kan worden, is gehoorzamen aan de heersende vorm en meedeinen op de maatschappelijke onderstroom. Op dat moment verdwijnt de literatuur uit beeld.
De hele tijd dat ik de handboeken las en er over schreef, voelde ik mij een leerling tussen meesters, en ineens schoot mij de volgende zen-anekdote te binnen:
Een leerling-monnik komt bij zijn zenmeester en doet zijn beklag. Hij zegt: ‘Meester, ik verblijf nu al twintig jaar in dit klooster. Ik mediteer iedere dag, ik doe mijn werk met volle aandacht, verzorg de dieren met liefde, maak het eten altijd met toewijding klaar. Maar ondanks alles, ondanks dat ik dit nu al twintig jaar doe, heb ik nog steeds geen verlichting bereikt. Wat moet ik doen?’ Waarop de meester hem een klap in het gezicht geeft.