en noten is Meijsings roman een van de meest interessante boeken die ik de laatste tijd gelezen heb, veel intrigerender dan De naam van de roos. Eco's romanfiguren zijn vrij eendimensionaal, net zoals in de meeste thrillers overigens. Als ze vraatzuchtig zijn is de vraatzucht het enige motief om te handelen, als ze intelligent zijn is dat de intelligentie. Meijsings roman is daarentegen gevuld met realistische personages met, zoals dat hoort, tegenstrijdige gevoelens en belangen, mensen waar je geboeid naar op zoek wilt om te weten wat hen drijft. Op zich is dat nog niet zo bijzonder. Het interessante aan Meijsings roman heeft alles met filosofie te maken. Hij heeft een nieuw thema aan de Nederlandse letteren toegevoegd en er niet voor gekozen om de zoveelste Nederlandse roman over de oorlog of religie te schrijven. De ongeschreven leer handelt van de eerste tot de laatste letter over mensen en groeperingen die hun leven rond filosofie hebben opgebouwd. Het is daarmee bij mijn weten de eerste roman in Nederland die integraal de motieven van mensen om zich met wijsbegeerte bezig te houden onderzoekt; een roman kortom over de beoefening van het vak wijsbegeerte. En wie houden zich er met filosofie bezig? Juist, de dromerigestudent, de gesjeesde professor, de wereldverbeteraar, de autoritaire gelijkhebber, de cynicus, de hedonist, de leraar. Of meer in het algemeen intelligente wezens, niet zelden aseksueel, vaak wereldvreemd, meestal introvert. Mensen die op zoek zijn naar antwoorden op de fundamentele vragen van de mens. Waarom? Omdat ze een missie hebben of een geloof in het Grote, Goede of Ware, omdat ze intellectueel geprikkeld willen worden, omdat ze niet zonder boeken en teksten kunnen of omdat enkel de schoonheid van een zuivere redenering of theorie hen verleidt. Meijsing beschrijft het allemaal.
Eén eigenschap hebben al Meijsings romanfiguren in De ongeschreven leer gemeen. Op het moment dat de filosofen hun boeken verlaten en de echte wereld betreden gaat het mis en krijgen ze alleen maar tegenslagen te verwerken. Niets lukt, ze worden ontvoerd of vinden zelfs de dood. Father Gordon sterft op raadselachtige wijze, Kangers hoogleraar wordt ontvoerd, en als Kanger en Zelda elkaar ontmoeten volgt er geen ontknoping, want die er is niet. Hun daden worden niet beloond, ze raken al helemaal niet verliefd, hoewel je daar als lezer alle 487 pagina's lang op hoopt. (Heel anders dan in De naam van de roos, waar het mysterie wel wordt opgelost).
Plato zelf heeft aan den lijve ondervonden dat de mensen het niet op prijs stellen als filosofen in actie komen. In Syracuse probeerde hij een aantal malen een staat te stichten volgens zijn politiekfilosofische opvattingen. Het werd hem niet in dank afgenomen en hij kon ternauwernood aan de dood ontsnappen. Meijsing schrijft hierover: ‘De filosoof is als een man in een kooi met wilde beesten. Hij doet niet mee aan de laagheden van het gemeen, maar zijn macht is niet voldoende de strijd alleen te blijven voeren... Hij zou worden omgebracht voor hij enig goeds tot stand zou kunnen brengen.’ Dat moet hij dan ook niet proberen. Voor Meijsing is de filosoof veroordeeld tot een inert bestaan in de bibliotheek met boeken als zijn enige vrienden. In een tijd waarin filosofen juist steeds meer hun boeken verlaten om zich op de arbeidsmarkt te profileren als deskundigen in de meest uiteenlopende zaken - van medische ethiek tot bedrijfskunde - is deze opvatting filosofisch gezien haast een gevaarlijk standpunt te noemen.
Roeland Dobbelaer