naar iemand die weet waar de scheikunde-faculteit in Barcelona is: ‘Maar tenslotte kreeg ik er een te pakken die raad wist en... het chemiegebouw was nog geen honderd meter verderop! Richting centrum! En daarrr... nam ik me een sprint!’
Hoe komt Dop in Barcelona terecht? Eenmaal afgestudeerd stort de ingenieur zich op zijn briljante carrière, bij een Venezolaanse oliemaatschappij. Na twee jaar neemt hij teleurgesteld ontslag; doelloos keert hij terug naar Nederland. Daar ontdekt hij dat zijn studievriend Jack zelfmoord heeft gepleegd en stapt hij in zijn auto en rijdt naar Barcelona. Hier dwaalt hij een groot deel van het boek half waanzinnig rond. Hij probeert te reconstrueren waar het misging - waarom is hij geflopt? - door zijn studententijd aan de lezer te verhalen. In de studententijd van Dop neemt Jack een belangrijke plaats in. Jack studeert ook scheikunde maar vindt zijn studie onbelangrijk en werpt zich op de schilderkunst. Ondanks de grote verschillen kunnen de twee toch met elkaar opschieten.
In Barcelona blijkt dat Dop weinig geleerd heeft sinds zijn studententijd. Hij jaagt zijn toehoorders nog steeds weg met zijn oppervlakkige, ondoordachte stokpaardjes: het draait in het leven om macht en geld, God is onzin en Einstein een sukkel.
Het boek eindigt met een brief van Jack, waarin deze inmiddels dode vriend zijn filosofie uiteenzet. Deze uiteenzetting bestaat uit een verhandeling, rigoureus à la Aristoteles, waarin een aantal begrippen met elkaar in verband wordt gebracht, met als titel: ‘Gevoelens: de basis van het bestaan’. In sectie B1, een halve bladzij lang, wordt en passant afgerekend met twee problemen waar de filosofie na meer dan twee millenia nog steeds niet uit is: ‘zijn’ versus ‘niet zijn’ en ‘de zin van het leven’.
In een interview in Delta geeft Wille aan dat hij zichzelf bij het schrijven van zijn roman heeft opgesplitst in Dop, die voor geld en zekerheid kiest, en de gevoelsmens Jack. Het zou voor Wille spreken als hij bewust kreupele redenaties aan Jack zou hebben meegegeven - Jack is immers een gevoelsmens. Jammer genoeg ontkracht Wille deze voor hem gunstige uitleg in het voornoemde interview. Daarin verheldert hij Jacks filosofie met de volgende woorden: ‘Ik heb net De wereld van Sofie gelezen. Daarin vond ik dat het in de tijd steeds op en neer gaat of filosofen meer belang hechten aan het denken of meer aan het gevoel. Dat heb ik volgens mij getackeld.’ De wereld van Sofie is een verdienstelijk boek maar iemand die denkt dat hij na lezing hiervan de geschiedenis van de filosofie heeft doorzien kan ik moeilijk serieus nemen.
De zeven wegen der waanzin is mooi uitgegeven. Het ziet er aantrekkelijk uit, ligt goed in de hand en is voorzien van lovende flapteksten, zoals: ‘[...] versmelten literatuur en filosofie op wonderlijke wijze [...] apotheose van deze indrukwekkende roman [...] met het schrijven van De zeven wegen der waanzin is Durk Wille erin geslaagd verder te gaan waar anderen eindigen.’
Is Durk Wille erin geslaagd verder te gaan waar anderen eindigen? Zelden contrasteren het uiterlijk en de inhoud van een boek zo sterk. Na lezing was mij helaas niet duidelijk wat de titel van de roman met de geschiedenis van Dop te maken heeft. Daarmee blijft Durk Wille onbegrepen, maar of hij inderdaad briljant is - wat we volgens Delta van een Delftenaar mogen verwachten - betwijfel ik. Dop en Jack houden het beeld van de Delftenaar hoe dan ook overeind: ze zijn hulpbehoevend en niet in staat tot communiceren.
Marc Strous