vorming buitenshuis. Zo valt het met bijvoorbeeld de veelgeroemde Amerikaanse efficiency hard mee, een omstandigheid die de bezoeker die met officiële instanties te maken krijgt nauwelijks kan ontgaan. En de ongedwongen, amicale wijze waarop chefs en ondergeschikten met elkaar omgaan verhult een hiërarchische bevelstructuur die in niet veel Nederlandse bedrijven zal worden aangetroffen.
Soms echter rijden de beeldvorming en de Amerikaanse werkelijkheid eensgezind over hetzelfde spoor. Zo is het onmiskenbaar waar dat Amerikanen de dingen graag groot aanpakken en die neiging graag zien als wat hen van de kleinburgerlijke rest van de wereld onderscheidt. Zo was bijvoorbeeld een aantal jaren geleden als gevolg van een onvoorstelbare auto- en airconditioningdichtheid de staat Californië de vierde energie-verbruiker ter wereld, na de Verenigde Staten als geheel, de toen nog bestaande Sovjet-Unie en Japan, maar voor bijvoorbeeld West-Duitsland, Engeland en Frankrijk (waarover de inwoners van Texas graag mogen opmerken dat het net iets kleiner is dan hun staat).
Die neiging de dingen in het groot te doen, of in elk geval in het groot te zien, vinden we ook in de Amerikaanse literatuur. Met grote regelmaat verschijnen er buitensporig omvangrijke romans zoals we die bij ons maar zelden tegenkomen. Interessant genoeg zijn er ook in Nederland de laatste jaren een paar van dergelijke blockbusters op de markt gekomen - De ontdekking van de hemel, Gewassen vlees - maar normaal gesproken trekt de Nederlandse romanschrijver niet alle registers open. En dat is ook verstandig: de investering die een roman van duizend bladzijden vergt laat zich bij een normale Nederlandse oplage niet terugverdienen, op geen enkele wijze. Nu is dat in de V.S. ook zo, want het boekenkopende publiek is klein (vandaar de beschuldigingen van cultuurloosheid), maar het aardige is dat Amerikaanse schrijvers vaak niet verstandig zijn. Er verschijnen dan ook elk jaar slagschepen van romans, ware wolkenkrabbers van boeken die, hoe enthousiast ze ook besproken worden, de auteur over het algemeen maar weinig vreugde brengen. Zo herinner ik me uit de late jaren zeventig Darconville's Cat van Alexander Theroux, de broer (of misschien een broer) van de veel bekendere Paul. Darconville's Cat is een barokke, Joyceaanse roman van niet geringe omvang waarin uitgebreid verhaald wordt hoe de jonge held Darconville in de liefde wordt belazerd door een Nederlands meisje. Dit valse tutje (als we de verbitterde ex-minnaar mogen geloven) laat haar zowel getalenteerde als getormenteerde verloofde in de steek voor een ongecompliceerde knul die de wereld tegemoettreedt met de opgewekte pompeuze manieren van een Amerikaanse nieuwslezer. Ik herinner me Darconville's Cat overigens, als ik in het anekdotische mag treden, omdat de auteur zich nog wat fouten veroorloofde in het Nederlands dat hij zijn achterbakse verloofde zo af en toe in de mond legde, vermoedelijk terwille van de
couleur locale. Sommige van die fouten waren dermate storend dat ik hem een brief schreef om hem op een en ander te wijzen. In zijn antwoord schreef hij somber dat hij me dankbaar was voor mijn correcties en die zou verwerken in de tweede druk, maar niet verwachtte dat die er ooit zou komen. Bovendien meldde hij vastbesloten te zijn nooit meer een letter op papier te zetten vanwege de verkoopcijfers. (Hier moet vermeld worden dat het boek goed besproken was in de prestigieuze New York Review of Books, een eer die niet veel romans te beurt valt.) Toen ik een jaar of tien later Paul Theroux ontmoette en - misschien wat ontactisch - over zijn broer begon, vertelde hij dat Alexander inderdaad het schrijven eraan had gegeven (en bovendien dat het Nederlandse tutje in kwestie zijn broer met de uitzet had laten zitten vlak voor het huwelijk zou worden voltrokken).
Darconville's Cat is nooit in het Nederlands vertaald en dat zal ook nooit gebeuren. Daar valt mee te leven want het was geen meester-