over Anne Frank. Toen ik op de middelbare school voor het eerst een ‘scriptie’ moest schrijven over een boek, koos ik voor Het Achterhuis.
Omdat ik het dagboek las en herlas en nog eens herlas, begreep ik er inmiddels heel wat meer van dan de eerste keer. Mijn eigen dagboek was toen ook al zijn eigen weg ingeslagen, maar het spontane, optimistische joodse meisje bleef mijn vriendin. Als puber herkende ik me helemaal in haar: de clowneske wervelstorm die door het huis heen doolt en tegelijk verdrietig is dat niemand ziet hoe ze echt is. Ik dacht natuurlijk ook dat ik de enige was die me zó in haar herkende en stiekem denk ik dat nog steeds een beetje.
Hoe dunner ik het aantal bladzijden in mijn rechterhand voel worden, hoe groter mijn beklemming wordt. Anne weet precies welk lot haar wacht áls ze ontdekt zou worden, en ik, de lezer, weet al dát ze ontdekt en vermoord is. Het enige wat ik dan nog kan denken is: waarom? En op die vraag valt hier geen enkel werkelijk antwoord te geven.
Ik denk dat een mens steeds overal een zin in probeert te ontdekken. Maar het lukt mij niet een zin van de Holocaust te vinden. Desondanks kan ik die natuurlijke neiging tot willen begrijpen niet onderdrukken en lees ik steeds meer over de verschrikkingen van de oorlog. Sem Dresden typeerde de lezer van oorlogsliteratuur als volgt: ‘Zo is ook de lezer van oorlogsliteratuur bekend dat romans noch verhalen er ooit in zullen slagen werkelijkheid te bieden. Maar tevens beseft hij dat alleen in deze niet te overbruggen afstand mogelijkheden verscholen liggen die hem in staat stellen zijn deelneming ten volle te betuigen en te handhaven. Het geeft hem nooit voorbijgaande onrust én hoop, hij berust in de (on)zekerheid dat de volgende dag, het volgende boek, hem toch en tegen alle waarschijnlijkheid in brengen zal wat hij onrustig zoekt en gespannen blijft verwachten.’ (Vervolging, vernietiging, literatuur, p. 247-248).
Zo zocht ook ik steeds naar begrip in het volgende boek en las alles wat ik over de oorlog in handen kreeg. Natuurlijk vond ik dat begrip niet. Wel vond ik een behoorlijk aantal boeken over Anne Frank. Een paar waardevolle boeken naast een heleboel gekonkel om de persoon van Anne. Zo verschenen eind jaren tachtig de memoires van Eva Schloss, waarin zij vertelt hoe zij als jong meisje de nazi-vervolgingen in Nederland en Auschwitz doorstond. Kennelijk dachten zij en haar uitgever dat haar relaas alleen niet indrukwekkend genoeg zou zijn. De flaptekst vertelt de lezer dat in de jaren dertig ‘Eva Anne Frank leert kennen als buurmeisje en vriendinnetje Schloss koketteert met het feit dat ze Anne gekend zou hebben.
Dit verbaasde mij toen omdat ik het dagboek, waarin Anne haar goede vriendinnen uitvoerig bespreekt, immers praktisch uit mijn hoofd ken. Van deze mevrouw had ik echter nog nooit gehoord.
Voor Jacqueline van Maarsen, een vriendin van Anne die wél in het dagboek wordt beschreven, was de maat vol. Tot dan toe had zij de publiciteit geschuwd en deze weerstand alleen overwonnen om mee te werken aan het bewijzen van de authenticiteit van het dagboek. Het verschijnen van Schloss’ herinneringen dat gepaard ging met een promotie-campagne waarin de naam van Anne voortdurend viel was voor haar de druppel: ‘Het aantal mensen dat mij al heeft gezegd: “ik heb bij Anne in de klas gezeten” of “ik was een vriendin van Anne Frank”, waarvan ik zeker weet dat dat niet zo was...ik begrijp ze niet.’
De Anne Frank Stichting stond evenwel achter het verhaal van Eva Schloss, wier moeder na de oorlog hertrouwde met Annes vader (de in 1980 overleden Otto Frank), en liet haar in de hoedanigheid van ‘vriendin van’ tentoonstellingen openen. Reden temeer voor Jacqueline van Maarsen om haar publiciteitsschroom te overwinnen. Dit mondde uit in haar integere boek Anne en Jopie. Leven met Anne Frank. Het verkrijgen van historische gerechtigheid was haar inzet, maar tegelijkertijd nam ze hiermee, weliswaar met tegen-