Duo
Decimo
Discretie
Ik zit op de grond en lees voor. Mijn toehoorder, vijf jaar, zit rechtop in zijn bed aandachtig te luisteren. In mijn handen heb ik Pinkeltje op zoek naar de vurige ogen. NOU WORDT 'T ECHT HEEL SPANNEND PAPA! Het is niet bepaald het eerste Pinkeltje-boek dat we samen lezen. Curieus is het wel, omdat de schurk van het verhaal ene Professor Steenzoeker is. Het gebeurt niet zo vaak dat in een boek voor kleuters de rol van slechterik door een academicus wordt vervuld. In dit geval draait het verhaal om een speurtocht naar twee edelstenen die de ogen vormen van een groot standbeeld. Iedereen die er de hand op legt, gaat vanzelf de waarheid spreken. De precieze verwikkelingen laat ik hier terzijde.
Wat mij bij het voorlezen van dit en van andere Pinkeltje-delen treft, is de bedenkelijke voorstelling van goed en kwaad en van het handhaven daarvan die de jeugdige toehoorder opgediend krijgt. De Pinkeltje-verhalen spelen zich deels in de grote-mensenwereld, deels in een. eigen kabouterrijk af. Deze laatste wereld is een combinatie van feodale bestanddelen (koning, kasteel, hofhouding) en van elementen uit het moderne leven (telefoons, auto's, cafés). De hoofdfiguur treedt meestal op als helper van het bevoegd gezag. Tegen het eind van het boek heeft Pinkeltje meestal weer een raadsel opgelost of een misstand rechtgezet.
Het is verbluffend met welk gemak de elementaire principes van de moderne rechtsstaat hierbij worden geschonden. Het begint er mee dat Pinkeltje van koning Pinkelpracht in alle situaties onbeperkt de vrije hand krijgt, zonder dat ooit de vraag rijst of de eerste wel over enige bevoegdheid daartoe beschikt. Intimidatie van verdachte personen, geweld tegen derden, alles is geoorloofd tijdens het opsporingsproces. Ook het beginsel dat een verdachte niet hoeft mee te werken aan zijn eigen veroordeling, wordt in de Pinkeltje-boeken met voeten getreden. Van een scheiding der machten is geen sprake. Over regels voor het bepalen van de schuld of de strafmaat wordt niet gerept. Evenmin wordt enige objectiviteit nagestreefd in de schildering van de achtergrond van de verdachten. Op dit punt wordt het de jonge toehoorders overigens niet te moeilijk gemaakt. In Pinkeltje en de spannende avonturen om de Gouden Beker bijvoorbeeld heet de hoofdverdachte ‘Gapperd’. Zijn handlangers zijn ‘Schroevedraaier’ en ‘Breekijzer’. Benamingen die trouwens een bedenkelijke minachting voor het handwerkersbestaan verraden.
Alle verhalen in de Pinkeltje-serie zijn geschreven in een wijdlopig proza, met veel verkleinwoordjes, veel verzuchtingen als ‘o,o,o’ en ‘och och’. Van de lezer of toehoorder worden weinig aanvullende activiteiten gevraagd. Van de stijlmiddelen der Raffung en Dehnung is alleen de laatste aan de auteur bekend. Elke passage wordt even breed uitgesponnen, geen enkele emotie blijft onuitgesproken. ‘O,O, die Wolkewietje toch!’. De wijdlopigheid maakt de zouteloze verhalen nog moeilijker verteerbaar dan ze door hun banale moralisme al zijn.
Voor volwassenen althans, want kinderen kunnen er niet genoeg van krijgen. De eerste Pinkeltje-titel van Dick laan (1895-1973) was zijn zevende kinderboek en verscheen in 1939. Sindsdien zijn er maar liefst 33 Pinkeltjes uitgekomen.
Wie was toch die Dick laan? Het Kritisch Lexicon van de Jeugdliteratuur vermeldt dat deze auteur na een werkkring als leidinggevende van een snoepfabriek in de Zaanstreek, in de jaren twintig was overgestapt op het maken van stomme films en het schrijven van scenario's en later ook van jeugdboeken. De Pinkeltje-boeken schreef laan voor zijn neefjes en nichtjes. Ze waren bij uitstek bedoeld als voorleesverhalen. Dit laatste voerde de schrijver aan als excuus voor de breedvoerigheid van zijn stijl.
Is op zich Dick Laans grote produktie aan Pinkeltje-titels al opmerkelijk, nog veel indrukwekkender is het enorme aantal herdrukken dat deze boeken beleefd