Vooys. Jaargang 14
(1995-1996)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 32]
| |||||||||||
De vrouwelijke private eye in de Amerikaanse misdaadliteratuur Penny DekkerHard-boiled-detectives zijn gedesillusioneerd, gehard door het leven en gebruiken geweld wanneer dat nodig is. En tot de jaren zeventig zijn zij altijd mannen. De intrede van de vrouw in dit zo typisch mannelijke genre wekte veel beroering. Mannelijke recensenten namen haar als ‘feministe’ niet serieus, terwijl feministen een dergelijke ‘collaboratie’ met het patriarchale systeem verwerpelijk achtten. In de jaren twintig en dertig van deze eeuw ontstond een nieuw genre binnen de Amerikaanse misdaadliteratuur. Voor die tijd was de ‘whodunnit’ de enige vorm van detective-literatuur. ‘Whodunnit’ is de informele benaming voor de detective-roman waarin de speurder door middel van deductie de dader van een op het eerste gezicht onoplosbare moord toch oplost. In 1841 schreef Edgar Allan Poe The murders in the rue Morgue, en dit korte verhaal over de Franse amateur-detective C. Auguste Dupin wordt gezien als de voorloper van het detective-genre. Vijftig jaar later breidde Sir Arthur Conan Doyle deze formule uit toen hij Sherlock Holmes creëerde. In dit genre lag de nadruk op de deductieve denkprocessen van de speurder, die met behulp van schaarse aanwijzingen en de ‘kleine grijze cellen’Ga naar eind1. de meest onwaarschijnlijke raadsels op kon lossen. Deze literaire vorm werd daarom ook vaak de ‘puzzeldetective’ genoemd. Omdat de nadruk lag op intellectueel speurwerk, kwam er weinig geweld voor in deze romans. De speurder was altijd een rijke amateur, die geen vergoeding wenste (of nodig had) voor zijn werk. Hij of zij deed het voor de eer en de bewondering van de mensen om hem of haar heen. Deze zaken speelden zich altijd af in de betere milieus en typische locaties voor de handeling waren grote landhuizen, cruiseschepen of exclusieve hotels op kleine eilandjes. Gaandeweg vond er een verschuiving plaats. In de jaren twintig werden in het pulptijdschriftGa naar eind2. Black Mask de eerste hard-boiled detective-verhalen gepubliceerd. De hoofdpersoon in deze verhalen was een professionele detective die weinig vertrouwen had in zijn medemens. Vaak had hij een baan bij de politie of het openbaar ministerie opgegeven omdat hij gedesillusioneerd raakte over het functioneren van het juridische apparaat. In zijn ogen was het ineffectief, overbelast en door en door corrupt. Als privé-detective probeerde hij de orde te herstellen in ‘a world gone wrong’Ga naar eind3.. Joseph C. Shaw, de toenmalige hoofdredacteur van Black Mask, stelde een aantal regels op met betrekking tot de vorm van de hard-boiled detective-literatuur. ‘We wanted simplicity for the sake of clarity, plausibility and belief. We wanted action, but we held that action is meaningless unless it involves recognisabie human character in three-dimensional form.’ Hiermee trok hij schrijvers als Raymond Chandler en Dashiell Hammett aan, die nog steeds een voorbeeldfunctie vervullen op het gebied van detective-literatuur. | |||||||||||
De vrouwelijke private investigatorDe laatste twintig jaar heeft de vrouwelijke hardboiled private eye een aanzienlijk deel van de voorheen overwegend door mannen gedomineerde detectivemarkt veroverd. Auteurs als Sue Grafton en Sara Paretski gebruikten het stereotype van de mannelijke P.I. als uitgangspunt om sterke en onafhankelijke vrouwelijke detectives te creëren. Hierdoor ontstond er een | |||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||
Sue Grafton
nieuw (sub)genre binnen de misdaadliteratuur. Paretski en Grafton pasten sommige van de (strenge) conventies van de hard-boiled traditie zo aan dat er variaties mogelijk werden op gevestigde normen van het genre. De schrijfsters namen een ingecalculeerd risico door een vrouw te plaatsen in een genre waarin vrouwen over het algemeen weinig positief afgeschilderd werden. Vrouwen waren altijd volop aanwezig in het hard-boiled genre en vaak was hun aanwezigheid ook essentieel voor het verhaal. Maar deze vrouwen pasten vrijwel zonder uitzondering in twee categorieën: één was de mooie maar gevaarlijke verleidster die erop uit was eerlijke warmbloedige mannen, oftewel de helden, te misbruiken en te ruïneren. De tweede was de onschuldige maar evenzo mooie vrouw die door de detective gered moest worden. De bedoeling van deze eenvoudige maar wel doeltreffende opzet was het primaat van de mannelijke detective te bevestigen. Op deze manier zou de positie van de detective als eenling ook nooit in het geding komen. Hij had wel vrouwelijk gezelschap, maar interessante vrouwen waren gevaarlijk en onbetrouwbaar, en de nette dames te saai. Zijn romantische verwikkelingen mondden nooit uit in meer dan korte affaires; voor de hardboiled detective waren de leden van de andere sekse weinig meer dan ‘speledingetjes’ die willekeurig aan de kant gezet konden worden. Men kan slechts bewondering hebben voor het waagstuk dat Grafton en Paretski uithaalden door traditie te laten voor wat het is en een nieuw type detective te scheppen, namelijk de vrouwelijke die in niets voor de mannelijke pendant onderdoet. Paretski was een fervent lezeres van detective-literatuur, maar ervoer de afwezigheid van sterke vrouwelijke personages als een groot gemis. Met V.I. Warshawski slaagde ze erin een serieuze en geloofwaardige vrouwelijke detective te creëren. Sue Grafton begon over Kinsey Millhone te schrijven omdat ze min of meer haar alter ego vertegenwoordigde en dingen kon doen die Grafton in het dagelijks leven nooit zou kunnen. Niet alleen zijn Paretski en Grafton erin geslaagd P.I.'s in het leven te roepen die kunnen concurreren met hun mannelijke tegenhan- | |||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||
gers, in bepaalde opzichten hebben de dames zelfs meer te bieden. Ze zijn minder emotioneel geremd en cynisch dan hun voorgangers, en nemen zichzelf iets minder serieus. Als Warshawski in Killing orders bedreigd wordt, relativeert ze haar angst: ‘Of course, a hard-boiled detective is never scared, so what I was feeling couldn't be fear. Perhaps nervous excitement at the treats in store for me.’ Millhone neemt in ‘B’ is for Burglar een oud vrouwtje op sleeptouw dat ook graag detective wil worden. ‘I'm going to start reading Mickey Spillane just to get in shape. I don't know a lot of rude words, you know.’ Met deze vorm van zelfspot gingen de schrijfsters in tegen zoveel ongeschreven wetten van het hardboiled-genre dat geschokte reacties van critici niet uit konden blijven. Maar tegen alle verwachting in ontstond met de introductie van een vrouwelijke hoofdpersoon in een exclusief mannelijk literair genre een subgenre dat enorm populair werd. Het is niet verwonderlijk dat het verschijnsel van de vrouwelijke detective opkwam in de jaren zeventig tijdens het succes van de tweede feministische golf. Een groot aantal beroepen dat voorheen ontoegankelijk voor vrouwen was stond nu wel voor hen open. Vanuit dit oogpunt is het vrij logisch dat de vrouwelijke hard-boiled detective vanaf het begin een groot succes was en eveneens dat ze er voor die tijd niet was. Er zou simpelweg geen (wijdverbreide) interesse voor geweest zijn, aangezien het concept van een sterke, onafhankelijke en ongebonden vrouw in een veelal gewelddadig beroep te shockerend en ongeloofwaardig zou zijn voor een groot publiek. Geen enkele uitgever zou zijn (of haar) vingers willen branden aan een dergelijk project. Het eerste boek over V.I. Warshawski werd in 1982 gepubliceerd waarmee een succesvolle serie van start ging. Na rechten gestudeerd te hebben begint Warshawski een loopbaan als pro deo advocate maar na een paar jaar besluit ze ermee op te houden. The setup is pretty corrupt - you're never arguing for always on points of the law. I wanted to get out of it but I still wanted to do something that would make me feel that I was working on my concept of justice, not legal pointscoring. (Indemnity only, 160) V.I. Warshawski begint een detective-bureau en specialiseert in zaken als verzekeringsfraude en bedrijfsspionage. De zaken die in de V.I. Warshawski-boeken behandeld worden, zijn echter van een ander kaliber. Verre familieleden en oude vrienden benaderen haar echter veelvuldig om simpele zaken op te lossen, die dan toch veel ingewikkelder en gevaarlijker blijken te zijn dan ze op het eerste gezicht lijken. V.I. Warshawski (voluit Victoria Iphegenia Warshawski) geeft als ze zichzelf voorstelt nooit haar volledige naam, maar alleen haar initialen. Ze weet uit ervaring dat een vrouw die haar voornaam geeft over het algemeen niet meer serieus genomen wordt omdat het (mannen) de mogelijkheid geeft hen uit de hoogte te behandelen. In haar beroep heeft ze daar des te meer mee te maken, aangezien veel mannelijke klanten een vrouw als privé-detective niet geloofwaardig vinden. ‘I really couldn't tell you that, Miss - ah - do you mind if I call you’ - He looked at the card. ‘What does the “V” stand for?’ ‘My first name, Mr Masters.’ (Indemnity only, 19) In alle V.I. Warshawski-boeken wordt de aandacht gevestigd op dit fenomeen, en ze wenst niet anders aangesproken te worden dan ‘V.I.’ of ‘Ms Warshawski’. Alleen goede vrienden mogen haar Vic noemen, maar nooit Vicky. V.I. Warshawski is gescheiden, omdat haar echtgenoot niet kon accepteren dat zij een carrière wilde in plaats van zich aan het huishouden te wijden. Ze woont alleen in een onopvallend appartement en heeft een klein kantoortje in de Loop in Chicago. Ze heeft twee of drie goede vrienden, van wie Lotty Hershell, een Weense arts die een kliniek voor armen heeft, de belangrijkste is. Verder is er een vriend met wie ze als het zo uitkomt het bed deelt en eens in de zoveel tijd heeft ze een korte affaire. De affaires lopen over het algemeen op niets uit omdat Warshawski sterk vasthoudt aan haar onafhankelijkheid en weinig mannen zich daarin kunnen schikken. Kinsey Millhone, de creatie van schrijfster Sue Grafton, woont in Santa Theresa (Santa Barbara) in Californië. Ze is in de dertig (om de twee boeken wordt ze een jaar ouder) en tweemaal getrouwd geweest met mannen die achteraf óf homoseksueel óf drugsverslaafd bleken te zijn. Ze woont in een verbouwde garage en heeft een kantoorruimte bij een verzekeringsbedrijf waarvoor ze incidenteel speurwerk verricht. Ze werkte eerst bij de politie maar nam ontslag wegens de veelal seksistische en denigrerende opmerkingen die ze als agente te verduren had. Evenals V.I. Warshawski krijgt ze vaak vragen over haar naam. ‘Kinsey’ is androgyn genoeg om voor een mannennaam door te gaan. Niet zelden denken klanten | |||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||
die haar kantoor voor het eerst bezoeken dat ze de secretaresse van meneer Millhone is. ‘Kinsey’ was de meisjesnaam van haar moeder, die niet wilde dat de naam verloren zou gaan. Hiermee vestigt Sue Grafton indirect de aandacht op het feit dat vrouwen vaak hun naam, en daarmee hun identiteit, kwijtraken met het huwelijk. Na een aantal slechte ervaringen houdt Kinsey mannen over het algemeen op afstand. ‘After two unsuccessful marriages, I find myself keeping my guard up, along with my underpants.’ (‘C’ is for Corpse, 11) Haar vrienden zijn Henry Pitts, haar huisbaas, en Rosie, de dictatoriale Hongaarse eigenares van het restaurantje waar Kinsey vaak eet. Evenals hun mannelijke evenknieën kunnen de dames aardige hoeveelheden alcohol achteroverslaan. Warshawski drinkt het liefste Johnnie Walker Black Label whisky, Millhone prefereert goedkope witte wijn. | |||||||||||
Feminisme en het hard-boiled genreWanneer men ervan uitgaat dat het hard-boiledgenre een traditioneel mannelijk genre is, kan de vrouwelijke P.I. dan beschouwd worden als een feministische creatie? Critici zijn daar verdeeld over. Een aantal mannelijke recensenten is ervan overtuigd dat er een inherent verschil bestaat tussen de mannelijke en de vrouwelijke detective dat erfelijk en uiteindelijk genetisch bepaald is. Volgens één van hen, Hillary Waugh, zijn vrouwelijke P.I.'s geobsedeerd met hun uiterlijk en het huishouden. Dit is gemakkelijk te weerleggen; Millhone draagt altijd hetzelfde: een spijkerbroek en een trui. Warshawski daarentegen, besteedt meer aandacht aan haar uiterlijk, maar dit is meestal omdat ze indruk wil maken op haar klanten. Waughs uitgangspunt is dat het hard-boiled-genre iets door en voor mannen is, en dat een vrouw in de rol van de detective gekunsteld en ongeloofwaardig is. Julian Symons, een andere expert op het gebied van de misdaadliteratuur, weigert eveneens de vrouwelijke detectives serieus te nemen. Hij concludeert dat Sue Grafton en Sara Paretski voldoen aan de behoefte aan een ‘Feminist Crime Writer’. Symons wijdt verder dan ook geen aandacht aan Warshawski en Millhone; het feit dat ze vrouwen zijn én hardboiled detectives betekent voor hem dat ze tot de feministische literatuur behoren en daarmee oninteressant zijn. Deze kritiek komt - ten dele - voort uit weerstand tegen een vrouwelijke hoofdpersoon in een door mannen gedomineerd genre. Wellicht vinden veel mannen het een angstaanjagend idee dat bewapende vrouwen in hun eentje ten strijde trekken tegen het kwaad. Vanuit die redenering is het echter wél verbazingwekkend wanneer er scherpe kritiek op vrouwelijke P.I.'s komt vanuit feministische hoek. Kathleen Klein, docente Engels en vrouwenstudies aan Indiana University te Indianapolis, komt in haar analyse van de vrouwelijke P.I.'s tot een opmerkelijke slotsom. In The woman detective: gender and genre, stelt Klein dat het hard-boiled-genre en het feminisme nooit samen kunnen gaan. Alvorens meer aandacht te besteden aan de argumenten die Klein aanvoert om haar betoog te staven, is wellicht van belang te vermelden dat Klein aanhangster is van de radicaalmarxistische stroming binnen het feminisme. Ze zet zich sterk af tegen revisionistische feministen die ervoor pleiten ‘mannelijke’ genres binnen de literatuur (zoals het hard-boiled-genre) aan te passen en om te vormen zodat er een plaats gecreëerd wordt voor vrouwelijke hoofdpersonen. In het hoofdstuk ‘An unsuitable job for a feminist?’Ga naar eind4. observeert ze dat er de laatste jaren een toevloed van vrouwelijke detectives in de literatuur is geweest. Ze zet hier echter kanttekeningen bij. ‘At first, the appropriation of traditionally male space for women seems to favor feminist goals ... But, the task is more complex than simply replacing a male protagonist with a female one.’ (Klein, 200) Volgens Klein kan de formule van de hard-boileddetective nooit en te nimmer vrouwelijke hoofdpersonen incorporeren, aangezien ze lijnrecht tegenover de waarden en doelstellingen van het feminisme staat. Het detective-genre moedigt aan tot het verheerlijken van traditioneel mannelijke eigenschappen zoals gewelddadig en intimiderend gedrag. Het feminisme daarentegen pleit voor nieuwe vormen van menselijke interactie en beoogt een vredelievende levensinstelling.Ga naar eind5. Klein heeft het meeste bezwaar tegen het feit dat de primaire doelstelling van de hard-boiled-detective is om de orde te herstellen in een chaotische wereld. Dit betekent namelijk dat de detective verandering en vooruitgang tegenhoudt doordat hij ernaar streeft de zaken terug te brengen in de oorspronkelijke staat. Wanneer de detective dan ook nog een vrouw is, houdt dat in dat zij ernaar streeft de status quo hoog te houden: in feite handhaaft zij de orde in een | |||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||
samenleving waarin vrouwen nog steeds onderdrukt worden. Op deze manier wordt ze een werktuig voor het in stand houden van de mannelijke hegemonie. Maar het ultieme verraad geschiedt wanneer een vrouwelijke detective een vrouwelijke crimineel overdraagt aan de politie, in Kleins ogen nog steeds een bastion van mannelijke dominantie. Hiermee ondersteunt de detective de stelselmatige onderdrukking van vrouwen, omdat ze zich tegen haar lotgenoten keert en één van de vijanden wordt. Dit lijkt op het eerste gezicht een plausibele theorie, maar door de slechte beargumentering boet Klein in aan geloofwaardigheid. Klein stelt ondermeer dat deze detectives binnen het systeem (patriarchaat) werken, en daardoor tegengesteld zijn aan het feminisme. Kleins kritiek is vooral gericht op V.I. Warshawski en Kinsey Millhone, maar eigenlijk is het onbegrijpelijk hoe ze tot deze slotsom heeft kunnen komen. Warshawski en Millhone hebben beiden hun voormalige baan in de publieke sector opgegeven (politie en pro deo advocatuur). Hoewel dit werk zekerheid bood en garant stond voor een constant inkomen, raakten ze gedesillusioneerd omdat de wet in hun ogen niet afdoende was om recht te laten geschieden. Ze werden privé-detective aangezien dit beroep hun de mogelijkheid bood zonder inmenging achter de waarheid te komen en ervoor te zorgen dat het recht kon zegevieren. Wanneer men deze beweegredenen in ogenschouw neemt, is het duidelijk dat Warshawski en Millhone er niet naar streven het patriarchaat te verdedigen, maar actief willen bijdragen aan een betere wereld. Kleins visie op vrouwelijke misdadigers verdient ook enige aandacht. Haar stellingname is dat ‘No woman detective escapes the prospect of assisting in her own or other women's oppression whether women characters are the criminals, victims, or merely bystanders. Adopting the formula traps their authors.’ (Klein, 201) Er zijn twee mogelijke verklaringen voor Kleins bezwaren tegen het voor het gerecht brengen van misdadigsters. In de eerste plaats zou het kunnen dat zij vrouwen niet in staat acht tot het bedenken en uitvoeren van een misdaad, maar deze notie is te naïef voor Klein. De meer voor de hand liggende uitleg is dat ze ervoor pleit dat vrouwen boven de wet geplaatst zouden moeten worden. Wanneer dit het geval is spreekt Klein zichzelf tegen, aangezien haar definitie van het feminisme stelt dat vrouwen in het bezit zijn van ‘Self-knowledge which prompts women to independent judgment on both public and personal issues.’ (Klein, 201). Hieruit moet men concluderen dat wanneer een vrouw een misdaad pleegt, ze zich ervan bewust is dat ze hiervoor vervolgd kan worden. | |||||||||||
Geweld en de houding tegenover de wetKlein heeft ook grote bedenkingen tegen vrouwelijke hoofdpersonen in een genre dat uitblinkt in gewelddadigheid. Geweld is, al sinds het ontstaan van het genre, onlosmakelijk verbonden met hard-boiled literatuur. De eerste private eyes uit Black Mask hadden geen enkel gewetensbezwaar als het ging om het toetakelen of uitschakelen van hun tegenstanders. Het bloed droop van de pagina's en de hoofdpersonen twijfelden nooit aan de validiteit van hun handelingen. Later veranderde het psychologische profiel van de detective en de nadruk kwam meer te liggen op de oorzaken van geweld dan op het geweld zelf. Raymond Chandlers Philip Marlowe combineerde de onbuigzame hardheid van zijn voorgangers met een compassievollere kijk op het leven. Hij gebruikte geen geweld omwille van geweld, het was een laatste toevlucht als andere middelen gefaald hadden. Ook vrouwelijke P.I.'s zijn van tijd tot tijd genoodzaakt zichzelf te verdedigen. Millhone en Warshawski hebben beiden een vuurwapen en zijn ook in staat en bereid het te gebruiken. Daar ze als privé-detective vaak ingeschakeld worden om criminelen op te sporen, is het onvermijdelijk dat ze in bedreigende situaties belanden. Wat Klein bij haar analyse niet wil inzien is dat geweld natuurlijk juist één van de hoofdkenmerken van het genre is, en één van de grote attracties van de hard-boiled literatuur. Het is nauw verbonden met de inherente drang van de lezer om het goede te zien zegevieren over het kwade, zeker wanneer het goede vertegenwoordigd wordt door een eenling die tegen alle verwachtingen in erin slaagt het recht te laten zegevieren. Er is echter een grote contradictie in de werkwijze van de hard-boiled-detective. Om ervoor te zorgen dat het recht zijn beloop kan hebben overtreedt de P.I. zelf regelmatig de wet. Warshawski en Millhone zijn trotse bezitsters van lopers, die ze veelvuldig gebruiken om in te breken om bewijsmateriaal te bemachtigen. Vanuit hun visie heiligt het doel de middelen. Hierbij moet wel vermeld worden dat de door de detective begane misdaden over het alge- | |||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||
meen niet zo zwaarwegend zijn. Er is een wel een vage scheidslijn die bepaalt welke wetten door detectives overtreden kunnen worden en welke niet. Inbreken mag bijvoorbeeld wel, maar zelf zullen ze niet snel iemand vermoorden. De vraag is echter waarom de P.I. bewust het risico loopt om haar vergunning kwijt te raken of in de gevangenis te belanden. Hier zijn twee duidelijk aanwijsbare redenen voor. In de eerste plaats vindt ze het leuk om bij tijd en wijle de wet te overtreden. In Killing orders breekt Warshawski in bij het kantoor van een verzekeringsbedrijf. Ze vindt er de papieren die ze nodig heeft om de schuldige aan te wijzen, maar moet vluchten omdat er een alarm afgaat. Tijdens de vlucht vergeet ze haar handschoenen. Later vertelt ze het verhaal trots aan haar vriendin Lotty Hershell, en vraagt zich terloops af of ze de verloren handschoenen bij de belasting op kan voeren als aftrekpost. Millhone heeft er een sport van gemaakt om zo snel mogelijk een slot te kraken, en is zeer tevreden met zichzelf wanneer ze haar tijd kan verbeteren. Ze zijn er geen van beiden erg bang voor gepakt te worden. De tweede reden voor hun nonchalante opstelling tegenover de wet is dat ze zozeer opgaan in hun zoektocht naar de waarheid, dat op dat moment vrijwel alles geoorloofd is om die te achterhalen. Ze kunnen moeilijk afstand nemen van de zaken waar ze in verwikkeld raken, en zijn zich daarvan ook bewust. Warshawski in Deadlock refereert naar zichzelf een ‘Dona Quixote’ en een vriendin vergelijkt haar met een pitbull. Volgens Klein kunnen vrouwen wel een rol spelen in de misdaadliteratuur, maar dit is alleen mogelijk wanneer de schrijfsters afstand doen van het principe dat moord de basis is voor een detective-roman. Alleen dit zou lezers ertoe aanzetten ‘to rethink their expectations of fiction and life.’ (Klein, 220). De auteurs van detectives daarentegen, vinden dat één of meer moorden essentieel zijn voor de plot van een misdaadroman. In een interview stelde Sue Grafton dat: Moord is de basis van de misdaadroman. Je hele omgeving houdt zich bezig met één of andere vorm van sjoemelen en frauderen, niemand die zich daar druk over maakt. Moord daarentegen is een taboe. Het is in de beschaafde maatschappij nog steeds ‘not done’ om een mens te doden. (Vrij Nederland, 2 november 1991). Klein zou het liefste zien dat de misdaadliteratuur een opvoedend karakter zou krijgen, waarin de nadruk meer op de misstanden in de samenleving komt te liggen dan op speurwerk (Klein, 228). Afgezien van het feit dat Paretski en Grafton in hun boeken meer dan genoeg aandacht besteden aan sociale problemen,Ga naar eind6. lijkt het alsof Klein uit het oog verliest dat het detective-genre onder de noemer van populaire literatuur valt. Het genre is er primair op gericht te vermaken en een groot deel van de attractie voor de lezers ervan komt voort uit identificatie met de hoofdpersoon. Klein is ervan overtuigd dat ‘detective fiction with a woman protagonist is almost always a kind of parody’. (Klein, 224) omdat een vrouw in een mannenrol in een mannelijk genre zowel een inadequate vrouw als een inadequate detective is. Volgens haar richtlijnen moet (feministische) literatuur over en door vrouwen geschreven voldoen aan de volgende criteria: ‘Women capable of intelligence, ... competence, and independent action without continual reference to or affiliation with men.’ (Klein, 201) Het is wellicht interessant te vermelden dat een aantal schrijfsters van vrouwelijke detective-literatuur (onder wie Grafton en Paretski) tijdens een informele bijeenkomst in New York een paar richtlijnen omtrent het genre heeft vastgelegd. ‘So their new heroes can take their place in crime fiction without compromising either their femininity or the conventions of the genre.’ (The New York Times Book Review 28 april 1985). Ze stellen ondermeer dat de vrouwelijke P.I. even energiek moet zijn als welke mannelijke detective dan ook; dat ze niet bang mag zijn voor wapens en die moet kunnen gebruiken indien noodzakelijk. Ze moet alleen werken zonder hulp te vragen aan anderen, met name mannen. Verder mag ze nooit haar vrouwelijke charmes gebruiken om anderen te manipuleren. De overeenkomsten tussen de beide definities zijn treffend, en men vraagt zich af waarom Klein niet inziet dat Paretski en Grafton volledig aan haar eisen voldoen. | |||||||||||
BesluitOver de vraag of vrouwelijke hard-boiled detectives wel of niet feministisch zijn kan men twisten. Voor een aantal mannelijke critici is een vrouwelijke hoofdpersoon in een traditioneel mannelijk genre genoeg om | |||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||
het als feministisch af te doen. In hun ogen is een vrouwelijke detective een anomalie waar verder geen woorden aan vuil gemaakt dienen te worden. In dit geval zegt dat meer over de critici zelf dan over de detectives in kwestie. Vanuit radicaal-feministische hoek wordt de schrijfsters verweten dat ze het patriarchaat in de kaart spelen en een karikatuur van de vrouw gemaakt hebben. Beide analyses zijn ongenuanceerd en sterk bepaald door vooroordelen ten aanzien van vrouwen én de misdaadliteratuur. De creatie van een sterke vrouwelijke detective kan beter gezien worden als een grensverleggende daad die de veranderingen in de (Amerikaanse) maatschappij reflecteert. Penny Dekker studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Universiteit Utrecht. ‘The Female Private Investigator in American Literature’ was het onderwerp van haar afstudeerscriptie. | |||||||||||
Literatuur
|
|