haar buren, familieleden en dorpsgenoten te straffen en terecht te stellen voor hun anti-revolutionaire gedrag. De denkwijze van de terroristen is hier echter zo doorzichtig neergezet dat de absurditeit van hun ideeën overduidelijk wordt.
Doordat de lezer in deze verschillende vertellingen direct getuige is van de barbaarse praktijken van het Lichtend Pad, wordt de angst van Lituma hiervoor reëler. Hij leeft immers onder de voortdurende dreiging van de terroristen die alle ‘handlangers van het vijandelijke systeem’ zonder meer uit de weg ruimen en ieder moment vanuit de omringende bergen toe kunnen slaan. Wanneer hij op een afgelegen plaats een afspraak heeft met een onbekende is Lituma dan ook nerveus en ongedurig:
Als die afspraak nu eens een hinderlaag was? Een list om hem van Carreño weg te lokken? Ze zouden hen elk afzonderlijk overvallen, ontwapenen en vermoorden, na hen eerst gemarteld te hebben. Lituma stelde zich zijn lijk voor, doorzeefd met kogels, gekneusd en verwrongen, met een kaartje in rode verf.- zo sterven de honden van de bourgeoisie. Hij haalde de Smith & Wesson .38 uit zijn patroontas en keek om zich heen: stenen, lucht en in de verte een paar sneeuwwitte wolkjes. Geen enkele verdomde vogel in de lucht te bespeuren.
Gaandeweg komt Lituma er echter achter dat niet de terroristen van het Lichtend Pad, maar de kroegbaas Dionisio en zijn heksachtige vrouw Adriana achter de moorden zitten. Met hun huiveringwekkende verhalen over pishtacos (duivelachtige menseneters) en de Apu (berggod van de Andes) hebben zij de wegwerkers ervan overtuigd dat er mensenoffers gebracht moesten worden om een vloek over de nieuwe weg af te wenden. Vargas Llosa maakt duidelijk dat de eeuwenoude Indiaanse gebruiken, die even wreed en meedogenloos blijken te zijn als de praktijken van het Lichtend Pad, evenzeer bij de werkelijkheid van Peru horen.
Uit de beschrijvingen van de tradities blijkt herhaaldelijk dat de schrijver trots is op de historie van zijn land, zoals wanneer Lituma, in verband met een overval van de terroristen, op bezoek is bij enkele buitenlandse ingenieurs in een nabijgelegen dorp:
Hij speelde het mee. Wat gruwelen betrof, kon hij de terroristen een lesje geven, dat stelletje beunhazen dat mensen alleen maar kon vermoorden met kogels en messen of door ze de hersens in te slaan, niet veel soeps in vergelijking met de technieken van de oude Peruanen, die daarin een grote hoogte hadden bereikt. Geraffineerder nog dan de Mexicanen, ook al was er een internationaal complot van historici om de Peruaanse bijdrage aan de kunst van mensenoffers te verdoezelen.
Net als in Het groene huis verstrengelt Vargas Llosa in De geesten van de Andes op meesterlijke wijze verschillende verhalen. Naast de gebeurtenissen omtrent de verdwijningen en het onderzoek hiernaar, doet Tomàs Carreño verslag van de affaire die hij heeft gehad met het hoertje van een drugsbaron. Zowel Tomàs zelf als Lituma - die aanzienlijk lijdt onder het gebrek aan vrouwelijk gezelschap op de politiepost - gaan helemaal op in dit verhaal. Doordat de gebeurtenissen in het dorp zelf en de belevenissen van de adjudant soms bijna door elkaar lijken te lopen, ontstaat er een scherp contrast tussen de wreedheid van de verdwijningen en de zoete liefdesgeschiedenis. Tegen het einde van het boek worden Tomàs en zijn geliefde zelfs op een wel zeer romantische wijze herenigd. Een irreëel happy end als dit zou wellicht beter passen in een soap of bouquetreeks dan in een roman die verder juist op zo'n scherpe manier de dreigende werkelijkheid weergeeft.
Vargas Llosa geeft in De geesten van de Andes zijn verhaal bijna als een ooggetuigenverslag weer. Hij lijkt niet te vinden dat hij de lezer aanvullende informatie verschuldigd is. Zonder enige aanwijzing wordt er van de ene naar de andere verhaallijn gesprongen of