| |
| |
| |
Het zitvlees van de vertaler
Peter Buwalda en Alexander van der Haven
Interview met literair vertaler René Kurpershoek
René Kurpershoek (1951) ontving in 1993 de Martinus Nijhoffprijs voor zijn vertaling van Vladimir Nabokovs Ada or Ardor: a family chronide, wellicht het vlaggeschip van het ambitieuze Nabokov-vertaalproject van De Bezige Bij. Vorig jaar verscheen Gebroken schild, Kurpershoeks vertaling van Bend Sinister. Dit jaar wordt het project voltooid met de verhalenbundels Een Russische schoonheid en Ultima Thule. Kurpershoek over palindromen, Nabokov en de grote Russen, en het zitvlees van de vertaler. Een gesprek met een ambachtsman over het vertalen van een kunstwerk.
Willekeurig of het ging om vlinderkundig onderzoek, het componeren van schaakproblemen, of het schrijven van zijn proza, Vladimir Nabokov was accuraat in al zijn bezigheden. Dezelfde hoge eisen waaraan hij zijn eigen werk onderwierp, stelde hij aan hen die zich in zijn omgeving begaven. Niet in de laatste plaats aan de vertalers van zijn geesteskinderen, want Nabokov was een strenge schoonvader. Daarom bekruipt René Kurpershoek zo nu en dan een onaangenaam gevoel als hij in zijn buurt een groepje vlinders ontwaart. Het is dan alsof Nabokov van gene zijde van zijn graf toezicht houdt op de verrichtingen van de vertaler van zijn romans.
Toch heeft Kurpershoek alle reden om tevreden terug te blikken op zijn Nabokov-avontuur: een tastbaarder blijk van waardering dan de Nijhoffprijs bestaat er niet, en ook de lofuitingen van alles wat zich in Nederland vertaaldeskundige, Nabokoviaan, of een combinatie van beide kan noemen, moeten Kurpershoek gerustgesteld hebben. Wie echter Nabokovs essay ‘The art of translation’ kent, snapt Kurpershoeks preoccupatie met vlinderformaties. In dit essay namelijk, somt de meester een rijtje niet mis te verstane functie-eisen op waaraan een vertaler dient te voldoen:
First of all [a translator] must have as much talent, or at least the same kind of talent, as the author he chooses. In this, though only in this, respect Baudelaire and Poe or Jhukovski and Schiller made ideal playmates. Second, he must know thoroughly the two nations and the two languages involved and be perfectly acquainted with all details relating to his author's manner and methods also, with the social background of words, their fashions, history and period associations. This leads to the third point: while having genius and knowledge he must possess the gift of mimicry and be able to act, as it where, the real author's part by impersonating his trics of demeanor and speech, his ways and his mind, with the utmost degree of verisimilitude.
‘Nabokov’, verzucht Kurpershoek, ‘vervloekte de middelmaat. Hij was slechts tevreden met het allerbeste. Voor het perfect vertalen van Ada bijvoorbeeld moet je over een gigantische kennis van niet alleen de Russische en westerse literatuur, maar ook van plantjes, vlindertjes en andere insecten beschikken. Kortom, je moet eigenlijk Nabokov zelf zijn om het boek überhaupt geheel te kunnen begrijpen, laat staan foutloos te vertalen.’ Naast dit perfectionisme komt in de geciteerde passage meer impliciet een andere eigenschap van Nabokov aan het licht. Door Baudelaire als de enige competente vertaler van Edgar Allan Poe, en Zjoekovski als enig mogelijk tegenwicht van Schiller voor te stellen, zet Nabokov en passant zichzelf in een flatteus daglicht. Zelf vertaalde hij namelijk de Jevgeni Onegin, het hoofdwerk van Alexander Poesjkin, en suggereert dus met zijn eigen gewicht dat van de ‘Prins der Russische dichters’ te kunnen compenseren.
Zelf bekijkt Kurpershoek het vertaalvak een stuk nuchterder, hij is dan ook geen schrijver. ‘Vertalen, in ieder geval het vertalen van proza, is een ambacht. Je moet uiteraard wel de technische kant van het schrijversvak beheersen, maar om de creatieve zijde, het bedenken van het verhaal en het leggen van verbanden, hoeft de vertaler zich niet meer te bekommeren.’ Het vertalersvak kan volgens Kurperhoek vergeleken worden met dat van een uitvoerend kunstenaar. Ook metaforen als ‘taalsmid’ en ‘schrijnwerker’ benaderen de kern van het vak. Dit betekent niet dat een vertaler
| |
| |
René Kurpershoek - foto: Carin Westerhoud
niets van een romancier hoeft te hebben. ‘Natuurlijk is het zo dat wanneer Nabokov een associatief verband legt over zestig bladzijden, ik in mijn vertaling ditzelfde verband moet leggen.’ Of hij daarom een ‘structureel’ in tegenstelling tot een ‘serieel’ vertaler is, laat Kurpershoek in het midden. ‘Het zijn twee uitersten op een glijdende schaal waar je ergens tussen zit. Het is niet mogelijk puur structureel te vertalen; de gedachte dat de vertaler van tevoren een idee in zijn hoofd heeft gevormd en dat alleen nog maar hoeft op te schrijven is onzin. Maar het is evenzeer onverstandig om bij het eerste woord te beginnen en maar te zien waar de eerste zin eindigt.’
| |
Martinus Nijhoffprijs
Vóór Ada vertaalde Kurpershoek romans van onder andere Paul Bowles, V.S. Naipaul, I.B. Singer en Ester Freud. Al tijdens zijn studie Engels kwam hij in contact met het vertalersvak. Toen gaandeweg duidelijk werd dat vier van de vijf anglisten voor de klas eindigden, wist hij dat hij het roer moest omgooien. Hij begon vertaalklussen te doen en studeerde aan het toen pas opgerichte Instituut voor Vertaalkunde te Amsterdam, dat onlangs weer is opgeheven. Van hetzelfde jaar zijn Sjaak Commandeur, Rien Verhoeff en Anneke Huiselink, die alle drie inmiddels topvertalers zijn. ‘Bij
| |
| |
mijn weten is er geen vergelijkbaar clubje uit de voorgaande jaren en de periode daarna’, stelt Kurpershoek. Van Huiseling vertaalde voor De Arbeiderspers de brieven van Nabokov. Commandeur (onder andere The real life of Sebastian Knight; Transparant Things) en Verhoeff (Lolita; King, Queen, Knave) werkten ook mee aan het Nabokov-vertaalproject.
Toen Kurpershoek van de onderneming hoorde, had hij nog nooit iets voor De Bezige Bij vertaald. ‘Ik belde ze op, kreeg een gereserveerde telefoniste aan de lijn die me zei maar een briefje te schrijven. Dat deed ik. De redacteur van het project belde terug met een aantal titels. Eén daarvan was Ada, en toen dacht ik: dan moet het ook Ada maar zijn.’ Kurpershoek had Ada nog niet helemaal gelezen maar hij wist dat Nabokovs meest ambitieuze boek een enorme kluif zou zijn. ‘Het leek me mooi om Nabokovs proza te vertalen. Zo gigantisch veel over hem wist ik toen nog niet, maar zijn proza heeft me altijd al gefascineerd.’
Het vertaalproject van De Bezige Bij heeft het werk voor het Nederlandse publiek toegankelijker gemaakt. ‘Alleen al doordat de kwaliteit van de vertalingen is toegenomen omdat vertalers tegenwoordig beter van hun arbeid kunnen leven. De eerste vertaling van Ada bijvoorbeeld is in vier maanden gemaakt.’ Kurpershoeks vertaling van Ada kostte hem bloed, zweet en tranen, maar leverde hem wel de enige echte vertaalprijs in Nederland op. ‘Het werken aan Ada was een ware bezoeking. Ik heb het boek meermalen in een hoek gesmeten. Toen het uitgegeven was, is er voor een vertaling - en zeker voor een hervertaling - flink wat aandacht aan besteed. Die ebde weer weg totdat de prijs kwam. In mijn achterhoofd zat natuurlijk het idee dat ik hem wel eens wilde hebben en dit was mijn eerste gerichte gooi. Maar,’ zwakt Kurpershoek af, ‘de prijs is natuurlijk niet alleen voor de vertaling, het origineel moet ook een spectaculair boek zijn. Maar de jury let ook op je eerder gemaakte vertalingen. De Nijhoffprijs is dus eigenlijk een oeuvreprijs.’
Sindsdien is het ‘erg leuk’ voor Kurpershoek dat ‘iedereen in de uitgeverij zijn naam kent, in elk geval meer dan daarvoor’. Een mager resultaat van het winnen van de Martinus Nijhoffprijs. Kurpershoek reageert gelaten op deze observatie: ‘Als vertaler zul je altijd een luis in de uitgeverswereld blijven. De koffiejuffrouw zal eerder een uitnodiging krijgen voor het boekenbal dan de vertaler.’ Hij ziet weinig in de typering van zijn vak als een soort uitzendbaan. ‘Je zou me ook zelfstandig ondernemer kunnen noemen, voor de fiscus ben ik dat zelfs. Ik zou trouwens niet anders willen.’
Een grotere naamsbekendheid betekent ook niet dat Kurpershoek nu kan gaan vertalen wat hij wil. ‘Je kunt vaker nee zeggen, maar zelfs dat moet je toch niet te vaak doen. Wel is het zo dat een goede uitgever weet dat een vertaling beter wordt naarmate de vertaler meer voeling met de brontekst heeft.’ Een oude droom van Kurpershoek is het vertalen van Antic Hay van Aldous Huxley. ‘Ik heb dat eens aan Bert Bakker voorgesteld maar die zag dat niet zitten.’ Het gebrek aan erkenning van het vertalersvak geldt ook voor de kritiek vanuit de pers. ‘Het komt maar zeer zelden voor dat in een recensie van een vertaling iets zinnigs over het vertalen wordt gezegd. Als hierover al wat wordt opgemerkt, zijn het vaak de mankementen in de ogen van de recensent, waaruit meestal blijkt dat hij geen kennis van zaken heeft. Goed, Ada vormt hierop een uitzondering.’
Er wordt wel gezegd dat de vertaler gedoemd is in de schaduw van de schrijver te blijven staan. René Kurpershoek is niet René Kurpershoek, René Kurpershoek is de vertaler van Vladimir Nabokov. Maar Kurpershoek ervaart zijn beroep niet als dat van de eeuwige tweede, ‘hoewel het natuurlijk wel zo is’. Ook behoort hij niet tot de gemankeerde schrijvers die wegens wegblijvend succes maar zijn gaan vertalen. Tenslotte is er nog de ‘schrijver/vertaler’. ‘Sommige schrijvers vertalen af en toe wat omdat ze geen inspiratie of geld hebben, maar dit zijn lang niet altijd de besten. Geef mij maar een broodvertaler. Die kent tenminste het klappen van de zweep. Het vertaalvak’, besluit Kurpershoek, ‘is af en toe heel frustrerend en je moet flink wat eelt op je ziel hebben. Maar of ik het erg vind om in de schaduw van een schrijver te staan? Nee, eigenlijk niet.’
| |
Géén eigen creaties
Aan de tweede druk van Ada werden verklarende noten toegevoegd door Vivian Darkbloom, personage in Lolita én een anagram van Vladimir Nabokov. Klaarblijkelijk kon de trotse Nabokov het uiteindelijk niet verkroppen dat zijn onbegrijpelijke verwijzingen niet door zijn lezers begrepen werden. Veel gemakkelijker maakte zijn alter-ego Darkbloom het hen echter niet. Alhoewel Darkbloom vaak niet-Engelse terminologie verdienstelijk toelicht, wordt de lezer geregeld op
| |
| |
een dwaalspoor gezet, hetgeen twee Amerikaanse onderzoekers bewoog tot het schrijven van een artikel met de ludieke titel ‘Notes to Vivian Darkbloom's notes to Ada’. De jury vermeldde in haar rapport dat ze naast de grappen en verwijzingen van Nabokov ook niet al de alternatieven van Kurpershoek had begrepen. Wordt het niet tijd voor een Kurpershoeknotenapparaat, ofwel: in hoeverre heeft hij het boek herschapen? Eigen creaties zijn blijkbaar een smet op het blazoen van de vertaler, want Kurpershoek voelt zich weinig gevleid door de suggestie voor een eigen notenapparaat. ‘Er zijn punten geweest waarop ik verwijzingen nadrukkelijker heb verwerkt, met als gevolg dat men misschien minder nauwkeurig de vertaling hoeft te lezen om te begrijpen wat er staat dan nodig is bij de meer bedekte verwijzingen in het origineel. Maar dat wil niet zeggen dat het om eigen creaties gaat. Al mijn vindingen kan ik verantwoorden.’
Toch drukt een vertaler een bepaald stempel op het werk dat hij vertaalt. Ook Kurpershoek heeft bij bepaalde probleemgevallen een eigen oplossing moeten verzinnen. ‘Zeker. Maar je moet altijd kiezen tussen watje handhaaft en watje laat vallen. Dan begint het op poëzievertalen te lijken. Het komt maar zelden voor dat je van een ingewikkelde wending alles kunt overbrengen. Maar nogmaals, in principe moet alles aan de hand van de brontekst te verantwoorden zijn.’
Voor het creëren van palindromen schreef hij een computerprogrammaatje, waarover in de media veel ophef gemaakt werd. ‘Blijkbaar vond men het iets heel bijzonders. Dat is het helemaal niet. De grap is dat het schrijven van dat programmaatje veel meer tijd heeft gekost dan het uiteindelijke gebruik ervan opleverde. Ik ging er een beetje mee spelen - bij Nabokov denk je al gauw aan het woord “nimf” - en daar stond het ineens: “nimfmin”. Nabokov zelf had op die plek het palindroom deified staan, een wat abstractere verwijzing naar Lolita. Strikt genomen hoeft deified niet eens een verwijzing naar Lolita te zijn, terwijl “nimfmin” dat natuurlijk veel explicieter wèl is. Ik heb erg lang geaarzeld om het zo te vertalen, niet vermoedend dat juist deze vondst zo positief zou worden ontvangen.’ De kritische pers benadrukte voornamelijk zijn virtuoze vertalingen van Nabokovs taaltrucs. Heeft hij niet het idee dat deze nadruk zijn echte vertaalwerk heeft overschaduwd? Een bedachtzame Kurpershoek: ‘Het zal best kunnen zijn dat het virtuoze karakter van het boek heeft bijgedragen aan het toekennen van de prijs. Ik ben niet aanwezig geweest bij de beraadslagingen van de jury, dus ik weet het niet. Het zal allicht meegewogen hebben.’
Het overzetten van de grote lijn, de toon of de sfeer van het origineel in het Nederlands is een veel zwaardere opgave dan het vertalen van taalgrappen. ‘Als geheel is Ada eigenlijk een zeer serieus boek. Het serieuze wordt als het ware opgewekt door het contrast tussen die aaneenschakeling van grappen en grollen en de dramatische thematiek. De kunst bij het vertalen is om mét al die grappen de vaart erin te houden, het is niet de bedoeling dat de lezer voortdurend over die grappen struikelt.’ En daarin is Kurpershoek geslaagd.
‘Eén zinnetje heb ik in zijn geheel weggelaten, omdat het onmogelijk in het Nederlands te vertalen was.’ Nabokov over de zonde van het weglaten:
Leaving out tricky passages is still excusable when the translator is baffled by them himself; but how contemptible is the smug person who, although quite understanding the sense, fears it might bunch a dunce or debauch a dauphin! Instead of blissfully nestling in the arms of the great writer, he keeps worrying about the little reader playing in a corner with something dangerous or unclean. (‘The art of translation’ p. 319).
Gelukkig behoort Kurpershoek niet tot deze laatste groep die de lezer in bescherming wil nemen, maar zou Nabokov hem ongetwijfeld in de eerste categorie van ‘perplexe vertalers’ plaatsen. ‘Nabokov heeft het zinnetje dat ik heb weggelaten weliswaar zelf opgeschreven, maar ieder denkbaar Nederlands equivalent was wel zo onbeholpen dat ik het uiteindelijk heb laten vallen. Daarbij komt dat ik het niet veel vond toevoegen aan het verhaal, ook al zal het er echt niet zomaar hebben gestaan.’ En alsof hij zijn keuze opnieuw afweegt, voegt Kurpershoek toe: ‘Maar wie ben ik om het zomaar weg te laten?’
| |
Oude vertalingen
Over de vertaling van Ada uit 1970 kan Kurpershoek kort zijn: ‘Die was gewoon onvolledig. Hele passages zijn verdwenen. Daarbij komt dat deze vertaling vijftien procent langer is dan de mijne. Een korte oplossing is bijna altijd beter dan een langere. Een vertaler
| |
| |
heeft toch al de neiging om uitte lopen en wanneer de vertaling dertig procent langer is dan het origineel moet je erg uit gaan kijken.’ Dat Nabokov zelf deze vertaling had geautoriseerd doet daar niets aan af. ‘Nabokov was natuurlijk een talenwonder, maar hij sprak geen woord Nederlands. De vraag is dan waarop hij deze goedkeuring heeft gebaseerd.’
Bend Sinister, Nabokovs eerste Engelstalige roman uit 1947, zit niet zo vol met valkuilen als Ada. Maar het schitterende gebeitelde proza van het boek blijft een uitdaging voor de vertaler. Een aspect waaraan volgens Kurpershoek de vorige vertaler Timmer, die aan het boek de titel Bastaards verleende, voorbij is gegaan. ‘En dat, terwijl Nabokovs stijl toch de rode draad door zijn hele oeuvre is. De veelvormigheid van enerzijds de natuur en van anderzijds de menselijke fantasie en het geheugen was heel belangrijk voor Nabokov, en kreeg gestalte in zijn stijl. Als dat in de vertaling niet gedaan wordt, is het geen Nabokov meer.’
Tijdens het vertalen van Bend Sinister heeft Kurpershoek Bastaards niet meer geraadpleegd. De twee vertalingen verschillen dan ook van elkaar als dag en nacht. In een grijs verleden heeft Kurpershoek voor Bert Bakker een beoordeling geschreven over de bestaande vertalingen van Nabokov. Van Bend Sinister weet hij nog dat hij de vertaling verre van goed vond. ‘Veel kijken in een vorige vertaling kan juist een last zijn, vooral als het een goede is. Je gaat je dan afvragen wat je eigenlijk nog aan het doen bent. Bovendien vond ik het in het geval van Bend Sinister niet zo nodig omdat, afgezien van de middenpassage over Hamlet, het boek niet zo heel moeilijk te begrijpen is.’
Kurpershoek is niet van mening dat de vertaler per se bijzonder goed thuis moet zijn in het werk van zijn schrijver. Zoals al is opgemerkt wist hij nog weinig van Nabokov vóór het vertalen van Ada en Bend Sinister. Nog steeds heeft hij Nabokovs Amerikaanse colleges niet gelezen, en zelfs niet al zijn romans. Voordat hij het boek ging vertalen kende Kurpershoek Ada nog maar gedeeltelijk, Bend Sinister heeft hij pas na het aannemen van de opdracht herlezen. ‘Maar het is zeer de vraag hoe belangrijk het is om al goed thuis te zijn in het werk dat je gaat vertalen. Het soort aanwijzingen dat je vaak pas honderd bladzijden verderop vindt om iets goed te kunnen vertalen onthoud je bij eerste lezing toch niet, of je moet echt een geheugen als een ijzeren pot hebben.’
Toch heeft hij ter voorbereiding van het vertalen van Ada veel over het boek gelezen. Op zoek naar informatie over Ada doorvorste hij op aanraden van zijn oude goeroe Peter Verstegen The Nabokovian, een getypt en geniet blad dat in kleine oplagen vanuit Amerika wordt rondgestuurd. Ook werkte hij het proefschrift van Brian Boyd over Ada door waarin een aantal aspecten van het boek volgens Kurpershoek op zeer intelligente manier wordt behandeld. Boyds gedegen analyse heeft hem voor veel valkuilen behoed en verkleinde de kans op het missen van knipoogjes zoals de vele verwijzingen naar de literatuurgeschiedenis. ‘Maar toch is het onvermijdelijk dat je dingen over het hoofd ziet.’
Het lijkt een logische aanname dat de affiniteit van een vertaler met het werk dat hij vertaalt aanwezig moet zijn. Van Pé Nawinkels is echter bekend dat hij Hermann Hesse een onbetekenende dwerg vond in vergelijking met Thomas Mann. Dat weerhield hem er overigens niet van het werk van beiden met passie en verve te vertalen. ‘Natuurlijk werkt het lekkerder wanneer je affiniteit hebt met een te vertalen boek. Aan een boek waarvoor dat niet geldt kun je beter niet beginnen, al was het maar omdat je maandenlang zonder plezier tegen een tekst aan zit te hikken. Als je vindt dat de brontekst niet veel waard is of gewoonweg rammelt, dan tempert dat je enthousiasme nogal.’ De intensieve relatie die Kurpershoek onderhield met Ada en Bend Sinister is steeds goed geweest. ‘Ik heb me altijd met plezier aan het vertalen gezet. Soms heb ik Ada wel eens verwenst, Bend Sinister eigenlijk nooit. Maar omdat ik gaandeweg vond dat er iets moois uitkwam, heb ik het altijd een leuke bezigheid gevonden.’
Momenteel vertaalt Kurpershoek Call it sleep (1934) van de onlangs overleden Henry Roth. Toen bleek dat in deze roman over de jeugd van de schrijver plat New Yorks met een Jiddisch accent werd gesproken, zag Kurpershoek zich voor een probleem gesteld. ‘Het even zo platte “Mokums”, dat met Jiddische woorden doorspekt is, bood de oplossing. Maar dan moet je het ook consequent volhouden en zorgen dat het er vooral niet te dik opgelegd wordt.’ In het geval van Ada hoefde Kurpershoek een dergelijke beslissing niet te nemen. De hoofdpersonen van de kosmopoliet Nabokov spreken even gemakkelijk Engels als Russisch en Frans; van een bepaald sociolect of het idioom van een streektaal is in Ada geen sprake.
Het vernuft van de vertaler houdt op wanneer het voor onvertaalbare woordspelingen komt te staan. Wanneer in Ada de wanhopige Van Veen een officier
| |
| |
voor een duel uitdaagt, suggereert Nabokov dat de officier en zijn secondanten homoseksuelen zijn door hen namen van verschillende soorten viooltjes te geven. Pansy, Engels voor viooltje, betekent ook ‘flikker’, of ‘mietje’. De enige associatie die het Nederlands kent met het kleine bloemetje is als zinnebeeld voor nederigheid, hetgeen met herenliefde weinig van doen heeft. Kurpershoek heeft geen oplossing kunnen vinden en heeft de Engelse namen laten staan. ‘Gelukkig waren er nog meer verwijzingen naar homoseksualiteit die wel vertaalbaar waren, maar deze specifieke hints zijn verloren gegaan. En dat is meer gebeurd in Ada. Eigenlijk is Ada een onvertaalbaar boek.’
| |
De oude Russen
Nabokovs Poesjkin-vertaling en zijn studie over Gogol zijn niet de enige blijken van zijn bezetenheid van de negentiende-eeuwse Russische literatuur, ook zijn romans zijn ervan doortrokken. Zo is de openingszin van Ada een parodie op de beroemde openingszin van Tolstojs Anna Karenina. Ook de bijgeleverde stamboom en de ouderwets meeslepende familiegeschiedenis doen herinneren aan de grote Russische romans van de vorige eeuw. ‘Ik heb Nabokov er altijd van verdacht ontzaglijk jaloers te zijn geweest op de negentiende-eeuwse Russische romanschrijvers voor wie het “romangenre” nog braak lag. Hoe graag had hij niet in het rijtje van Tolstoj, Gogol en Toergenjev gestaan. Maar goed, die tijd was nu eenmaal voorbij.’ Nabokov vond het vreselijk dat het als emigré weinig nut meer had om in het Russisch schrijven. Hij zag het als zijn persoonlijke tragedie dat hij noodgedwongen over moest stappen op het Engels. Het ontbreken van een Russische context is daarom een van de thema's in zijn oeuvre geworden: de sfeer van ontheemding is in heel zijn werk sterk aanwezig.
De vergelijking met de grote Russen brengt Kurpershoek op het verschil tussen Nabokovs romans en die van zijn voorzaten. Ada mag dan allerminst een realistische roman genoemd worden, ontdaan van alle trucs en dubbele bodems resteert er gewoon een prachtig dramatisch verhaal, inpasbaar in de traditie van de grote Russen. Nabokov heeft volgens Kurpershoek hen hiermee niet zozeer willen overtreffen - daarvoor had hij teveel respect en bewondering voor schrijvers als Lermontov, Tolstoj en Toergenjev. Daarbij komt dat in de afgelopen honderd jaar de romantechniek sterk geëvolueerd is. In tegenstelling tot de negentiende-eeuwse realisten geloofde Nabokov niet in de mogelijkheid om met taal de werkelijkheid weer te geven. De psychologie die de realisten hanteerden maakt hij in Ada belachelijk. Een prachtig voorbeeld van deze spot is de passage uit het boek waarin Van Veen overvallen wordt door een lustgevoel als hij de aanwezigheid van zijn halfzuster opmerkt. Van weet geen verklaring voor zijn plotselinge begeerte: ‘What constricted his heart? Why did he pass his tongue over his thick lips? Empty formulas befitting the solemn novelists of former days who thought they could explain everything.’ (Ada p. 373, Londen 1971).
‘Strikte mimesis is wel het laatste wat Nabokov in zijn werk heeft nagestreefd. Deze man was zo talig dat de taal misschien de eigenlijke hoofdpersoon in zijn werk is. Ik ben niet de eerste die dat zegt, maar Ada is min of meer een metaroman. Die negentiende-eeuwers wilden slechts een gelijkende afbeelding van een werkelijkheid maken.’
De ambitie om de ‘laatste grote Rus’ te worden past in het beeld van Nabokov als een ijdel man. Al zijn karakters zijn mensen die meer kunnen dan gemiddeld. Van Veen laat hij op werkelijk alle vlakken uitblinken: hij is een succesvol wetenschapper en intellectueel met de flair van een Don Juan, die ook nog eens het gestel van een acrobaat bezit. ‘Dat is misschien een wat nare trek van Nabokov,’ geeft Kurpershoek toe, ‘oog voor het modale heeft hij nooit gehad. Het moest altijd boven het gemiddelde zijn.’ Van Veen bijvoorbeeld, maar ook Krug uit Bend Sinister, en veel andere personages in zijn werk zijn strenge mensen, geleerd, hautain. ‘Dat zijn natuurlijk deels zelfportretten. IJdel zijn ze, maar met name van zichzelf overtuigd. Met andere woorden: zijn personages zijn vaak mini-Nabokovjes. Zo ben ik zelf niet. Als dat wel zo zou zijn, dan had ik het boek niet vertaald. Natuurlijk moet je daarom wel naar Nabokov opzien, want, om een cliché te gebruiken, het is zo'n gigantische omgevallen boekenkast. En daar koketteert hij in Ada natuurlijk mee, of beter gezegd: hij laat Van Veen daarmee koketteren.’
Er zijn vertalers die geassocieerd worden met grote schrijvers: E.Y. Kummer met Céline, Pé Hawinkels met Mann en Hesse. John Vandenberg hoort bij Faulkner en Joyce, alhoewel deze laatste naam onvermijdelijk verhuist naar Claes en Nys nu zij Ulysses onder handen hebben genomen en wellicht ook ander werk van de Ier gaan vertalen. Kurpershoek ziet naast een zekere
| |
| |
charme van zo'n patent op den duur meer nadelen. ‘Het heeft natuurlijk wel iets. Aan de andere kant vind ik dat je dan toch wel echt in de schaduw van zo'n auteur komt te staan.’ Vervolgens broodnuchter: ‘Daarbij moet je niet vergeten dat het toch ook maar gewoon werk blijft. Er moet hoe dan ook brood op de plank komen, er moet een volgend boek vertaald worden. Voor Claes en Nys hoop ik trouwens dat ze niet Finnegan's Wake moeten gaan doen, dat lijkt me namelijk verschrikkelijk. Ik moet er ook niet aan denken alles van Nabokov te vertalen. Op een gegeven moment heb je alle trucs van een schrijver wel een keer gehad.’
Alleen in zichzelf zag Nabokov de ideale lezer van zijn werk. Kurpershoek komt als vertaler desalniettemin dicht in de buurt van dit ideaal. Hij zou wel eens de meest toegewijde Nederlandse lezer van Ada kunnen zijn. ‘In zekere zin wel’, beaamt Kurpershoek. ‘Als vertaler moet je natuurlijk een zo afgerond mogelijke mening vormen over wat er uiteindelijk staat.’ En Kurpershoek heeft een stellige interpretatie. ‘In zijn rol als recensent is het John Updike niet opgevallen dat Nabokov een ethisch oordeel velt over de incestueuze relatie tussen Van en Ada. Updikes interpretatie staat loodrecht op die van mij, en ik verdenk hem dan ook van een oppervlakkige lezing. Van Veen schrijft namelijk het boek als een verantwoording van een zeer zondig leven. Lucette, het personage dat de sympathie van Nabokov heeft, gaat uiteindelijk ten onder. Iedereen die met de familie Veen te maken heeft delft op de een of ander manier het onderspit, behalve Van en Ada zelf. Natuurlijk is het duivelse van Van Veen - want hij schrijft de roman, en niet Nabokov - juist dat het slechte overwint. Ada en Van worden beide negentig. Niet voor niets heet een van de Veens “Demon” en zijn er demonen die beschreven worden als een soort engelen. Alles is in Ada topsy-turvy, ondersteboven gekeerd en binnenstebuiten. De hele wereld van het boek is tegennatuurlijk, anders, nep, fake.’
Kurpershoek is er zich van bewust dat een zo stellige interpretatie, die niet onomstreden is, de manier van vertalen stuurt. ‘Daar valt moeilijk aan te ontkomen wanneer je het boek vertaalt van bladzijde één tot zeshonderd. Maar als zo'n notie in het boek zit, komt die er ook wel weer uit als je niet totaal stekeblind bent. Als vertaler is het onvermijdelijk om in dit specifieke geval de “moraal” erin te laten zitten.’
Barring downright deceivers, mild imbeciles and impotent poets, there exist roughly speaking, three types of translators [...] These three are: the scholar who is eager to make the world appreciate the works of an obscure genius as much as he does himself; the welt meaning hack [broodschrijver, loonslaaf]; and the professional writer relaxing in the company of a foreign confrère. (‘The art of translation’ p. 319).
Daar Nabokov geen mogelijkheid openliet voor andere categorieën zit er niets anders op om Kurpershoek, geen wetenschapper maar ook geen professionele schrijver, tot de well meaning hacks te rekenen. Ook van de grote meester komt weinig waardering voor het vak van de vertaler. Gelukkig maar dat bescheidenheid de vertaler kenmerkt: ‘Je moet jezelf wel ondergeschikt maken aan de schrijver, te allen tijde.’ De psychologie van de vertaler? Na even denken besluit Kurpershoek: ‘Iemand die zichzelf kan wegcijferen en een hoop zitvlees heeft.’
|
|