dering: met zachte stem en op vlakke toon gaf zij een dwarsdoorsnede van haar roman, ten overstaan van een even stille als donkere zaal.
De organisatoren van het festival hadden haar gevraagd een nogal controversiële passage voor te lezen, waarin de overgave van twee vrouwen aan bestiale en homoseksuele lusten gedetailleerd beschreven wordt. Dat zij hiermee aangaven haar literaire kwaliteiten - in vergelijking met die van de overige debutanten - schromelijk te onderschatten, bleek die avond al en werd bevestigd bij het lezen van hun werk. Maar dit terzijde. De vraag die mij bleef achtervolgen was waarom het kleine meisje met de grote oorbellen akkoord was gegaan met het voorstel juist deze, boven omschreven tekst voor te lezen. Dan moest het voor haar toch meer betekenisvol dan pornografisch zijn.
Haar debuutroman las ik in iets meer dan twee uur uit. Mijn uitgave is die van de ECI, uit die hilarisch lelijke Schrijvers van Nu-serie. De tijdsduur illustreert dat haar stijl, zoals dat veel te vaak populair omschreven wordt, ‘leest als een trein’. De lezer is daarbij echter geneigd te weinig aandacht te besteden aan zaken als gelaagdheid en motieven. Opgevoed in de goede, structuralistische traditie, valt er echter het nodige te ontdekken.
De belangrijkste pijlers waar het verhaal op rust zijn religie, filosofie en (voornamelijk) de queeste van de auteur in de meest algemene zin des woords. Het zal duidelijk zijn dat de confrontatie van de twee eerstgenoemde ‘grootheden’ tot interessante, zij het vrijwel nooit vernieuwende, discussies kan leiden. Mij gaat het laatste gegeven ter harte. In navolging van onder anderen Mulisch (cf. Voer voor psychologen en diverse interviews) ‘verpakt’ Van Brederode in haar roman de hopeloze zoektocht van De Schrijver naar Het Woord. De irritatie bij de lezer ten gevolge van het overvloedig gebruik van hoofdletters is hier op zijn plaats: het betreft hier inderdaad een reeds lange tijd geleden platgetreden pad richting de bekende, onvoltooide doelstelling. De schrijfster draagt echter op haar manier bij aan de vernieuwing van deze aloude thematiek.
Haar redenering verloopt, sterk gesimplificeerd, als volgt. Volgens de Bijbel was het Woord, in den beginne, bij God. De enige wijze waarop de mens aanspraak kan maken op het Woord (lees: het juiste woord op de juiste plaats, de ideale, ondubbelzinnige formulering, de perfecte roman) is derhalve de mystieke eenwording met God. Op grond van associaties met betrekking tot het Evangelie volgens Johannes, dat opent met de aangehaalde stelling aangaande Het Woord, valt het woord samen met waarheid, licht en vlees. Hieraan kunnen volgens de schrijfster eenvoudig begrippen als lust en consumptie gekoppeld worden. Zodoende wordt de Unio Mystica gelijkgeschakeld aan het eenworden met het vleesgeworden woord van God: de (in eerste instantie) mannelijke mens. Aldus redenerend is de hoofdpersoon van Ave Verum Corpus dus niet slechts op zoek naar liefde (in wat voor vorm dan ook, getuige de op het Crossing Border Festival voorgelezen passage) maar tevens naar waarheden omtrent zichzelf en haar omgeving.
De voornaam van de protagonist luidt Lucia. Evenals de ‘verbeelding’ van de filosofie, professor Oudegeest, draagt zij een helaas wat obligate speaking name. Zij vertoont in hoge mate identificeerbaar gedrag (zij gaat studeren, vult haar dagen met eerstejaars-bezigheden), maar gaat daarbij nogal ongeloofwaardig om met haar religieuze achtergrond. Zo blijkt uit de beschrijvingen van de verteller/ster dat zij visioenen heeft waarin zij zich voorzien weet van messiaanse connotaties, maar discussieert zij in het dagelijks leven vrijwel nooit diepgaander dan welles-nietes over haar overtuigingen. Hetgeen gezien de structuur van de roman een zeer welkome afwisseling was geweest van de vele beschrijvingen van vriendjes, uitstapjes et cetera.
Het centrum van het boek wordt gevormd door het ‘Hegelspel’, een popularisering in