Vooys. Jaargang 14
(1995-1996)– [tijdschrift] Vooys– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 24]
| |
De Absurde Boeddha
| |
Roman versus essayDe overeenkomsten tussen de kernbegrippen Kwaliteit en het Absurde springen niet in het oog. Waarschijnlijk was Pirsig zelf ook niet bewust van de gelijkenis. In Zen and the art of motorcycle maintenance verwijst hij nergens naar Camus. Integendeel: herhaaldelijk suggereert hij, dat hij een voor het westen nieuw - of in ieder geval lang vergeten - antwoord heeft gevonden op de aloude vraag: wat is de zin van het leven? Toch blijkt Pirsig goed op de hoogte van de westerse filosofie, en het absurdisme is bepaald geen obscure stroming. Het Absurde is een belangrijk thema in de literatuur; Camus bespreekt zelf in Le mythe de Sisyphe het Absurde in het werk van Dostojevski en Kafka. Absurde toneelschrijvers zoals Beckett en Pinter | |
[pagina 25]
| |
Boeddha, India vijfde eeuw
| |
[pagina 26]
| |
Waterval, M.C. Escher 1961
zijn geliefd bij toneelgezelschappen en hun publiek. Ook de tekeningen van M.C. Escher en de schilderijen van René Magritte confronteren de kijker met het Absurde. Bij het lezen van Zen and the art of motorcycle maintenance (voortaan Zen) wijst er in eerste instantie niets op dat in dit boek zo nauwkeurig een begrip omschreven zal worden dat zoveel lijkt op het Absurde. De lezer vindt Zen in de boekhandel tussen de romans. Meestal gebruikt een auteur een roman slechts om een bepaald idee of een bepaalde theorie te illustreren. Voor definities of precieze omschrijvingen van het idee zelf is de roman niet het meest voor de hand liggende medium. Maar het blijkt de lezer al snel dat Pirsig niet alleen een roman heeft geschreven. Zen is een reisverslag, een dubbel reisverslag. Het verhaalt de reis van de auteur en zijn zoontje op een motor door Amerika. Onderweg onderneemt de | |
[pagina 27]
| |
auteur de tweede, mentale reis. Deze reis noemt Pirsig zijn ‘chautauqua’Ga naar eind3.. In de chautauqua gaat hij op zoek naar zijn vroegere zelf. Het blijkt dat hij ooit zijn verstand is kwijtgeraakt en daarom met elektroshocktherapie is behandeld. Door deze therapie kreeg hij zijn verstand terug maar verloor hij een groot deel van zijn geheugen. In de loop van het boek reconstrueert hij zijn verleden. De reis op de motor is romanesk en bevat ook veel praktische, gedetailleerde aanwijzingen voor de motorrijdende lezer. Maar de chautauqua heeft vaak veel weg van een filosofisch essay. Pirsig noemt zijn vroegere zelf Phaedrus, naar de jonge, heetgebakerde sofist uit een van de dialogen van Plato. In de loop van zijn leven bestudeert Phaedrus oosterse en westerse filosofie. Hegel, Hume, Kant en Poincaré krijgen in het boek veel aandacht. Zijn filosofische omzwervingen leiden Phaedrus, ‘following a path that to his knowledge had never been taken before in the history of Western thought’ (p. 213), tot de (her)ontdekking van de betekenis van het woord Kwaliteit. Phaedrus verliest uiteindelijk zijn verstand en dat is ook het einde van de chautauqua. Omdat Pirsig de chautauqua gedeeltelijk als een essay heeft geschreven kan hij het begrip Kwaliteit nauwkeurig omschrijven, net zoals Camus het Absurde nauwkeurig omschrijft in zijn essay Le mythe de Sisyphe. Het voordeel van deze opzet is dat Pirsig Kwaliteit tegelijkertijd kan illustreren in het romangedeelte van het boek. De precieze omschrijving in het essay-gedeelte maakt het voor de lezer mogelijk Kwaliteit te vergelijken met het Absurde. Dit ligt echter nog steeds niet voor de hand: Kwaliteit is de uitkomst van een gedachtengang die een totaal ander uitgangspunt heeft dan het uitgangspunt van Camus in Le mythe de Sisyphe (voortaan Le mythe). | |
Verschillende uitgangspuntenPirsig constateert aan het begin van het boek het volgende probleem: de wereld is gespleten in een romantisch, ‘hip’ gedeelte en een technisch-wetenschappelijk, ‘square’ gedeelte. De romantici accepteren alleen ‘het gevoel’ en zijn er bijna trots op dat ze niets van de exacte wetenschap begrijpen. Zij beschuldigen de technici bijvoorbeeld van milieuvervuiling en materialisme. De technici accepteren alleen dingen die in getallen zijn uit te drukken en waarmee gerekend kan worden. ‘Square’ domineert op dit moment de maatschappij en dat is de oorzaak van veel lelijkheid, of zoals Pirsig het uitdrukt, gebrek aan Kwaliteit. Lelijkheid kan de vorm aannemen van buitenwijken vol lelijke flats en overwaardering van materiële goederen. Pirsig stelt dat de oplossing van deze problematiek ligt in een synthese van ‘hip’ en ‘square’, en dat hij zo'n synthese in zijn chautauqua zal bereiken: The Buddha, the Godhead, resides quite as comfortably in the circuits of a digital computer or the gears of a cycle transmission, as he does at the top of a mountain or in the petals of a flower. To think otherwise is to demean the Buddha - which is to demean oneself. This is what 1 want to talk about in this chautauqua. (p. 16). Camus introduceert zijn probleem als volgt, in de eerste alinea van Le mythe: De filosofie kent maar een werkelijk serieus probleem: de zelfmoord. Het oordeel of het leven al dan niet waard is geleefd te worden houdt het antwoord in op de belangrijkste vraag die de filosofie zich stelt. Al het andere, of de wereld drie dimensies heeft, de geest negen of twaalf categorieën, komt pas daarna. (p. 7). Bij het oplossen van zijn probleem maakt Camus maar een aanname: de wereld is absurd. Het Absurde is dus geen conclusie van Le mythe maar is onderdeel van het uitgangspunt. Camus geeft aan dat eerdere auteurs, met name Dostojevski en Kafka, het Absurde al hebben onderkend en beschreven. In Le mythe houdt Camus zich dus niet bezig met het Absurde zelf, maar met de consequenties die je daaruit kan trekken: zelfmoord of verder leven. Voor een beschrijving van het Absurde kunnen we dus ook terecht bij Dostojevski. Bij Dostojevski komt het Absurde in veel boeken aan de orde, bijvoorbeeld in De gebroeders Karamazov (1880). In het volgende fragment illustreert Ivan Karamazov het Absurde aan zijn broer Aleksei, in de vorm van wreedheid jegens onschuldige kinderen: Stel je voor: een kleuter op de arm van een bevende moeder en daaromheen Turken. Ze hadden een reuzegeintje uitgedacht: ze halen het kind aan en lachen om het kind aan het lachen te krijgen. En ja hoor, het kind lachte. Op dat ogenblik richt een | |
[pagina 28]
| |
Turk op korte afstand een pistool op het kind z'n snuitje. Het kind schatert van plezier en strekt z'n handjes uit om het pistool te pakken en opeens haalt de artiest de trekker over en verbrijzelt het hoofdje... Wat een raffinement, he? Ze zeggen, tussen twee haakjes, dat Turken gek op zoetigheden zijn. (p. 315)Ga naar eind4.. Camus vraagt zich af of het leven het waard is geleefd te worden in een wereld die doordrenkt is met het Absurde. | |
Het Absurde en KwaliteitIn Le mythe ontstaat er op weg naar het antwoord op deze vraag een scherp beeld van het Absurde, veel scherper dan in de romans van Kafka of Dostojevski. Bij Camus verbindt het Absurde de mens en de wereld: Toen ik zei dat de wereld absurd is, liep ik te ver vooruit. Men kan hoogstens zeggen dat deze wereld zelf niet rationeel is. Maar absurd is de konfrontatie van deze irrationele wereld en de hartstochtelijke roep om duidelijkheid die in het hart van ieder mens weerklinkt. Het absurde vindt zijn oorsprong zowel in de mens als in de wereld. Voorlopig is het absurde het enige dat hen verbindt. (p. 29). De geraffineerde moord op de onschuldige kleuter is dus op zichzelf niet absurd, maar wordt pas absurd als jij - de toeschouwer - je afvraagt, hoe het in Godsnaam mogelijk is dat zoiets gebeurt. Het Absurde is ook het punt waar de rede en het irrationele elkaar ontmoeten: Onze honger om te begrijpen, ons verlangen naar het absolute zijn te verklaren omdat wij nu juist zoveel dingen kunnen begrijpen en verklaren. Het is nutteloos de rede volkomen te loochenen. Zij heeft haar eigen terrein waarop zij doeltreffend is en wel het gebied van de menselijke kennis. Daarom willen wij alles duidelijk maken. Als wij daar niet toe in staat zijn, als bij die gelegenheid het absurde wordt geboren, dan gebeurt dat nu juist op het punt waar deze doeltreffende maar beperkte rede en het steeds opnieuw opduikende irrationele elkaar ontmoeten. (p. 46). Zo wordt het Absurde gesitueerd tussen de rede en het irrationele en tussen de mens en de wereld. Deze lokatie is bijzonder in het westerse denken. Het westerse denken is opgebouwd uit tegenstellingen, dualismen. Als wij in het westen een moeilijke beslissing moeten nemen, dan vragen wij ons wel eens af of we naar ons hart of naar ons hoofd moeten luisteren. Onze rechters doen hun best om de schuld of onschuld van de beklaagde vast te stellen. In de media is er in buitenlandse conflicten altijd een goede en een slechte partij. Dit dualistisch denkpatroon wordt doorkruist door een begrip dat tussen dualistische tegenstellingen instaat, zoals het Absurde. Dertig jaar later krijgt het Absurde gezelschap; Pirsig lokaliseert Kwaliteit op dezelfde semantische lokatie: The easiest intellectual analogue of pure Quality that people in our environment can understand is that ‘Quality is the response of an organism to its environment’[..] Quality is not a thing, it is an event. It is an event at which the subject becomes aware of the object. (p. 215, 225). Zo ontstaat het volgende beeld: (zie pagina hiernaast)
Deze gedeelde centrale positie tussen vier belangrijke begrippen, op het snijpunt van twee tegenstellingen, is de eerste overeenkomst van Kwaliteit en het Absurde. | |
ConflictsituatieWanneer vier polen van twee tegenstellingen elkaar ontmoeten, dan zijn er twee mogelijkheden. Of er ontstaat een conflictsituatie, of er wordt een huwelijk gesloten. Camus kiest vanaf het begin voor de conflictsituatie. Het Absurde is een slagveld. Steeds opnieuw | |
[pagina 29]
| |
beschrijft hij de worsteling van het individu met de werkelijkheid, het begrip met het onbegrijpbare, aan de hand van polemische, tot de verbeelding sprekende voorbeelden. Ieder mens moet deze confrontatie ook zo vaak mogelijk opzoeken, want - zo stelt Camus - ook al is de wereld absurd, zij is alles wat wij hebben. Het zo vaak mogelijk opzoeken van de confrontatie noemt Camus ‘revolte’, opstand. De mens moet in opstand komen tegen de onbegrijpelijke wereld, want het Absurde maakt elke vorm van verzoening onmogelijk. Wie wil zich verzoenen met een wereld waarin onschuldige kleuters worden vermoord? Verzoening betekent zelfbedrog, want verzoening is alleen mogelijk door het Absurde te ontkennen. De opstandige mens is zich bewust van de wereld en accepteert haar niet, ook al heeft hij geen alternatief. Zo vindt Camus de oplossing van zijn probleem: zelfmoord is een vorm van capitulatie. Een opstandige mens geeft zich niet gewonnen. ‘Hier is de probleemstelling omgedraaid. Eerst ging het erom te weten of het leven een zin moest hebben om geleefd te worden. Nu blijkt juist dat het meer de moeite waard is als het geen zin heeft.’ (p. 67). Pirsig ontkent in eerste instantie een gewelddadige confrontatie. Kwaliteit verenigt juist subject en object, hip en square, op harmonieuze wijze. Dat is ook niet vreemd gezien de probleemstelling van het boek. Zowel de romanticus als de classicus accepteert via Kwaliteit zijn wederhelft. Kwaliteit brengt het individu in harmonie met de wereld. Dit harmonieuze wereldbeeld maakt het boek waarschijnlijk aantrekkelijk voor het New age-publiek. Maar met deze harmonie komt Pirsig in de problemen als hij een belangrijk onderdeel van Zen-Boeddhisme gaat uitleggen: ‘stuckness’. Pirsig beschrijft stuckness aan de hand van een schroef die niet los wil: A screw sticks for example, on a side cover assembly. You check the manual to see if there might be any special cause for this screw to come off so hard, but all it says is: ‘Remove side cover plate’ in that wonderful technical style that never tells you what you want to know [..] Your mind was already thinking ahead to what you would do when the cover plate was off, and so it takes a little time to realize that the minor annoyance of a fsticking screw] isn't just irritating and minor. You're stuck. Stopped. Terminated. The screw has absolutely stopped you from fixing the motorcycle. (p. 256). Dit, stelt Pirsig, is bij uitstek het moment waarop Kwaliteit te vinden is. Ik vond dat moeilijk te begrijpen toen ik Zen voor de eerste keer las. De harmonie die eerder met Kwaliteit samenging is hier verdwenen. De situatie doet zelfs denken aan de absurde voorbeelden van Camus. Toch zoekt de Zen-Boeddhist hier blijkbaar de Boeddha: ‘After all, it's exactly this stuckness that Zen Buddhists go to so much trouble to induce; through koans, deep breathing, sitting still and the like.’ (p. 252). | |
[pagina 30]
| |
Een Koan is een kort verhaal of gedicht vol tegenstrijdigheden. De Zen-monnik Mumon heeft in de dertiende eeuw achtenveertig van deze koans verzameld in ‘de poortloze poort’, waaronder het volgende absurde tweetal: Een monnik vroeg aan Baso: ‘Wat is Boeddha?’ Baso zei: ‘Deze geest is Boeddha’.Waarom zoekt de Zen-Boeddhist ‘stuckness’ op? Volgens Hofstadter om de dualismen in het logisch denken te doorbreken.Ga naar eind6. In de westerse cultuur bestaan er ook koans; het schilderij ‘De twee mysteries’ van Magritte lijkt bijvoorbeeld op de geciteerde koan. Over één pijp wordt ons verteld dat het geen pijp is. De ander is blijkbaar wel een pijp, maar toch zijn ze allebei geschilderd. Ons verstand wordt geconfronteerd met iets onbegrijpelijks. In het voorbeeld
De twee mysteries, René Magritte 1966
van de schroef wordt de motorrijder geconfronteerd met een onbelangrijke schroef die ineens evenveel waard is als zijn hele motor. Als hier Kwaliteit te vinden is dan schuilt er in Kwaliteit niet alleen harmonie, maar ook geweld. Pirsig onderkent dit in het essay-gedeelte niet; in het essay concludeert hij dat je ‘stuckness’ moet accepteren. Maar vanaf dit moment wordt de confrontatie wel een steeds belangrijker thema in het roman-gedeelte. Zowel in het Absurde als in Kwaliteit wordt het verstand geconfronteerd met een irrationele werkelijkheid. Door deze confrontatie wordt het dualistisch denkpatroon aan het wankelen gebracht. Dit is de tweede overeenkomst tussen Kwaliteit en het Absurde. | |
Waanzin versus opstandVoor de conclusies die Pirsig trekt uit de confrontatie tussen ‘hip’ en ‘square’, moeten we het essay-gedeel- | |
[pagina 31]
| |
te van Zen verlaten en het roman-gedeelte verder volgen. De ontdekking van Kwaliteit is het werk van Phaedrus. Phaedrus is erg enthousiast over zijn ontdekking, maar zijn collega's - hij is leraar retorica aan een middelbare school - zien niet zoveel in de term. Op zoek naar erkenning besluit Phaedrus dat hij op Kwaliteit wil promoveren. Het valt niet mee om een faculteit te vinden waar dat mogelijk is, maar uiteindelijk wordt hij toegelaten aan de universiteit van Chicago, op het interdisciplinaire gebied ‘Analysis of ideas and study of methods’. Het blijkt al onmiddellijk dat zijn docenten er voornamelijk op uit zijn om hem en zijn Kwaliteit met de grond gelijk te maken. Hij moet lessen volgen in oude Griekse filosofie. De dialogen van Socrates en de sofisten worden behandeld. Nu komt Phaedrus lijnrecht tegenover zijn docenten te staan. Zij zijn fanatieke aanhangers van Socrates, maar Phaedrus kiest de kant van de sofisten. Sofisten onderwijzen ‘aretê’ wat hetzelfde is als Kwaliteit, ontdekt Phaedrus al snel. Phaedrus gelooft dat met de overwinning van Plato en Aristoteles op de sofisten Kwaliteit uit het westerse denken werd verdreven. De docenten zijn voor hem de exponent van alle mensen die Kwaliteit niet willen erkennen. Aretê is echter niet helemaal hetzelfde als Kwaliteit; het voegt er ook een nieuwe betekenis aan toe. Aretê betekent ook het streven naar Kwaliteit: What moves the Greek warrior to deeds of heroism [...] is not a sense of duty as we understand it - duty towards others: it is rather duty towards himself. He strives after that which we translate ‘virtue’ but is in Greek areteê, ‘excellence’. (p. 340). In deze fase van het boek staat Phaedrus al op de rand van de waanzin. Hij beseft dat Kwaliteit - sinds Plato - buiten het westerse denken staat. Sterker nog, de westerse ideeën en cultuur worden door zijn ontdekking van Kwaliteit waardeloos. Hij heeft daarom een nieuw, alternatief kader nodig om zijn leven zin te geven. Aretê biedt een oplossing en dat ziet Phaedrus ook: excelleren. Helaas is het gevecht met zijn docenten het enige waarin hij dat nog kan; zijn gezin betekent niets meer voor hem en zijn baan heeft hij opgezegd. Als de strijd tussen Socrates en de sofisten opnieuw is gestreden en Phaedrus de universiteit verlaat, verliest hij zijn verstand. Deze waanzin doet denken aan de waanzin van Ivan Karamazov bij Dostojevski. Ivan is zich helemaal bewust van het Absurde maar kan er niet mee leven en wordt waanzinnig. Aleksei, zijn godvruchtige broer, wil het Absurde niet onder ogen zien en ‘overleeft’ het boek. Kolja, de schooljongen vraagt hem aan het eind ‘Karamozov! Is het echt waar wat de godsdienst zegt, dat we allemaal uit de doden zullen opstaan, en herleven en dat we elkaar dan allemaal weer zullen zien, ook Iljoesjetsjka?’ Aleksei antwoordt hem: ‘Dat zullen we beslist, we zullen elkaar beslist weerzien en elkaar vol vreugde alles vertellen wat er gebeurd is.’ Dostojevski biedt een alternatief voor het Absurde: het christendom. Maar Pirsig biedt geen alternatief voor Kwaliteit. Als hij aan het eind van de chautauqua zijn hele verleden heeft gereconstrueerd, voelt hij dat hij wellicht opnieuw waanzinnig zal worden. In Le mythe volgt Camus een andere gedachtenlijn met dezelfde thematiek. Nadat hij heeft geconcludeerd dat de zelfmoord in strijd is met het Absurde, bespreekt hij de ‘gewone’ dood. De dood is voor de opstandige mens die zichzelf geen illusies maakt een onontkoombaar einde. De dood is ongewenst, sterker nog: de dood is het ergste wat er is. Met de dood komt er een einde aan de opstand. Maar de opstandige mens is juist door zijn sterfelijkheid wel vrij. Er is geen eeuwig leven waar op aarde al rekening mee moet worden gehouden. Er hoeft na de dood aan niemand verantwoording te worden afgelegd. ‘Alles mag’, volgens Ivan Karamazov. Net als in Zen worden in Le mythe de bestaande ideeën en cultuur verworpen. Voor de absurde mens bestaan er geen wetten. In het westerse gedachtengoed bestaat het Absurde evenmin. De westerling probeert het Absurde juist te ontkennen. Geschiedkundigen proberen logica aan te brengen in de geschiedenis. In de media worden verklaringen gezocht voor absurde gebeurtenissen zoals de slachting in Rwanda. Weerkundigen proberen het weer te voorspellen. Herinneringen worden vervormd totdat er een logisch verleden ontstaat. Analoog aan het begrip ‘aretê’ schept ook het Absurde verplichtingen: ‘opstand, hartstocht en zoveel mogelijk leven [...] alle mogelijkheden zoveel mogelijk uitputten’ (p. 78-79, 85). Het ‘Alles mag’ wordt door Camus gedeeltelijk herroepen: ‘Alles mag’ roept Iwan Karamazov uit. Ook deze uitspraak is duidelijk absurd, maar dan moet men deze woorden niet in hun gewone betekenis opvatten. Ik weet niet of men het goed heeft begrepen: dit is geen kreet van bevrijding en vreugde maar een bittere constatering [...] Het absurde | |
[pagina 32]
| |
bevrijdt niet, het bindt. Het is niet gemakkelijk om aan deze verplichtingen te voldoen. Phaedrus en Ivan Karamazov lukt het niet. Beiden doorzien het Absurde (of Kwaliteit) en trekken daaruit alle conclusies. Zij verliezen echter hun verstand. Sisyfus is de absurde held die wel tot het eind toe zijn steen tegen de berg op blijft rollen: [...] De absurde held, zowel door de hartstocht die hij koestert als door de kwelling die hij moet ondergaan. De verachting die hij voor de goden voelde, zijn haat tegen de dood en zijn hartstochtelijke liefde voor het leven, zijn er de oorzaak van dat hij tot deze onbeschrijfelijke kwelling wordt veroordeeld, een kwelling waarbij hij zich met zijn hele wezen inspant zonder iets tot stand te brengen. Dat is de prijs die betaald moet worden als men hartstochtelijk wil leven. (p. 142). | |
Handboek voor het gelukCamus merkte de overeenkomsten tussen zijn filosofie en de oosterse religies zelf al op (p. 79): Boeddha en het Absurde zijn niet met elkaar in tegenspraak. Pirsigs interpretatie van de Boeddha, Kwaliteit, benadert deze absurde Boeddha maar is uiteindelijk niet hetzelfde. Kwaliteit en het Absurde delen dezelfde semantische locatie, tussen de mens en de wereld en tussen de rede en het irrationele. In het Absurde botsen deze vier polen, maar Pirsig besluit het essay-gedeelte van Zen harmonieus: het gaat erom Kwaliteit, stuckness en daarmee de wereld te accepteren. In de climax van het roman-gedeelte benadrukt hij juist de confrontatie. Deze confrontatie leidt echter tot waanzin, net als in De gebroeders Karamazov. Dostojevski biedt een alternatief voor het Absurde en de waanzin die daaruit voortvloeit: het christendom. Pirsig biedt geen alternatief. Over De gebroeders Karamazov schreef Camus: ‘Er is hier geen sprake van een absurd werk, maar van een werk waarin het probleem van het absurde wordt gesteld.’ (p. 133) Dit is wellicht ook van toepassing op Zen and the art of motorcycle maintenance. Zen is echter op metaniveau ook absurd, omdat het essay en de roman met elkaar in tegenspraak zijn en er geen alternatief voor Kwaliteit wordt geboden. De kloof tussen oost en west is minder diep dan wel eens wordt gesuggereerd. Ook in het oosten is er ‘stuckness’ nodig om het logisch/dualistisch denkpatroon af te breken. Ook westerlingen worden geconfronteerd met het Absurde of de Boeddha. In het eerste gedeelte van Zen ligt de nadruk meer op de positieve aspecten van Kwaliteit, maar aan het eind komen ook de negatieve aan bod. Het Absurde deelt deze aspecten, zowel de positieve als de negatieve. In zekere zin heeft Camus Zen and the art of motorcycle maintenance voorspeld: ‘Men ontdekt het absurde niet zonder in de verleiding te komen een of ander handboek voor het geluk te schrijven’ (p. 145), wat Zen toch voornamelijk is. Marc Strous studeerde scheikundige technologie aan de Technische Universiteit Delft. Momenteel is hij aan dezelfde universiteit werkzaam bij de vakgroep Microbiologie en Enzymologie. |
|