De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1
(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– AuteursrechtvrijIerland's Toestand.
| |
[pagina 551]
| |
laag gezworen dat dit alles zoo zijn moesten zijn zou. Maar wierde het spreekwoord bewaarheid dat zegt: ‘Belofte maakt schuld, wie 't vergeet krijgt 'nen bult’ dan moest Engeland er al lang eenen hebben van aan de boorden der Theems tot aan de Noordkaap! Trouwens, al wie de Engelsche Wetgeving een weinig nagaat, weet dat daar het feit bijna altoos in tegenstrijdigheid komt met het recht. Wie de geschiedenis van Ierland doorbladerd heeft, weet ook, dat sedert drij honderd jaren het Iersche volk gedwongen is het onderhoud te betalen van een hem vreemden eeredienst, dien men hem als ‘Officiëele Staatskerk’ opdringtGa naar voetnoot(1), dat al de Iersche eigendommen, vroeger door de soldaten van Cromwell, Elisabeth, Jaak I en andere bloed-echels aan hunne wettige bezitters ontroofd, nog niet zijn teruggegeven, ja zelfs, dat al het mogelijke wordt in 't werk gesteld om hun het herwinnen van dien eigendom te ontzeggen, al wilden ze dan ook door werken en zwoegen hem trachten terug te bekomen. Slaan wij nu het oog op de statistieken van Engeland, daar vinden wij dat ditzelfde volk voor het oogenblik meer dan tweemaal zooveel belastingen moet betalen als vroeger, voor dat die hatelijke vereenigingswet was gestemd. Van rechtswege zou de Ierlander moeten kiezer zijn aan gelijke voorwaarden als de Engelschman. Nogtans is de kiescijns voor de Engelschen maar 40 schellings of 48 frank, en voor de Ierlanders 8 ponden sterling of zoo wat 200 frank! - John Bull vond het beter voor deze laatsten met ponden te rekenen, omdat hij wist dat zij er niet veel hadden, en aldus ontstool hij het stemrecht aan die millioenen boeren die anders als één man voor hun geloof, hunne vrijheid, hunne onafhankelijkheid zouden gestemd hebben met verdedigers hunner gekrenkte belangen naar het Engelsch Parlement te zenden. Voor wat des Ierlanders recht betreft openbare ambten te bekleeden, dit ook komt ons voor slechts eene laffe spotternij te zijn. Inderdaad, aan eenen mensch die armoede en gebrek lijdt, komen zeggen: ‘Laat u voordragen als lid der Lord- of Gemeente-Kamer, | |
[pagina 552]
| |
vraagt aan uwe Koningin dat zij u als Pair of Lord-meijer van uw graafschap benoeme’ is dit niet een bloedigen kaakslag toebrengen aan het ongeluk? - Ziedaar. in korte woorden, den toestand van dit land, waarvan ten onrechte heden nog zooveel kwaad wordt gezegd. | |
III.Welke mogen nu de oorzaken zijn welke dien droevigen staat van zaken deden ontstaan? Laat ons het den Engelschman vragen; die heeft dadelijk een antwoord gereed: ‘De Ieren, zegt hij, zijn luie vadsigaards, ezels, domkoppen die liever het weinige geld dat zij verdienen kunnen, Legen wiskey en andere sterke dranken verruilen, dan er zich brood, kleedingstukken of andere levensbehoeften voor aan te schaffen. Wilden zij werken in plaats van van de eene kroeg naar de andere te loopen, zij kwamen vooruit, wierden pachters, nijveraars, ja misschien wel millionnairs (sic). Want geen land is beter bedeeld door de natuur dan het hunne. De grond betaalt hun hunnen arbeid tiendubbel weêr.’ Daar men nu niet geneigd is dit te gelooven omdat het door eenen Engelschman - natuurlijken vijand van den Ierlander - gezegd wordt, gaat men ter plaatse de feiten bestatigen en men bevindt dat ze bevestigd worden. Van dan af is men geneigd den Engelschman gelijk te geven. Zoo doen alle kortzichtige menschen; ja zelfs, zoo hebben vele verdienstelijke staathuishoudkundigen gedaan. Zij namen den uiterlijken schijn voor de waarheid en aanzagen als eene oorzaak wat maar eene gevolgtrekking is. Immers, zooals de geschiedenis ons bewijst, er is een tijd geweest dat de Ieren een schoon, manhaftig volk uitmaakten, een tijd dat rijkdom en overvloed in hunne huisgezinnen heerschten, nijverheid en letterkunde op hunnen bodem bloeiden. Toen kenden zij geene luiaardij, integendeel, zij stonden overal met lof te boek voor hunne dapperheid en noeste vlijt. Al de markten van Europa prezen de produkten hunner nijveraars en hunne barden zongen hunne grootheid, hunnen roem. Toen noemde men dit land met de zoetklinkende namen: ‘First flower of the earth, | |
[pagina 553]
| |
Maar wanneer nu eene bende roofvogels zich op dezes groene weiden en beemden kwamen nederzetten, om er dit volk zijn zuiverste en jeugdigste bloed te ontnemen, dan werden de Ieren natuurlijk in hun streven verlamd, dan ja werden zij lui en vadsig. Ik bestatig dus dat de eerste en eenige oorzaak der ongelukken van het Iersche volk de slechte Engelsche aristocralie is, die Ierland sedert drij honderd jaren onderdrukt. De Engelsche aristocraat is een zelfzuchtig man: ‘Elk voor zich zelven en God voor ons allen,’ is zijn meest geliefd, zijn dagelijksch spreekwoord. Hij heeft in Ierland zijn beheer gewonnen door het geweld, met het recht van den sterkste te doen gelden, en elke aristocratie welke dusdanig eenen oorsprong heeft, kan niets goeds stichten, omdat zij gedwongen is naast zich een volk van parias daar te stellen om te kunnen blijven bestaan. Door het geweld geboren, moet en kan zij niet anders dan door het geweld voortleven. Dit kwaad wordt nog verergerd wanneer de overwinnaars in godsdienstige meeningen met de overwonnenen verschillen. Alle godsdiensten zijn uitsluitend, en zeer geneigd om elkander om te meest te onderdrukken. Dit bewijst treffend de drij-honderdjarige vervolging der katholieke Ierlanders door de Engelsche protestanten. Eene andere reden waarom die aristokratie niet deugt, is dat zij bijna altoos afwezig zijnde, het kwaad niet beseffen kan dat zij sticht, en daardoor zelve haar eigen bestaan in gevaar brengt. Inderdaad wat doet zij? Zij slorpt alle jaren de 250,000,000 inkomsten op, welke, volgens de meening van alle staathuishouidkundigen, bijna het maximum is dat het land opbrengen kan. In plaats van met dit geld den inlandschen handel en landbouw aan te moedigen, trekt zij er mede naar Engeland, of onderneemt pleziertochtjes naar den vreemde, zonder te denken dat de hongerdood voor de deur harer schuldenaren staal! Wat doet dan de Iersche landbouwer? Hij die gansch een jaar van den morgend tot den avond geslaafd en gezwoegd heeft om de zijnen het noodige te verschaffen en zijn lot een weinig te verzachten zonder daarin te kunnen gelukken, wordt moedeloos en zijne wilskracht verdwijnt; zachtjens aan verkwijnt hij en wordt onbekwaam om te werken. Zijne meesters zijn niet daar, wien hij zijn bitter lot klagen, en erbarming afsmeeken kan, en nogtans de honger nijpt hem gewe- | |
[pagina 554]
| |
dig... Nog eens, wat zal hij doen? - Hij loopt naar buiten en .. heft het oproerig vaandel op. Maar zie, nogmaals moet hij onderdoen voor het geweld... Hij wordt gevat, als een misdadiger, een muiter, een moordenaar ter dood gebracht, - hij die aan zijne beulen niets meer gevraagd had dan een bete broods om niet van honger te sterven! | |
IV.Wat dient er nu gedaan te worden, tot heeling om zulk een buitengewoon lijden? Hier zijn de groote staatsmannen die over het punt gehandeld hebben het niet meer eens. De eene wil het pauperismus door middel der officiëele liefdadigheid te keer gaan, een andere stelt voor de uitwijking naar vreemde oorden op grooten voet ingericht. Een derde wil pogen de nijverheid te doen herleven. Een vierde eindelijk wil het daarstellen van middelbare klassen, welke men tot nog toe in Ierland niet aantreft. Wij zullen trachten te bewijzen dat elkeen dezer middelen, afzonderlijk genomen, niet doelmatig is en en dat allen te gelijk zelfs ontoereikend zijn. De openbare liefdadigheid vooreerst, die in Engeland zooveel goeds sticht, zou in Ierland weinig of niets verrichten. Het getal der ongelukkigen is er te groot. Aangenomen zelfs dat het veel kleiner ware, dat in plaats van tot 6 millioenen het maar tot 2 millioenen beliep. Welnu, om die twee millioenen menschen gedurende een jaar alle dagen slechts aardappelen met water te kunnen geven, wat voor ieder hunner 25 centiemen zou vereischen, (zeker niet le veel!) zou men jaarlijks aan de aristocratie van het land 182,500,000 franken van hunne inkomsten - die maar tot 250,000,000 beloopen - moeten doen afstaan, iets waartoe zij geenszins, geloof ik, genegen zal zijn. Evenzoo is het met het stelsel gelegen diergenen, welke de uitwijking als reddingsmiddel vooruitzetten. Immers, het is door alle economisten bestatigd geworden dat Ierland met zijne eigene voortbrengsels niet alleen de huidige inwoners kan voeden, maar zelfs nog voedsel genoeg zou kunnen verschaffen aan een getal dat drijmaal grooter nog zijn zou. Daarentegen is het berekend geworden dat de stichting eener Iersche colonie van 2 millioenen personen een milliard | |
[pagina 555]
| |
onkosten zou vorderen. Engeland zou zeker liever Ierland - zijn lievelingskind - in de zee delven, dan er zulke uitgave voor te wagen! Nog meer, om die 2 millioenon menschen te doen verhuizen zouden er 2,000 schepen noodig zijn. Want de ondervinding heeft geleerd dat een schip van lange omvaart nooit meer dan 100 passagiers aan boord kan, of mag hebben. Welnu, de Engelsche vloot welke op verre na zoo sterk niet is, heeft andere bezigheden dan die te verrichten! Voor wat de nijverheid betreft dat is bijna zoo onmogelijk als de twee vorige middelen. Want Ierland is eerst en vooral geen nijverheids- maar wel een landbouwkundig gewest. Ook beslaan er, zooals wij gezien hebben, geene kapitalen welke toereikend zouden zijn om dit middel met goeden uitslag te beproeven. ‘Monsieur Crédit est mort’ zegt de franschman, en de arbeid is noodzakelijk met het kapitaal gehuwd. Is er nu ruzie in 't huishouden, helpt de eene den andere niet, dan loopen de zaken in de war, en het kot ligt welhaast in duigen. Blijft dan het ‘doen ontstaan van middelbare volksklassen.’ Hier zijn wij het eens met degenen die zulks wenschelijk achten. Innig zijn wij overtuigd, dat, wanneer er als het ware oen derde klasse onder 't Iersche volk kon opkomen, welke het afscheidingsteeken zou doen verdwijnen of min opmerkzaam maken dat er nu bestaat tusschen de twee verschillende stammen die Ierland verdeelen, dat alsdan het ware middel zou gevonden zijn om Ierland's lot merkelijk te verbeteren. En inderdaad, hoe komt het dat nergens elders dan in Ierland die uiterste armoede van bijna de totale bevolking bestaat? - Juist daarom dat bij schier alle andere volkeren, men ten minste drie verschillige maatschappelijke standen aantreft. Overal vindt men rijken, burgers en armen. - Van dit oogenblik af wordt de liefdadigheld zooniet een redmiddel dan toch een hulpmiddel voor den arme; aldus kan de nijverheid bloeien, want de burgerij is er de levende bronader van, aldus ook kan de landbouw vooruitgaan, want dan zal de pachter een behoorlijk vermogen bezitten om zijnen akker met goed gevolg te ontginnen. Maar hoe zulks bewerkstelligd? Want het is niet genoeg den Schepper na te apen, en te zeggen: ‘Burgerij, sta op, kom eene plaats bekleeden tusschen die hatelijke aristocratie en die millioenen uitgehongerde Ierlanders’ opdat die middelstand zoo op eens als bij too- | |
[pagina 556]
| |
voorslag zou ontstaan. Neen, er dient ook nog gezien te worden op welke manier zoo iets zou kunnen tot stand gebracht worden. Welnu, ons dunkens, bestaat daartoe een zeer eenvoudig middel, dat overigens slechts billijk en rechtvaardig is. En toch zou misschien het aanhalen van dit middel ons bij sommige lezers den leelijken naam van ‘socialist’ kunnen op den hals halen. Maar we zijn gelukkiglijk nog al van geen klein gerucht vervaard, en komen derhalve maar ronduit met ons gedacht voor den dag: Dit middel is: De gedwongene teruggave der ontroofde goederen. Hier staat de arme bevolking van Ierland tegenover een machtigen nabuur, die hun hunne eigendommen heeft ontstolen en waarvan de wettige eigenaren nu de rechtvaardige teruggave mogen eisschen. Bijna geen dier ongelukkigen of hij kan u nog de eigendomtitels aantoonen van dezen of genen grond, dit of dat gebovw, welk vroeger aan zijne vaderen toehoorde en zich nu in de handen bevindt van den eenen of anderen naneef van Cromwell. Hier kan men de Verjaring (proscription) niet als wettiging inroepen; want een bezitter van kwader trouw wiens bezitneming vicieus is, kan noch mag bij recht van Verjaring er van in eigendom komen. Het ‘Mala fides acquirere, volentibus semper nocet’ is een grondregel die steeds in Recht gevolgd is geweest van de oude Romeinen af tot op onze dagen. Die wedergave der goederen is echter ook nog niet gansch voldoende. Men moet daarenboven nog het lersche volk zijne staatkundige vrijheid en onafhankelijkheid terug schenken. Trouwens, zoolang de Engelschman over Ierland zal blijven baas spelen, zal er, dunkt ons, weinig of niets aan den staat van zaken te veranderen zijn. Engeland zal altoos de belangen der Ieren aan de zijne opofferen.
Een woord, ten slotte, over de belangrijke Iersche partij welke ten huidigen dage Engeland's bodem trillen doet en dagelijks met de vermaledijdingen van Europa overladen wordt. Zonder eigentlijk de middelen goed te keuren, die de ‘Fenians’ aanwenden om hun doel te bereiken, aarzelen wij echter niet te verklaren dat wij dit doel volkomen toejuichen: ‘Vrijheid en brood voor millioenen rampzaligen’, dit is hunne leus. Wel eisenen zij de gedwongene verdeeling der goederen, maar is die eisch wel zoo onrecht- | |
[pagina 557]
| |
vaardig? Zij eischen verder hunne onafhankelijkheid, maar wie ter wereld meer dan zij kan het recht hebhen hierop aanspraak te maken? Wij herhalen het, hunne middelen zijn niet altoos prijsbaar, somtijds zelfs zijn ze laf en onwaardig. Maar wanneer men in aanmerking neemt dat het hier een volk geldt, welk gedurende drie honderd jaren, ten prooi aan de wreedste geweldenarijen, de bitterste folteringen heeft moeten verduren, dan begrijpen wij de woede waarmede dit lang gemarteld volk nu op eens wil weerwraak nemen. Vergeten wij hierbij ook niet dat dit volk reeds eeuwen vergeefs gepoogd heeft door wettelijke middelen van zijne verdrukkers recht te bekomen; zoodat het thans, moê gesmeekt en gebedeld, met de wapens in de vuist rechtherslelling vragen komt. Wat er van zij, wij voor ons zien met vertrouwen den uitslag te gemoet van dien strijd tusschen de Iersche demokratie en de Engelsche aristokratie: Een van beiden moet bezwijken, - en ter eere van het Menschdom, ter eere van gansch de Christene, wereld hopen wij dat het deze laatste moge zijn. - Dan, en dan alleen is Ierland voor de Toekomst gered! Mr. Alfried De Pootek.
Antwerpen. |
|