De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Vergeten. O! mémoire, es-tu un bienfait du ciel ou un supplice de l'enfer?... Lamartine. - Vergeten! zijt ge een bittre spot voor 't wezen, Dat in zijn trots zich vorst der schepping noemt; Of moet ge als troost, als weldaad zijn geprezen Door 't schepsel, tot ellende en dood gedoemd? Moet hij, als euvel aan 't bestaan verbonden, U vreezen, of, als balsem voorzijn wonden, U minnen? Zijt ge voor den sterveling Een zegen of een heilsvernietiging? [pagina 541] [p. 541] Hij moge u vloeken, die zijn pad met rozen Gezoomd mag zien, die nooit een struikelsteen Daar liggen vond, die nooit een zucht moest loozen, Wien leed noch kommer naakte noch geween, Die door een vriend zich nimmer zag verraden, Die staag in ongelouterd heil mocht baden, Die, wen hij vroolijk om zich henenstaart, Slechts vreugde en vrede en lach en liefde ontwaart! Mij waart ge zoet, zoo vaak ik mocht vergeten Hoe ook de werklijkheid, met looden voet Mij drukkend, me in het stof heeft neergesmeten, Hoe menigmaal zij d'opgewekten gloed Mij doofde in 't hart, hoe zij mijn jonglingsdroomen Verkleurde, en me een voor een die heeft ontnomen, Hoe zij mijn krachten vaak verlammen deed En me als een ijswind langs de slapen gleed! Ja 'k dank ze aan u, de rustige oogenblikken Waarin 't verleên niet opdoemt voor mijn geest, Waarin 'k mijn hart niet bang terug voel schrikken Voor beelden die me eens dierbaar zijn geweest, Waarin mijn ziel aan 't zoet begoochlingsrekken Zich klemt en niets haar uit den slaap komt wekken, Waarin geen wanklank 't oor me binnen dringt, Maar vriendlijk nog 't verschiet mij tegenblinkt! Paarde aan de heugenis van 's levens bloemen Zich de alsem niet van harteleed en graf; Herdacht m'alleen de zaligheid, bij 't noemen Eens dierbren naams, en 't zielsheil dat hij gaf; Bracht iedre schim, waar we in 't verleên op staren, Ons geen verwijt; kon men op 't stof der jaren Een blik terug slaan, zonder dat men daar Naast elke vreugde een droefheid werd gewaar. [pagina 542] [p. 542] O! dan, ja dun waar' 't heerlijk, na 't vervliegen Van 's levens lentetijd, zich op de zee Dier zoete droomen zacht te laten wiegen!... Maar 't is vergeefs wanneer ik in mijn beê Om enkel blijde erinnering durf vragen; Slechts hij, die 't spoor der eens doorleefde dagen In 't hart niet weder vindt, die al wat vliet Den rug keert on... vergeet, --- slechts hij geniet! W.E.N. Muskeyn. Sas-van-Gent, Mei 1870. Vorige Volgende