Letterkundige rariteiten.
II.
In het eerste artikel mijner typieke letterstudie heb ik speciaal het karakter van den schrijver besproken. Thans stel ik mij voor zijn temperament.
Vooreerst dient er aangemerkt te worden dat er physiologisch een nog al beduidend verschil bestaat tusschen het temperament en wat men eigentlijk noemt het karakter van den mensch. Het ingeboren instinkt brengt het eene voort; de opvoeding vormt en ontwikkelt het andere.
Wel is soms het eerste door het tweede overheerscht, of omgekeerd, maar altoos teekent zich het temperament op het karakter duidelijk af, evenals de regenboogkleuren die op de zeepbellen schitteren welke de kinderen de lucht in blazen.
Een schrijver, bijvoorbeeld, die van een koud, lymphatiek temperament is, zal nooit eene snelle zinsnede gebruiken. Zijne woorden, zijn zinsbouw, zijne voorstellingswijze, alles in zijn schrijfstijl is loom en slepend; zijne tonen zijn immer vaal, onbestemd en kleurloos. Hij houdt echter veel van kwalificatieven, en poogt, door dit kwistig gebruiken van bijvoeglijke naamwoorden, effektte maken; maar helaas! al zijne epithetons schijnen bleek en verlept als de rozen van het najaar. - Geene toonleekening, tenzij de zware en de scherpe klankteekens. Wat de andere toonteekening, betreft, daar laat hij zich weinig aan gelegen; het zou hem misschien een zekere moeite kosten, en daar houdt hij niet van. - Indien het een romanschrijver is zuilen zijne romans een smaak van opium hebben en u te midden der intrigue in slaap wiegen.
Niets is gemakkelijker dan het temperament van een zenuwachtig schrijver te erkennen. Hier glanst en vonkelt alles, zonder de oogen te vermoeien. Geen enkel adjectivum te veel, geen enkele nuttelooze subjunctief. Gaarne bedient zich de schrijver voor zijne volzinnen herhaaldelijk van ondervragende vormen. Het gebruik krachtvoller bijwoorden gaat hem ook bijzonder goed. - Dit zenuwrijk gestel is