De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende In den mei I. Langs de Leie. Ik wandelen ging met blijden zin - Des morgens in de vroegte - De Leie langs, de velden in, De ziel vol welgenoegte. O God; wat was hetgeen ik zag. Wat was hetgeen ik hoorde Wel weerd van uwen liefdelach Die in de zonne gloorde! De zonne driegde een rozenkrans Van peerlen en karbonkelen, Die warlend lagen in den glans Der lustige Lei te vonkelen. En, of 't de ziel der aarde was Die blij ten hemel roeide, Op 't water walmde en op het gras Een wolke dauws die gloeide. En bloemen, vogelen, veld en woud - Uit hunnen slaap geketeld [pagina 256] [p. 256] Door 't wellustschenkend zonnegoud In 't blakerend Oost, gezeteld - 't Kreeg duizend stemmen, wierookwalm Ten hemel opgedreven, Versmolten in den reuzigen psalm: ‘Wij leven! leven! leven!’ Mei 1868. II. Liggend in 't gras. Hei! Heisa den wiegenden waaienden boom! Zingt ‘heisa!’ voor 't vlaggende loover Dat, bloemendooraderd, u strooit in de ziel De heilige droomen der liefde! Hoe luchtig lachende lonken ze niet De bloeiende, blanke bloesems In de donkergroene, wimplende kruin Die geurt van welige weelde! En streelende zoent de vrijende wind De schuchter trillende zoete, Haar suizlend gezangen vol droomige lust, De heimlijke zangen der liefde; En vlammende borrelt het bruiloftslied, 't Gevleugeld hosannah der vogelen, Die 't kaatsen, begeesterd, van brank op brank, Naar de wild ontzwellende bloesems. Hei! heisa dien liederen, perelend goud Vol dartelig vonklende sterren, Die balsemig wieglen en wemelen heen In de waasmige blauwte des hemels! Hei! heisa dien jublenden wierookwalm. Die wemelt de galmende verte in. Esmnelt als een droom in de luistrende ziel... - 't. Hosannah der werkende liefde! - Eugeen van Oye. Mei 1869. Vorige Volgende