De Vlaamsche Kunstbode. Jaargang 1(1871)– [tijdschrift] Vlaamsche Kunstbode, De– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Nacht en morgen. Cantate. koor. De zonne glanst niet meer ... 't Is donker. Geen ander licht dan 't stergeflonker Bewijst nog dat Natuur houdt wacht: Alom is 't stil en zacht..... 't Is nacht!.... de geest der duisternis. Ik ben de Geest der duisternis, Mij zal de wereld steeds behooren, Want bijgeloof en dweeperij Doen eeuwig mijne macht er gloren, Wat ook verlichting poog' te doen Vergeefs!...... Niets baat het menschbeschaven: De mensch, een stond den Nacht ontrukt, Wordt weder in den Nacht begraven! [pagina 215] [p. 215] de dagekaad. Noen, neen! ô sombre vorst, die scepter voert in 't duister, Gevallen is uw troon, uw rijk is dra geweest; De zon der wetenschap verbleekt al uwen luister En schenkt heur heilzaam licht den menschelijken geest. Eens heerschtet gij - dit was 't verleden - De geest des lichts heeft uwe macht gefnuikt; Aan mij 't gezag, aan mij nu 't heden, Waarin bereids de Toekomst fier ontluikt. het licht. Ik ben het Licht. - Mijn gloed Brengt welzijn aan 't gemoed. de wetenschap. Ik doe den mensch beseffen, Hoe hij zich moet verheffen. de kunst. 't Is Kunst, die wondren teelt En 's menschen geest verêelt. de beschaving. Ik zal hem, door beschaving. Ontworstlen aan verslaving. samen. Door wetenschap en licht, Door kunst en onderricht, Ontrukken wij, o Nacht! Den mensch aan uwe macht. de nachtgeesten. Welhoe! wij zouden wijken, Met onze macht bezwijken, Ons eeuwenoud gebied! [pagina 216] [p. 216] de denker. Neen, nooit!... o neon, dàt niet! O! Nacht, die onbewust zooveel geheims bevat, Gij van de onwetendheid het beeld, Die eer noch deugden kent of schat En alle schande en misdaad teelt, Verdwijn! Maar gij, geliefde Dag, wiens helder zonnelicht Vooruitgang wekt, het goede sticht, Verlos den mensch uit domheidsmacht, Die hem èn ziel èn geest versmacht, Verschijn! de dageraad. De zonne, ja, zal stralen, Het Licht zal zegepralen. koor. het ontwakende menschdom.. De Dag ontwaakt,.... De zonne blaakt! Reeds ziet men aan de kimmen Heur gulden stralen glimmen, Als in een zoeten lach; Zij kondigt ons een morgen, Die, uitgerust van zorgen, Belooft een heldren dag. Gegroet, o Licht! ons nu gegeven, Gij zijt den geest ten baak' gesticht; Gegroet, zijt gij! want 't licht is 't leven, En 't leven is het licht. Paul Billiet. Antwerpen. Vorige Volgende