| |
Polen's Zanger.
I.
Wat strekt gij 't matte hoofd ter ruste,
door 't mollig gras bekoord?
Vooruit! vooruit naar andre kusten;
trek, arme balling, voort!
In afgelegen wereldstreken
ontvlucht een dwingeland.
Eilaas, uw broeders zijn bezweken
of zuchten in den slavenband!
Vooruit! Hoe bitter 't leed u griefde,
voor u geen heil, geen troost;
voor u geen rust, geen huwlijksliefde.
geen teeder minnend kroost!
En hebt gij dapper eens gestreden
voor vrijheid en voor recht,
een dwingland heeft uw volk vertreden:
wees balling eerder nog dan knecht.
Uw landgenoten, ach, zij bukken
en slaken stil een klacht!
Gij poogdet hen vergeefs te ontrukken
aan Ruslands wreede macht:
| |
| |
het heldenwapen is gebroken
de zon der vrijheid weggedoken
voor uw rampzalig vaderland.
Wat strekt gij 't matte hoofd ter ruste
door 't mollig gras bekoord?
Vooruit! vooruit naar andre kusten;
trek, arme balling, voort!
Naar afgelegen wereldstreken
ontvlucht de dwinglandij.
Eilaas, uw broeders zijn bezweken
of zuchten in de slavernij,
| |
II.
Mijn vaderland, ô diep rampzalig Polen,
vaarwel!... Ach moogliks zie 'k u nimmer weêr!
Zoo troost- en moedloos bukt uw schedel neêr
terwijl uw zonen bij den vreemde dolen!
Zoo laag zijt ge in ellende neêrgezonken;
uw vroegre welvaart is zoo snel vergaan!
Een ijzren arm - versteend voor uw getraan -
houdt u in schandeboeien vast geklonken.
Men rooft u zelfs de taal van uwe vaderen:
't is Russisch wat gij denken, spreken moet;
als of een enklen druppel van het bloed
dier wreeden, stroomen kon door Polens aderen!
| |
III.
Doch, krachtig klonk, een stond,
de fiere kreet der vrijheid,
uit ieder Poolschen mond,
bij de algemeene blijheid
het vaderland in 't rond.
| |
| |
Een flauwe straal van hoop
was in 't verschiet verschenen...
Ach, moest die zoete hoop
Zoo spoedig zijn verdwenen,
Gij allen greept het staal,
door geestdrift allemaal.
En schoon, maar stout en krachtig
weerklonk der barden taal:
| |
IV.
Wat buigt ge u Polen voor een vreemdling neder?
Ontwaak, ontwaak, in u bestaat de macht!
Weerstaat den dwingland die uw recht verkracht,
en neem uw rang bij vrije volken weder,
Aanbidt Hem die u alles heeft geschonken,
uw' God, uw' Schepper; kniel voor Hem alleen:
maar nooit voor een tyran gebogen, neen,
hoe trotsch hij ook met kroon en staf moog pronken?
| |
V.
Op Polen!... als vadsige slaven
ten strijde, ten strijde!
Op Polen! als vrijen en braven
ons staat het recht ter zijde.
En 't recht maakt kloek en krachtig:
Welaan ten heiige strijde!
| |
| |
den vreemdeling verdreven,
de welvaart doen herleven
of allen strijdend sterven!
Op Polen, als vadsige slaven
ten strijde, ten strijde!
Op Polen, als vrijen en braven
nog langer zuchtend slepen,
terwijl ons tranen vloeien
door 't grievendst leed benepen?
en heeft de Pool slechts tranen
geen spierkracht om te strijden?
Neen Ruslands macht moet tanen:
de zege zalve ons lijden!
Op Polen! als vadsige slaven
ten strijde, ten strijde!
Op Polen, als vrijen en braven
| |
VI.
Ik zag u, dappre Polen, strijden,
wanneer de krijg was aangevangen;
ik zelve vocht in uwe rangen;
'k wil - zanger - thans mijn hulde u wijden.
Geene overmacht kon u doen wijken,
geen dood die u voor de oogen zweefde;
geen harte dat van vreeze beefde
al streedtge omringd van broederlijken.
| |
| |
Neen, niets kon u terug doen schrikken.
Uw land de vrijheid wedergeven;
Ja, daarvoor wildet ge allen sneven!
Het heldenvuur glansde in uw blikken
waaruit ook 't wraakvuur bloedig straalde.
Maar talrijk waren de oorlogsbenden
van hem die dorst uw vrijheid schenden:
eilaas, de dwingland zegepraalde!
| |
VII.
En gij, Europa, zaagt den moed
van 't volk, dat voor zijn vrijheid kampte;
doch hoe zijn bloed van 't slagveld dampte,
geen rilling liep u door het bloed!
Gij hebt geweer en zwaard en dolk,
Maar niet voor 't recht gebruikt ge uw wapen;
Gij blijft op 't lemmer vadzig slapen
wen 't geldt de redding van een volk!
O ware 't om den Mexikaan
der dwinglandij ten prijs te geven,
dan wis had Frankrijk opgeheven
en breed ontrold zijne oorlogsvaan:
Maar om een strijdend vroom geslacht,
een lijdend volk ter hulp te snellen;
daarmeê wil Frankrijk zich niet kwellen,
daartoe heeft Frankrijk geene macht!
Hoon zij u, Frankrijk! hoon, Euroop,
die niet een wapen kondet vinden
tot onze hulp, maar liet verzwinden
der Polen laatste reddingshoop!
| |
VIII.
Gij, dwingeland, die met uw keizerkrone
door tijrannij als aardsche God wilt pronken;
die Polen houdt in boeien vastgeklonken,
en - gruwlik! - zijne ellende nog durft honen:
| |
| |
Uw eigen volk, uw koele wreedheid moede,
zal eens zich als een enkel man verheffen
tot uwen ondergang; en tot den bloede
zal zijn te lang getergde wraak u treffen.
Ja, eenmaal wordt uw' hand de macht ontnomen,
waarmeê gij Pool en Rus steeds deedt verarmen;
dan zal men straffen, niet meer slaaflik kermen:
ja, hartelooze, 't uur der wraak zal komen!
| |
IX.
Oh! brake nog de slavenband
eer Polens bard ten grave dale,
dan zong ik wis in blijder tale,
't triomflied van mijn vaderland?
'k Zou langer niet als balling dolen,
herrees voor ons de zon der vrijheid,
dan keerde ik weêr, vol zoete blijheid,
tot u, mijn dierbaar Polen!
| |
X.
Maar neen! Wat vleit gij u met ijdle droomen?
Geen straal van hoop rijze in uw lijdend hart,
verwonnen oorlogsheld, ontkroonde bard!
de laatste hoop is u ontnomen!
De wreede Rus heeft uwen dood gezworen,
ten straffe van uw vaderlandschen moed:
nog is doorweekt van vriend- en broederbloed,
de grond waarop ge werd geboren.
In puinen liggen thans uw huis en erve;
uw' gade, uw kind! zij rusten reeds in de aard,
gesneuveld door 't moordadig russisch zwaard...
Vooruit! als balling zult gij sterven!
| |
| |
Mijn vaderland, o diep rampzalig Polen!
Vaarwel!.. wellicht zie ik u nimmer weêr.
De wanhoop drukt mij moedloos neêr.
Vaarwel! uw zanger gaat bij vreemden dolen!
Rijsel, Maart 1870.
|
|