| |
| |
| |
34 stuckx rattevellekes in een pacxken (New York, 1626)
Julien Vermeulen
Op 23 september 1626 stuurde Isaac de Rasière, de toenmalige secretaris van de West-Indische Compagnie op het Eylant Manhattes, een brief naar Nederland. Naast de vierendertig rattenvellen die hij in zijn tekst vernoemde, verscheepte hij toen ook duizenden huiden van bevers, otters, muskusratten en lynxen. Enkele jaren nadat de Engelsman Henry Hudson met een VOC-schip de naar hem genoemde rivier bevaren had, waren enkele kolonisten zich immers in dit gebied gaan vestigen. In 1614 werd het Fort Nassau opgericht en in 1625 gaf de WIC de officiële opdracht om er de nederzetting Nieuw-Amsterdam uit te bouwen. Hoewel Nieuw-Nederland in 1664 reeds een Engelse kolonie werd, bleef het Nederlands er nog vrij lang in gebruik. Op Long Island werden stadsarchieven zelfs tot in 1776 in het Nederlands bijgehouden.
| |
New Netherland Project
Wie de vroegste geschiedenis van New York wil schrijven moet dus teruggrijpen naar Nederlandstalige bronnen. In opdracht van de New York State Library in Albany en met de financiële steun van privépersonen kon men in de jaren zeventig beginnen met de ontsluiting, transcriptie en vertaling van de Nederlandstalige documenten uit de New Yorkse archieven. Voor Charles T. Gehring werd dit New Netherland Project een echt levenswerk. In 1974 begon hij aan de ontcijfering en vertaling van de eerste van 12.000 foliobladen en jaar na jaar werkte hij zich door de meest diverse zeventiende-eeuwse handschriften. In de loop van de voorbije decennia maakte hij zich vertrouwd met het toen gehanteerde schrift, met het zeventiende-eeuws Nederlands (inclusief de dialectische varianten), maar ook met de complexe context van de eerste Europese nederzettingen aan de Oostkust. Ten gevolge van brand leden heel wat overgeleverde documenten schade, wat de transcriptie evenmin vergemakkelijkte. In 1985 kreeg hij de medewerking van Janny Venema. Samen zorgden ze voor de editie van achttien volumes authentieke bronnen in Engelse vertaling, terwijl nog zes bundels op publicatie wachten. Deze reeks bevat dagboeken, reisjournaals, kasboeken, eigendomsakten, testamenten, gerechtsnotulen, brieven en verslagen allerhande. Samen bieden ze een onmisbare sleutel tot de vroegste geschiedenis van New York. Ook het dagelijkse bestaan van de pioniers komt in deze teksten kleurrijk tot leven: huwelijksconflicten en messengevechten, religieuze spanningen en zakelijke tegenslagen worden er door ooggetuigen of betrokkenen gedetailleerd beschreven. De publicatie van deze documenten is een unieke archiefschat die de Amerikaanse historici met onverwachte gegevens confronteert.
■ Janny Venema en Charles T. Gehring van het New Netherland Project (New York State Library, Albany).
■ Handtekening Isaac[k] de Rasiere
Deze uitgave leidde op haar beurt tot verrassende studies. In 2004 verscheen over Nieuw-Nederland zelfs een echt succesverhaal dat in de Amerikaanse leeslijsten wekenlang hoog genoteerd stond en door de Amerikaanse media als een ‘masterpiece of storytelling’ aan het grote publiek verkocht werd. Russell Shorto's The Island at the Center of the World heeft niet alleen een wervende titel, de ondertitel suggereert nog duidelijker waarover het precies gaat: ‘het epische verhaal van Nederlands Manhattan en de vergeten kolonie die Amerika vormgaf.’ In tegenstelling tot traditionele benaderingen die de Engelse migratie als basis voor de Amerikaanse identiteit beschouwden, worden diverse
| |
| |
kenmerken door Russell Shorto toegeschreven aan de calvinistische achtergrond van de Nederlandse pioniers. Een visie die evenwel door bepaalde historici genuanceerd wordt (Jaap Jacobs; 1999, 2005).
| |
De Van Rappard-documenten
Ook elders in de VS bevinden zich zeventiende-eeuwse teksten die met Nieuw-Amsterdam verband houden. Enkele van deze bronnen worden bewaard in The Huntington Library in San Marino, California (onder label HM 548). Het betreft vijf handschriften die tussen 1624 en 1626 opgesteld en verstuurd werden: vier ervan gingen uit van de Compagnie in Nederland en formuleerden heel precieze instructies aan de eerste kolonisten. Het vijfde manuscript was een brief vanuit de nieuwe nederzetting waarin Isaac de Rasière enkele praktische moeilijkheden en financiële aspecten van de jonge stichting behandelde. Deze collectie werd reeds in 1910 ontdekt en in 1914 door de Amerikaanse magnaat en bibliofiel Henry E. Huntington aangekocht. Zoals veel belangrijke fondsen heeft ook deze collectie een aparte geschiedenis waarin feit en mystificatie niet altijd scherp van elkaar te scheiden zijn. In 1910 werd het Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller & Co. gecontacteerd door een lid van de Nederlandse adellijke familie Van Rappard dat enkele documenten te gelde wilde maken. Een medewerker van dit agentschap, Frederik C. Wieder, stelde tot zijn verrassing vast dat deze geschriften een heel uitzonderlijke historische betekenis hadden. De Nederlandse voorgeschiedenis van de collectie is minder duidelijk. Hoewel er gesuggereerd werd dat de handschriften ‘in de hanebalken’ van een Utrechts kasteel gevonden werden, vermoedde F.C. Wieder dat de familie Van Rappard de verzameling aankocht op een veiling in de vroege negentiende eeuw. Als oorspronkelijke eigenaar meende hij Samuel Blommaert te mogen identificeren: Blommaert was van Antwerpse origine, verbleef van 1603 tot 1610 in Oost-Indië en was later nauw betrokken bij de Oost- en de West-Indische Compagnie. Eén van Blommaerts informanten was bovendien Isaac de Rasière, die van op Manhattan de brief naar Nederland verzond.
| |
hoe donckerder van coleur hoe beter
Deze brief lijkt één lange klacht waarin Isaac de Rasière diverse medewerkers bekritiseert en zichzelf ondertussen uitgebreid bewierookt. Zijn aandacht voor concrete details en anekdotische toestanden maakt van zijn tekst wel een authentieke getuigenis over de voorgeschiedenis van New York. Zijn belangstelling gaat vooral uit naar het aantal bever- en ottervellen dat hij van de plaatselijke bevolking kon afkopen in ruil voor koperen ketels, bijlen, Franse messen, kralen van schelpen en wollen stoffen. Deze stoffen, zo meldt De Rasière aan zijn bewindvoerders, mogen zeker niet rood zijn want de ‘wilden’ zeggen dat rode stoffen hinderlijk zijn tijdens de jacht omdat ze dan van te ver gezien worden: ‘sy roupen al om swart hoe donckerder van coleur hoe beter.’ Over zijn collega's is hij helemaal niet te spreken: ‘quaet comportement’, ‘acten van dieverye’, ‘selden nuchteren’, ‘rouw volck’, ‘seer onbequaem’ zijn enkele van de typeringen die hij in dit verband gebruikt. Ondertussen signaleert hij dat tribale spanningen tussen indianen onderling aan enkele medewerkers het leven gekost hebben. Hij rekent er ook op dat zijn opdrachtgevers zullen begrijpen dat hij in zijn brief ‘per abuys door haesticheyt’ een paar dingen vergeten is, want hij heeft immers zoveel administratief werk te doen! De onderdanige dienaar vraagt dan ook om ‘ontlast te worden vande secretarie daer soo veel wercx aen vast is voor soo gheringhen gagie’!
■ Eén van de 12.000 Nederlandstalige folio's over de voorgeschiedenis van New York.
■ New York Public Library: kaart van Nieu Nederlandt. [www.nypl.org]
■ Johannes van Keulen, Pas-Kaart vande zee kusten van Niew Nederland anders genaamt Niew York, 1685
[Fordham University Libraries; fragment].
| |
Noord- en Zuid-Nederlanders
In tegenstelling tot deze levendige brief over allerlei dagelijkse problemen, bieden de vier Compagnie-teksten uit de Van Rappard-verzameling vooral zakelijke en technische gegevens over Nieuw-Amsterdam en het te bouwen fort. Toch mogen we er niet van uitgaan dat de eerste Euro- | |
| |
pese contractanten allemaal Nederlanders waren. Enkele pioniers waren protestantse families uit de regio Valenciennes - Rijsel - Doornik die onder druk van de Spaanse repressie naar Nederland getrokken waren van waaruit ze naar Amerika afgereisd waren. Niet alleen Isaac de Rasière was een Zuid-Nederlander, ook Pierre Minuit (die Manhattan kocht voor de legendarisch geworden 24 dollar!) had Waalse ouders. Vooral de interne werking van de West-Indische Compagnie wordt in deze documenten belicht. De bewindslieden pleiten ervoor om de lokale bevolking ‘met smalle vereeringhen tot onsen dienst sien aen te locken’ en zo op het spoor te komen van zout, mineralen, zilver, goud, koper, ijzer en lood. Ook voor visrijke meren, vruchtbare weilanden en interessante bosgebieden moet men oog hebben! De uitgebreide wetgeving beperkte de vrijheid van de kolonisten in sterke mate: ze mochten alleen met de WIC handel drijven en dit tegen welbepaalde prijzen, ze moesten belastingen betalen op gronden die ze zelf voor het eerst cultiveerden en mochten geen textiel weven of verven (het monopolie hiervan lag in Nederland!). Ook landbouw en veeteelt werden in detail geregeld: het eerste kalf moesten ze aan de WIC afstaan, het tweede kalf mochten ze houden, het derde was weer voor de Compagnie. Zelfs het privéleven (huwelijk, overspel, religie) wordt door gedetailleerde voorschriften genormeerd. De nauwgezetheid van deze bepalingen typeert de controlerende houding van de handelsmaatschappij. Het valt evenwel te betwijfelen of deze richtlijnen allemaal concreet toegepast werden. De kolonisten die in 1625 op Manhattan aankwamen, vonden er alvast niet
de mooie huizen die hun Nederlandse opdrachtgevers hen voorgespiegeld hadden. Ze probeerden zich dan maar te redden met primitieve middelen: ze maakten een put in de grond, bekleedden die van binnen met hout en boomschors waarna ze die afdekten met een houten dak en graszoden. Een grotere tegenstelling tussen het actuele New York en het zeventiende-eeuwse Nieuw-Amsterdam is moeilijk denkbaar.
| |
Bibliografie
Jacobs, J., Een zegenrijk gewest. Nieuw-Nederland in de zeventiende eeuw, Amsterdam, 1999. [Engelse bewerking: New Netherland: A Dutch Colony in Seventeenth-Century America, Leiden, 2005.] |
Shorto, R., The Island at the Center of the World. The Epic Story of Dutch Manhattan and the Forgotten Colony that Shaped America, New York, 2004. |
van der Sijs, N., Yankees, cookies en dollars. De invloed van het Nederlands op de Noord-Amerikaanse talen, Amsterdam University Press, 2009. |
Wieder, F.C., De stichting van New York in juli 1625. Reconstructies en nieuwe gegevens ontleend aan de Van Rappard documenten, Zutphen: Walburg Pers, 2009 [Eerste editie 1925]. |
| |
Manhattan verkocht voor 24 dollar
Peter Minuit Plaza in New York herinnert aan Pierre Minuit, WIC-ambtenaar van Waalse afkomst en derde gouverneur van Nieuw-Nederland (toen ook Nova Belgica genoemd). Minuit is de Amerikaanse geschiedenis ingegaan omdat hij voor het belachelijk lage bedrag van 24 dollar het hele eiland Manhattan opkocht van de lokale bevolking. Deze transactie vond plaats in 1626 en groeide uit tot één van de mythes uit de pioniersgeschiedenis van de VS. De aankoop werd in een Nederlands schrijven aan de Staten-Generaal in Den Haag als volgt becommentarieerd: ‘Hebben t'Eylant Manhattes van de wilde gekoght voor de waerde van 60 gulden; is groot 11000 morgens’. Het bedrag van 60 gulden werd echter vanuit verschillende hoeken sterk genuanceerd. Charles T. Gehring wijst er in eerste instantie op dat die som nooit in valuta uitbetaald werd, maar dat Europese goederen ter waarde van dit bedrag aan de lokale bevolking overhandigd werden: messen, bijlen, koperen emmers en andere gewaardeerde voorwerpen maakten deel uit van de verkoop.
Verder signaleert Gehring ook dat het toenmalige bedrag nooit naar de hedendaagse wisselkoers omgerekend werd. Anderen stippen aan dat begrippen als ‘eigendom’ en ‘verkoop’ geen gekende begrippen waren bij de Lenape-indianen. Zelf woonde deze bevolkingsgroep niet eens op het eiland. Er hoeft evenmin vermeld te worden dat het toenmalige Manhattan nauwelijks meer was dan een onbebouwd schiereilandje waarvan het vrij primitieve Fort Amsterdam het centrum vormde. De aankoop werd immers gesloten om het fort te kunnen uitbreiden.
[J.V.]
|
|