Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
Een brug tussen West-Vlaanderen en Antwerpen.
| |
[pagina 340]
| |
Halfweg 1900 stuurt De Bom een kort schrijven naar Streuvels: In de Kapel wordt een tentoonstelling van Door Verstraetens [bedoeld wordt de schilder Theodoor Verstraete] werk op touw gezet, een muzikant komt er een piano-recital geven - of gij lust hebt dien zelfden avond iets te lezen [...]? Een uwer onbekende stukken [...] wat dunkt u?Ga naar voetnoot2 ‘De Kapel’ was de kapel van het Godshuis Lantschot aan de Antwerpse Falconrui. Daar was in de loop van 1899 een groep anarchistisch gezinde jongeren beginnen bijeen te komen om te discussiëren over allerlei revolutionaire thema's. Ze haalden hun inspiratie bij Kropotkin, Bakounin, Tolstoj en andere revolutionaire denkers en uit tijdschriften als Van Nu en Straks en La Société Nouvelle. Dit genootschap, waarin Emmanuel de Bom een van de drijvende krachten was, poogde zijn ideaal ook naar buiten uit te dragen, onder meer door het organiseren van - overigens druk bijgewoonde - lezingen, tentoonstellingen en muziekuitvoeringen van kunstenaars die volgens hen zouden zorgen voor een ‘kentering der tijden’. De hoop op een betere toekomst was immers hun allereerste bekommernis.
In Streuvels' werk herkende De Bom precies die vernieuwing die De Kapel wilde brengen.
Streuvels reageert op zijn verzoek om te komen voordragen echter niet meteen - iets wat hij in zijn leven wel meer heeft gedaan. Daarom herhaalt De Bom even later zijn uitnodiging: 'k Zou u nu wel in peis en vreê willen laten, maar men vraagt me met klem: zou St[ijn] Str[euvels] willen komen lezen op zaterdag-avond 23 juni. Dan zingt [Jef] Judels volksliederen, met [Lodewijk] Mortelmans aan de piano. Tentoonstelling Schelde-werk van [de schilder Richard] Baseleer.Ga naar voetnoot3 Streuvels antwoordt nu wel: Die voordracht te Antwerpen dat en meende ik niet ernstig van u - als 't u toch zóo ernstig is... wel, in princiep: 'k aanveerde maar! [...] 'k en heb ik nog van me leven niets voor gedregen en die H[eren] Toehoorders die zich aan iets heel buitengewoons verwachten zouden er | |
[pagina 341]
| |
kunnen deerlijk teleurgesteld van af komen - als ze toch gediend zijn dat ik daar een drie kwart zit te grollen!? - mij is 't wel. Meteen legt De Bom de uitnodiging voor 23 juni vast. Een week voor de lezing zal plaatsvinden, meldt hij Streuvels een extra plan: De uitnodigingen worden gedrukt voor Zaterd. 23n e.k. - Den zondag daarop is een tochtje ontworpen, heel vroeg naar de Heide (boven Calmpthout [...].Ga naar voetnoot4 Even later leest Streuvels in de Kapel zijn verhaal ‘Zomerland’ voor.Ga naar voetnoot5 Later zou dit proza het titelverhaal worden van Streuvels' derde bundel (1900). Op de uitnodigingen tot de lezing stond dat Lodewijk Mortelmans die avond muziek van Edward Grieg - De Boms lievelingscomponist - zou uitvoeren.
Na de lezing was de dag overigens nog lang niet ten einde, want, zoals een deelnemer aan het gebeuren later op de Streuvelsavond terugblikte: ‘Stijn was 'nen mensch zonder veel pretentie, en na de conferentie zijn we, met nog eenige maten, 'n wandeling en pinten gaan pakken in den buiten’.Ga naar voetnoot6 Streuvels van zijn kant herinnerde zich decennia later: [...] dien avond, of liever dien nacht moesten wij op avontuur uit door de havenstad, met een heel gezelschap nieuwe vrienden. Daarvan herinner ik mij nog: het bezoek in menigvuldige drankgelegenheden, ontmoetingen met Hindoes en Chinezen, - en de aangroeiende verontwaardiging van Dr. Schamelhout, die maar niet begrijpen wilde dat | |
[pagina 342]
| |
iemand drinken kon zonder dorst... en anders dan om den dorst te lessen!’Ga naar voetnoot7 De volgende dag zou de groep een hilarische uitstap naar de Kalmthoutse heide maken, niet ver van de plaats waar wij vandaag De Bom herdenken. Over zijn optreden in de Kapel en vooral die heuglijke uitstap naar de heide, schrijft Streuvels al kort na zijn thuiskomst aan De Bom. Aan het weekend zal hij de allerbeste herinneringen bewaren, schrijft hij. De brief is hartelijk en uitbundig: Sedert gister avond ben ik weer de oude inwoner van Avelghem geworden en al 't verledene en 't gebeurde van de laatste drie dagen staat als iets onmogelijks in mijne herinnering. Ik kan maar niet bekomen van verwondering over mijn baldadigheden op de heide!! - Nu heb ik nog een paar dagen werk om dat alles weer in mijn geheugenis te laten omwandelen - als ik me neerleg in mijn rieten zetel komen de dingen me zoo duidelijk en net voor de oogen staan alsof ik erbij ware nog altijd. [...] Wat was dat nu van die ‘baldadigheden op de heide’, die kennelijk gepaard zijn gegaan met ‘wonden en kneuzingen in zwart en blauw’?
We komen meer te weten via de tegenbrief van De Bom, waarin duidelijk wordt dat de groep op de heide de Boerenoorlog naspeelde, de toen aan de gang zijnde Zuid-Afrikaanse vrijheidsoorlog, die de Kapelmannen fel boeide. | |
[pagina 343]
| |
De Bom reageert op de brief van Streuvels, waaruit ik zopas citeerde, als volgt. Hij opent met een motto uit Genesis: In die dagen waren er Reuzen op der aarde, ende ook daarna, als Gods zonen tot de dochteren der menschen ingegaan waren, ende zich kinderen gewonnen hadden: deze zijn de geweldige, die van ouds geweest zijn mannen van name.Ga naar voetnoot9 Voor De Bom is Streuvels één van deze ‘mannen van name’. Hij spreekt hem dol-enthousiast aan: Aan den eertijds als ‘Gezapige’, nu als ‘Geweldige’ staande bekend, van Antwerpen tot aan Gent!! [...] | |
[pagina 344]
| |
dekt of geëxploreerd gewest [...]. Er zijn inderdaad twee menschen in u: de koene gezapige opnemende en vast verbindende toeschouwer van het dagelijksche van heden, en de tiendubbel gespierde visionair van droomtijden [...]. De Bom en zijn vrienden uit De Kapel zijn zo enthousiast over de ontmoeting met Streuvels, dat zij hem nadien herhaaldelijk opnieuw uitnodigen. Streuvels heeft echter bijna nooit tijd, of heeft geen zin zijn West-Vlaanderen te verlaten. Hij zou niet meteen weer naar de Scheldestad afzakken, maar zijn lezing in de Kapel is de start of intensifiëring geweest van een vriendschap met heel wat Antwerpenaren, die op haar beurt een invloed heeft gehad op zijn nog prille schrijverschap.
Bijna een halve eeuw later, in 1947, blikte De Bom op Streuvels' Kapelweekend terug in het Tijdschrift van de Touring Club van België: 't Liep er kroppensvol [sic] die avond en Streuvels' stem - die van een boer, die u toeroept van uit een vlaschaard - is iets om nooit te vergeten. Hij las als een stentor, of lijk een barak-akrobaat [...]. Streuvels bad op psalmoderende toon, zoals een Benediktijner het doet uit de preek-kuip in de kloosterrefter, zonder punten noch komma's lijk een eindelooze baarslag, iets zó geweldig, dat het u in een pre-historische sfeer verplaatste. Algemene beduusdheid bij de toehoorders die onder 't rumoer van die oneindige rhythmus, zonder enige tussenpoos, tureluurs werden, maar, overdaan, ervan toch wonderlijk genoten. Overstelpt, overdonderd zaten we daar allen, perpleks, zonder één woord te kunnen uitbrengen.’Ga naar voetnoot15 De Bom herinnerde zich ook heel goed de nachtelijke tocht na de lezing door het schipperskwartier en vooral de uitstap een dag later naar de Kalmthoutse | |
[pagina 345]
| |
heide, waar, zoals hij het noemde, ‘een miniatuur-uitgaaf van de Boerenoorlog’ werd uitgebeeld: Ondanks de late [...] strooptochten [...] waren we 's anderendaags al vroeg paraat - Frans Franck vond Stijn 's ochtends te 6 uur schrijvend aan zijn bed - om per janplezier naar de Heide te Kalmthout uit te zetten. De ‘sjarbang’ was bomvol met de Kapelgasten. En aan 't Puts moer werd jolig gebaad [...] en daarna brak [op] een ‘kopje’ naast het Moer, met een prachtig uitzicht op het heidelandschap, een miniatuur-uitgaaf van de Boerenoorlog uit. Het Boerenleger bestond uit één man: Stijn Streuvels, die, op zijn rug uitgestrekt, zich te vierklauwens verdedigde tegen de aanval van de Brittenpartij, waar de rest van 't gezelschap toe behoorde. Streuvels, de eenling, weerde de aanvallen af met de onbesuisdheid van een wildeman, hield zich heel 't Brits leger probaat van 't lijf, daarbij onoplettend voor de blauwe plekken die zijn trappers op kuiten en dijen van de tegenpartij te weeg brachten. 't Was een historisch gebeuren, en die baldadige Westvlaming bleek absoluut onoverwinbaar.Ga naar voetnoot16 ‘Ik wist toen nog bitter weinig van de wereld en hare pomperijen’, schreef Streuvels op zijn beurt terugblikkend op zijn Antwerpse uitstap.Ga naar voetnoot17 Maar het was alsof hij door dit optreden ‘met een toverroede was gewekt, alsof hij zekerheid over zichzelf had meegekregen; hij wist zich voor de eerste keer vast omringd door een menigte, heel uiteenlopend van aard. De ervaring bracht hem de overtuiging bij, dat hij de vertolker was van wat velen als “een waarheid” aanvoelden, getroffen als zij waren door de originaliteit en de kracht van zijn woord’ - aldus wijlen Ger Schmook, literatuurhistoricus en conservator van het AMVC-Letterenhuis.Ga naar voetnoot18
Terug thuis ontvangt Streuvels enkele dagen later onverwacht uit Antwerpen een presentje van Frans Franck, de stichter van de Kapel en grote kunstmecenas, die hij de avond van zijn lezing thuis had bezocht: het afgietsel van een Italiaanse madonna en een antieke Griekse kandelaar in brons. Als dank stuurt Streuvels op staande voet het ingebonden handschrift van ‘Lente’, het sleutelverhaal uit Lenteleven, zijn debuutbundel uit 1899. Het verhaal had hij overigens aanvankelijk ‘Van Lente’ willen titelen, maar op aanraden van | |
[pagina 346]
| |
Emmanuel de Bom ‘Lente’ gedoopt. ‘En daarmede,’ schreef Streuvels, ‘was onze vriendschap verzegeld’.Ga naar voetnoot19
De regenboog die de Leie met de Schelde verbond, had er een kleur bij. |
|