| |
| |
| |
Van Nu en Straks en Emmanuel de Bom in Kalmthout Marc Somers
Ter gelegenheid van de 11 juliviering staat er vandaag heel wat op het programma: we herdenken de stichting van het tijdschrift Van Nu en Straks, hier in Kalmthout 110 jaar geleden, we huldigen Emmanuel de Bom, die hier vlakbij een groot deel van zijn leven woonde, we vieren Guldensporenslag - nu weinig combattief genoemd het ‘Feest van de Vlaamse Gemeenschap’ - en ten slotte steken we de handen uit de mouwen om bomen te planten, maar liefst vijf. Zij zullen genoemd worden naar de stichters van het tijdschrift: Mane, Gust, Prosper, Cyriel en Henry. We maken daarom voort.
We bevinden ons hier op historische grond. Emmanuel de Bom, medestichter van Van Nu en Straks, woonde vlakbij en niet ver hier vandaan op de Kapellensteenweg staat het ‘Withof’, waar het tijdschrift werd ontworpen. Omwille van de 11 juliviering mag ik hier aan toevoegen dat het Arboretum eveneens historische grond is. In het midden van de 19de eeuw bracht Charles van Geert, boezemvriend van Hendrik Conscience, zijn boomkwekerij uit de buurt van de Antwerpse Zoo over naar Kalmthout. De schrijver van De Leeuw van Vlaanderen is hier misschien wel te gast geweest. Wie weet lopen we dus straks bij de boomplanting zowat in de voetsporen van de man die zijn volk leerde lezen.
Men kan zich vandaag nog nauwelijks voorstellen wat de buitengewone verdienste is geweest van het groepje enthousiaste Brusselse en Antwerpse jongeren dat in het begin van de jaren 1890 het plan opvatte voor een nieuw tijdschrift voor kunst en letteren. Niet zomaar een tijdschrift van dertien in een dozijn, maar iets totaal nieuws, ongekend in Vlaanderen, naar buitenlandse voorbeelden en inspiratie.
De wereld zag er op dat ogenblik ook volkomen anders uit dan vandaag. De Vlaamse beweging had nog maar net enkele taalwetten afgedwongen en had nog een heel lang parcours van opstaan en ondergaan voor de boeg. De soci- | |
| |
ale kwestie was aan de orde van de dag. Algemeen stemrecht bestond nog niet eens. In april 1893 verwierp de Kamer de invoering ervan, met als gevolg hevige oproer in Vlaanderen en Wallonië. De Belgische Werkliedenpartij riep op tot algemene staking. Ten slotte nam men genoegen met de invoering van het meervoudig algemeen stemrecht, dat een supplementaire stem gaf aan ambtenaren, hoger gediplomeerden en huisvaders. In diezelfde maand richtte de Aalsterse priester Adolf Daens de Christene Volkspartij op, gericht tegen de conservatieve katholieken. Op zijn programma stonden erkenning van de vakbonden, regeling van de arbeidsduur voor vrouwen en kinderen en verplicht lager onderwijs.
Op internationaal artistiek vlak waren de jaren 1892 en 1893 van doorslaggevend belang. In 1892 ging in München de kunstbeweging ‘Sezession’ van start, met latere uitlopers over heel Europa. In Londen zag in 1893 het beroemde kunsttijdschrift The Studio het levenslicht. In Brussel stopte in april 1893 de groep van ‘Les Vingt’, ‘De Twintig’, haar activiteiten. Na een laatste tentoonstelling evolueerde de groep tot ‘La Libre Esthétique’. In 1893 was er op picturaal vlak zelfs een koopje te doen. De schilder James Ensor bood heel zijn atelier te koop aan tegen 8.500 frank. Er kwam geen koper opdagen... Henry Van de Velde, al sedert enige jaren artistiek druk doende, richtte in Antwerpen de groep ‘Association pour l'art’ op, wanneer hij de schilderkunst stilaan vaarwel zei voor decoratief, grafisch en architecturaal werk.
Veel kunstenaars en intellectuelen in het België van de jaren 1890 kenden de sociale problematiek, zeker na de grote stakingen van de jaren '80. Heel wat artiesten sympathiseerden met het anarchisme, bijzonder aan de Brusselse universiteit. Revolutionairen stichtten de ‘Université Nouvelle’. Het tijdschrift La Société Nouvelle was de tolk van allen die streefden naar vernieuwing in de maatschappij.
In dit klimaat van artistieke progressieve krachten ontstond de wens dat Vlaanderen niet achterop kon blijven bij de geestelijke en artistieke vernieuwing die in Brussel aan de gang was. Van Nu en Straks was het antwoord op dit streven.
Het aantreden van Van Nu en Straks was al voorbereid door de Vlaamse ‘Tachtigers’, met de dichter Pol de Mont aan het hoofd. Hij was de geschikte man bij uitstek om Vlaanderen met de nieuwe buitenlandse literatuur te laten kennismaken. Door de taalwetten op het middelbaar onderwijs
| |
| |
van 1883 was er gaandeweg een generatie aangetreden die het Nederlands beter was gaan beheersen en op de hoogte was van de ontwikkelingen in de literatuur in Nederland. Het tijdschrift De Nieuwe Gids was voor velen hier een inspirerend voorbeeld. Niet dat Van Nu en Straks een Vlaamse versie van die Nieuwe Gids werd, helemaal niet. Daarvoor lagen beider standpunten te ver uit elkaar. Van Nu en Straks beschouwde de kunst niet meer als de allerindividueelste expressie van de allerindividueelste emotie, maar als een organische entiteit, ontstaan uit en vergroeid met de gemeenschap.
Op dinsdag 2 augustus 1892 bezocht August Vermeylen Henry Van de Velde in Kalmthout, in de tuin van het Withof, ook gekend als het Hof van Biart en als villa Vogelenzang.
Van de Velde verhaalde erover in het Frans in zijn memoires. De betreffende bladzijden kan u in het Nederlands nalezen in de vertaling door Jean Bastiaensen gepubliceerd in ‘Kalmthout en 100 jaar Van Nu en Straks’, ter gelegenheid van de herdenking tien jaar geleden.
Tijdens dit bezoek komt de latere titel Van Nu en Straks August Vermeylen langzaam voor de geest zweven. Nadat hun beider vriend Emmanuel de Bom op de hoogte was gesteld van de recente plannen werd een eerste redactievergadering in Antwerpen gehouden op 1 oktober 1892. Een eerste prospectus werd ontworpen. De door Vermeylen voorgestelde titel haalde het op het voorstel van De Bom, die liever ‘Vrije Kunst’ had gezien. In oktober 1892 verscheen een prospectus met de titel Van Nu en Straks. Van de Velde had lang gezocht naar het ideale lettertype. Hij vond nergens de bij zijn smaak passende karakters en stond op het punt zelf een nieuw lettertype te ontwerpen.
Van Nu en Straks was naar eigen zeggen ‘een vrij voorhoede-orgaan gewijd aan de kunst van NU, nieuwsgierig naar de kunst-in-wording - die van STRAKS’. Van Nu en Straks was geen groep met een welomlijnd programma, maar stond op een verdraagzame basis open voor kunstenaars met uiteenlopende levensbeschouwingen en politieke ideeën. Het was een tijdschrift van de jongeren van de avant-garde, dat de grote verdienste bezat de literatuur in Vlaanderen boven het tot dan toe heersende lokale peil te hebben getild.
De dichter Prosper Van Langendonck oefende als oudere op dit jongerengezelschap een beklijvende invloed uit. Hij keerde zich tegen de ‘kunst om de kunst’ van de Vlaamse ‘Tachtigers’. Van Langendonck ging met jongeren
| |
| |
als Emmanuel de Bom, August Vermeylen, Gustaaf Schamelhout, Herman Teirlinck en Alfred Hegenscheidt om in en buiten de conservatieve Brusselse literaire kring ‘De Distel’, met als motto ‘Hekelig, niet stekelig’.
Vooraanstaand lid van dit Brusselse gezelschap was August Vermeylen, die met het tijdschrift La Revue Nouvelle voor ogen, droomde van een Vlaams maatschappijkritisch tijdschrift. Zo nam de idee van een Vlaams tijdschrift vorm aan. Kwaliteit zou voorop staan. Er werd geen precies omschreven esthetische strekking vooropgesteld. Elke levensbeschouwing kon zich probleemloos uiten: het anarchisme zowel als het katholicisme. Men huldigde een synthetische levensvisie, waarin de ‘ganse mens’ centraal stond.
Het individualisme en de ‘kunst om de kunst’ werden afgewezen: voor ogen stond een sociaal geëngageerde kunst, de ideale kunst als een vorm van leven, die was gegroeid uit de gemeenschap en die de individuele ontroering zou verheffen tot een universeel niveau.
De eerste reeks van Van Nu en Straks, verschenen van april 1893 tot oktober 1894, gaf de definitieve duw aan een vernieuwing in de Vlaamse literatuur en vond aansluiting bij de internationale art nouveau. De reeks kwam tot stand onder invloed van het Engelse kunsttijdschrift The Studio, met bijzondere aandacht voor de vormgeving, waarvoor Henry Van de Velde, vernieuwer van de decoratieve kunst was aangetrokken. Deze reeks, met werk van Emmanuel de Bom, August Vermeylen, Prosper Van Langendonck en Cyriel Buysse, was overwegend gewijd aan literatuur en beeldende kunst. Zij engageerde de hele groep van de voormalige Brusselse ‘Les Vingt’: Xavier Mellery, Theo Van Rysselberghe, George Lemmen. Na het eerste nummer volgden James Ensor, Richard Baseleer, Willy Finch, Victor Hageman, George Morren en George Minne. Uit Noord-Nederland werkten Richard Nicolaus Roland Holst en Johan Thorn Prikker mee. De literaire bijdragen van de eerste reeks waren niet alleen van de Vlaamse redacteurs, maar ook van Nederlandse medewerkers als Albert Verwey en Frederik Van Eeden. De beeldende kunst kreeg een prominente plaats, met b.v. een nummer gewijd aan Vincent Van Gogh, een van de allereerste huldeblijken aan de drie jaar daarvoor overleden schilder.
De filosofie van de Van Nu en Straksers werd in de eerste reeks in drie grote fundamentele opstellen uiteengezet: ‘De kunst in de Vrije Gemeenschap’ van August Vermeylen, ‘De herleving der Vlaamsche Poëzij’ van Prosper Van Langendonck en ‘Rythmus’ van Alfred Hegenscheidt.
| |
| |
Herhaaldelijk viel al de naam van Emmanuel de Bom, geruime tijd inwoner van Kalmthout, verblijvend in zijn ‘Huis ten Heuvel’, een adres dat heel schrijvend en artistiek Vlaanderen destijds uit het hoofd kende. Hij overleed thuis, 84 jaar oud, op 14 april 1953, nu vijftig jaar geleden. Zijn naam is de voorbije decennia stilaan weggedeemsterd uit de annalen van de cultuurgeschiedenis. Zij die zijn cruciale betekenis kennen, willen tijdens dit De Bomjaar 2003 verhinderen dat zijn naam langzaam zou verschrompelen tot een voetnoot in de geschiedenis.
Emmanuel de Bom, zoon van een kleermaker, werd in Antwerpen geboren op 9 november 1868, als voorlaatste in een gezin van negen. Op zijn zeventiende werd hij bediende bij het Antwerpse stadsbestuur en zette hij zich in voor de kunsten en de letteren. Zijn literair en journalistieke talent werd al snel ontdekt door de latere burgemeester Jan Van Rijswijck en door diens grote vriend, de literaire criticus en museumconservator Max Rooses. Deze liberale voormannen waren lang zijn mentors.
Door zijn werkzaamheden in de Antwerpse Stadsbibliotheek op het Conscienceplein werd hij letterlijk in het boek- en bibliotheekwezen en in de literatuur ondergedompeld. Hij zou er nooit meer uitraken. Begaafd met een taaie werkkracht en organisatorisch vermogen werd hij in de jaren '90 en na de eeuwwisseling door zijn oversten hogelijk gewaardeerd. Uiteindelijk bracht hij het in 1911 tot hoofdbibliothecaris. In 1919 werd hij wegens vermeend activisme uit Antwerpse stadsdienst ontslagen. Na het overlijden van zijn opvolger, een illustere ‘inconnu’, en na stedelijke amnestie van burgemeester Frans Van Cauwelaert, kon hij in 1926 zijn taak opnieuw opnemen. Hij zette de reorganisatie van de Stadsbibliotheek voort tot hij in 1933 met pensioen ging. Toevallig is dat het jaar van de oprichting van het toenmalige ‘Museum van de Vlaamsche Letterkunde’, het latere ‘Archief en Museum voor het Vlaamse Cultuurleven’, nu het ‘AMVC-Letterenhuis’. In 1933 ging dit initiatief van start waarvoor De Bom al had geijverd vanaf 1912, toen hij samen met Eugène de Bock, de latere directeur van uitgeverij ‘De Sikkel’, in diezelfde gebouwen een groots opgezette Hendrik Consciencetentoonstelling op het getouw zette.
Van jongs af aan was de Bom ongemeen bedrijvig in de journalistiek, onder meer van 1904 tot 1940 als correspondent van het kwaliteitsblad de Nieuwe Rotterdamsche Courant en van 1920 tot 1926 als redacteur om den brode van het socialistische Antwerpse dagblad Volksgazet. Na het avontuur van Van Nu en Straks, dat in 1901 eindigt, was de Bom samen met verscheidene lite- | |
| |
raire vrienden actief in het tijdschrift Vlaanderen, dat bestond van 1903 tot 1907.
Zijn internationaal gerichte geest deed hem voor Vlaanderen de Noorse toneelauteur Hendrik Ibsen ontdekken, van wie hij het werk zijn leven lang bleef promoten. Zo was hij eveneens de verdediger van het werk van William Morris, de Engelse boekontwerper, voor wie hij grote sympathie koesterde.
In de Vlaamse literatuur is Emmanuel de Bom nog steeds de man van zijn roman Wrakken uit 1898, één van de eerste Vlaamse psychologische stadsromans, pessimistisch van ondertoon. Hij is de schrijver van sfeervolle schetsen en verhalen en van talrijke kronieken, die door hun vlotte verteltrant sterk opvielen in de Vlaamse journalistieke wereld. Slechts een zeer kleine keuze werd in boekvorm uitgegeven: Het levende Vlaanderen (1917), Nieuw Vlaanderen (1925) en Dagwerk voor Vlaanderen (1929) zijn de belangrijkste. En dan gaan we nog voorbij aan heel wat andere titels. Zijn laatste grote boek dateert van 1946. De familieroman Het land van Hambeloke, waaraan hij een paar tientallen jaren werkte, was geschreven vanuit een groot inlevingsvermogen en nostalgische sympathie voor het 19de-eeuwse Antwerpen.
Zijn bijna integrale persoonlijke archief, met tienduizenden brieven, bevindt zich in het AMVC-Letterenhuis. Om het even welk wetenschappelijk onderzoeksproject over de literatuur in Vlaanderen, vanaf pakweg 1890 tot rond 1950, kan niet om het archief van De Bom heen. Meer nog: de geschiedenis van Van Nu en Straks zou niet geschreven kunnen worden zonder zijn papieren, die hij met de vooruitziende blik van een goede historicus zijn leven lang bewaarde. Uit zijn geschriften en brieven treedt De Bom naar voren als een beminnelijk man, die vriendschap hoog in het vaandel voerde. De briefeditie over het ontstaan van Van Nu en Straks, die in 1988 door het AMVC-Letterenhuis werd uitgegeven, behelst 459 brieven over de periode 1890-1894. Maar liefst 434 komen uit het archief van De Bom.
Hoe kwam de Bom nu bij het avontuur van Van Nu en Straks terecht? Onder impuls van de dichter Pol de Mont was hij in 1888 prozaschetsen beginnen publiceren. Hij werkte toen al mee aan het Antwerpse dagblad De Koophandel en had zich ingezet in het bestuur van het ‘Taalverbond’, het liberale antwoord op een door de Belgische overheid met een klerikaal overwicht samengestelde ‘Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde’. De Bom had Cyriel Buysse, de latere mederedacteur in Van Nu en Straks, voor het eerst ontmoet op een Volksfeestmaal van de ‘Liberale Vlaamsche Bond’
| |
| |
te Antwerpen op 22 april 1889. Een andere vriend, August Vermeylen, kwam De Bom tegen in Brussel op de algemene vergadering van het Taalverbond op 7 april 1890. In de Nederlandsche Dicht- en Kunsthalle van mei 1890 droeg August Vermeylen zijn ‘Ballade der regenschermen’ op aan De Bom. In een niet bewaarde brief stelde de Bom vermoedelijk aan Vermeylen voor mee te werken aan een Antwerps nieuw op te richten toneelblad. Op 12 mei 1890 - hij werd toen 18 jaar - antwoordde Vermeylen aan De Bom. Het was de aanloop tot Van Nu en Straks en het begin van een levenslange vriendschap, die alleen maar verklaarbaar is door wat wel eens wordt genoemd ‘de geest van Van Nu en Straks’. Nu zal u opwerpen dat zoiets schromelijk overdreven romantiek is. Niet zo echter voor De Bom en zijn vrienden, waaronder ik dan meteen de leden van de tweede groep van Van Nu en Straks reken, als Stijn Streuvels, Karel Van de Woestijne, Herman Teirlinck en Fernand Victor Toussaint van Boelaere. In de bewaarde briefwisseling leest men hoe zij zelfs vele decennia na datum aan de pionierstijd van Van Nu en Straks een onuitwisbare herinnering behielden. Meer nog: zij verklaarden vaak nog steeds in diezelfde geest te werken. Ik vermeldde al het tijdschrift Vlaanderen, dat in de geest van Van Nu en Straks werkte. Dat gold ook voor het initiatief dat na de Tweede Wereldoorlog tot stand kwam, in de laatste levensdagen van Vermeylen: het pluralistische Nieuw Vlaams Tijdschrift (1946-1983).
De ‘geest van Van Nu en Straks’ werkte ook in Kalmthout door. In 1946 werd aan het Withof een gedenksteen geplaatst. In de tuin werden toen twee coniferen geplant, die de namen August en Prosper meekregen. Gust en Prosper sneuvelden helaas in 1990 op het veld van eer; zij werden gerooid. Later werden August en Prosper opnieuw aangeplant op de terreinen van een nabijgelegen school van het Gemeenschapsonderwijs. Vandaag planten we opnieuw een Gust en een Prosper, en bovendien een Cyriel, een Mane en een Henry. In 1989 werd in deze gemeente door cultuurbewuste bestuurders in een nieuwe verkaveling aan de Vogelenzangstraat een Van Nu en Strakslaan ingehuldigd. Vlakbij loopt nu ook de Emmanuel de Bomlaan!
Ik wil eindigen met een gelukwens, welgemeend, van August Vermeylen aan Mane de Bom van 7 november 1943. Door Vermeylens mond spreken we De Bom als volgt toe:
‘Mijn beste Mane,
Vivat, crescat, floreat, proficiat! Ze zeggen dat ge 75 wordt: er is wat verbeelding toe noodig om zich dat duidelijk voor te stellen. Het moet wel zoo zijn,
| |
| |
we worden wij stilaan rijp... Maar als ik terugdenk aan vijftig jaar geleden, dan mogen ze bazelen wat ze willen, ik verklaar met klem:
Die tijd is niet voorbij!
Uw baard is grijs geworden, maar uw gedachten blijven even blond; en ons bloed mag stiller loopen, soms, - de oude vriendschap is nog altijd wat ze was. Ik omhels U, en drink mijn glas geus, u ter eere, op gisteren, op nu, en in 't bijzonder nog op straks!’
Laten wij straks eveneens het glas heffen op Van Nu en Straks, op Mane de Bom en op de vijf nieuwe bomen in dit Arboretum.
|
|