Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde. Jaargang 2003
(2003)– [tijdschrift] Verslagen en mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse taal- en letterkunde– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 97]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Een anonieme middeleeuwse alchemistgoudmaker aan het werk (ca. 1500)
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘Fundgruben’ bij het in kaart brengen van het alchemistisch bedrijf in vroeger eeuwen.
Het probleem van de primaire bronnen wordt nog groter door de weerbarstige inhoud van de teksten, zelf dan weer verhoogd door de al dan niet opzettelijke ondoorzichtigheid van de verwoording en door het gebrek aan een vaste terminologie. Deze en andere factoren helpen verklaren waarom zo weinigen, zoals gezegd, de alchemie tot onderzoeksobject hebben gekozen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Soorten alchemieDe heilige, geheime, oeroude en diepzinnige alchemie, de koninklijke of priesterlijke kunst, ook tot nog verdere confusie, hermetische filosofie genaamd, verspert in esoterische teksten en enigmatische emblemen voor oningewijden de weg om de geheimen van de Natuur, van Leven en Dood, van de Eenheid en de Drie-eenheid, de Eeuwigheid en de Oneindigheid te doorgrondenGa naar voetnoot5. Het opruimen van de versperringen en het erdoor mogelijk gemaakte doorgronden van deze teksten en afbeeldingen, is voorwaar een indrukwekkend programma, dat is duidelijk.
In deze complexe wereld van de ‘alkamye’ (nr. 25 van de hier uitgegeven tekst) worden traditioneel twee richtingen of soorten onderscheiden.
De eerste, de echte (zeggen de adepten), die Roger Bacon de alchemia speculativa noemtGa naar voetnoot6, vermengt mystisch-gnostische uiteenzettingen met chemische processen. Hun magnum opus zoekt de universele medicijn die, niet in medische maar in mystische zin, op een hoger niveau en a.h.w. gesublimeerd, de fontein van de eeuwige jeugd wordt, het elixir van het leven en de sleutel tot de eeuwigheid. Om dit doel te bereiken, moeten talloze moeilijkheden overwonnen en vele stadia doorlopen worden. Slechts weinigen zijn daartoe geroepen maar voor hen, zo wordt beweerd, is de beloning groot: ‘this science beams like those giant rose-windows... which bathe the transepts of slumbering cathedrals in ineffable light’Ga naar voetnoot7.
Zij die zich in de loop der tijden ooit tot dit opus geroepen voelden, wilden ervoor zorgen dat de door hen verworven inzichten en geheime kennis niet in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de handen vielen van onwaardigen. Vandaar de geheimzinnigheid en geheimdoenerij die zo sterk op de alchemie hun stempel hebben gedrukt.
De tweede soort alchemie die Dom Pernety neerbuigend de valse noemtGa naar voetnoot8, is de alchemia practica van Roger Bacon.
Gefascineerd door de verblindende lokroep van het edel metaal goud heeft een groep alchemisten met taaie volharding een grote hoeveelheid, nooit met volledig succes bekroonde en soms ruineuze en desastreuze experimenten uitgevoerd. Deze alchemisten, in het Engels aangeduid als ‘puffers’ d.i. blazers, zo minachtend door de ware broeders genoemd, wegens hun intensief, obsessief gebruik van de blaasbalg van hun oven, hebben de alchemie al vroeg een slechte reputatie bezorgdGa naar voetnoot9. Hun zoektocht naar materieel gewin met de aanmaak van vooral vervalst goud die steeds maar een aurefictie en geen aurefactie bleek te zijn, leidde ook wegens hun bedriegelijke praktijken tot de veroordeling van de alchemie door paus Johannes XXII in 1317. De status van de alchemie werd er sterk door aangetast, maar een genadeslag bleek het niet. Daarvoor was de lokroep van potentieel gewin, ja zelfs immense rijkdom te machtig.
Toch moet men toegeven dat de proeven in hun laboratoria geleid hebben tot belangrijke scheikundige ontdekkingen. Het is hun verdienste, en niet die van de zg. ‘ware alchemisten’, de grondslag voor de moderne chemie te hebben gelegdGa naar voetnoot10.
De theorie van de transmutatie van een ‘gewoon’ metaal in goud of zilver was gebaseerd op het niet onderscheiden van organische en anorganische stoffen. De metalen werden vergeleken met levende wezens: zij hadden in de aarde waar ze werden opgedolven eenzelfde groeiproces ondergaan als de planten; ze werden pas goud door rijping, zoals vruchten. Het meest gewone metaal was lood, gevolgd door ijzer en koper. Zilver kwam vóór goud. De alchemist beoogde het rijpingsproces dat in de aarde zeer traag verliep te versnellen en te verbinden met het universum, waar alle elementen met elkaar verbonden zijn. Hun zg. steen der wijzen was het elixir, de kiemkracht die de transmutatie van onedele in edele metalen, zou bewerkstelligen. De stand van de planeten, de religieuze allegorieën met als hoogste identificatie die van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 100]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de steen met Christus, verlenen ook aan het werk van de ‘blazers’ een mystieke, mythische en astrologische dimensie. Die vinden we in veel nadrukkelijker vorm in de speculatieve alchemie terug, niet het minst in de erbij horende illustraties.
Al dan niet expliciet in de traktaten aanwijsbaar, is deze dimensie toch steeds in de alchemistische teksten aanwezig. Zo worden volgens V. Fraeters ‘recepten zonder natuurfilosofische of mythische inbedding niet tot de alchemistische literatuur gerekend’Ga naar voetnoot11. Wanneer de traktaten niet rechtstreeks religieuze allegorieën gebruiken (waarvan - zoals gezegd - de hoogste de vereenzelviging van de steen met Christus is) beginnen ze het werk (opus) met een aanroeping tot God of vernoemen ze de Godheid in de tekstGa naar voetnoot12. In de hier uitgegeven Mnl. recepten is deze dimensie - zij het minimaal - eveneens aanwezig zoals blijkt uit zinnen als ‘Goed sy daeraff gheloeft en sijn lieve moeder’ (nr. 1), ‘In de name Jhesus Crijstus’ (nr. 5) en ‘opdat ghij Goed lief hebt... ende bij mijnen Goed’ (idem), ‘Got sy met u ende mit ons allen’ (nr. 17), en dgl.
Voor beide soorten alchemisten, de speculatief zowel als de praktisch geöriënteerden, is de transmutatie van de metalen belangrijk. Het verschil tussen beide ‘scholen’ in dit verband is echter dat voor de eerste groep de transmutatie van metalen tot goud, de schaduw van de Zon en de schaduw van God, een tussenstadium vertegenwoordigt, een stap op weg naar het einddoel, de transmutatie van de mens zelfGa naar voetnoot13. Voor de blaasbalgalchemisten echter wordt het een einddoel en een middel om zich te verrijken, een idee dat de echte alchemisten met afschuw en verachting vervulde.
Het hier uitgegeven traktaat behoort duidelijk tot de tweede soort. Het lucratief doel blijkt uit de metaalveredeling, in het bijzonder de goudmakerij die er centraal staat, maar ook uit het maken van valse juwelen (nr. 2) en het te gelde maken van hun producten: ‘proeft syn varwe ende vercoept’ (nr. 14) en ‘besiet u wynnynge ende u verliesse’ (nr. 17)! | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 101]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Alchemie in het middelnederlandsHet bestand aan alchemistische traktaten in het Middelnederlands neemt in de West-Europese traditie een uitzonderlijk belangrijke positie in. Dit is in de eerste plaats te danken aan het grote Weense handschrift ÖNB 2372. Het dateert uit de veertiende eeuw (ca. 1380), bevat acht traktaten en is het oudste in West-Europa dat in de volkstaal is geschrevenGa naar voetnoot14. Deze unieke, gedeeltelijk in proza en gedeeltelijk in verzen op perkament geschreven negenennegentig folio's tellende codex is bovendien merkwaardig omdat hij ook het oudste West-Europese alchemistische document is dat een cyclus van originele illustraties in kleur bevatGa naar voetnoot15.
Alhoewel het uitzonderlijk belang van dit manuscript sinds geruime tijd, zij het weliswaar in beperkte kring bekend was, kwam pas in het laatste kwarteeuw de uitgave en daardoor de langverwachte ontsluiting van de meeste teksten eruit tot standGa naar voetnoot16.
Tot vóór de tachtiger jaren van de vorige eeuw bleef de Nederlandstalige alchemie uit de Middeleeuwen en de zestiende eeuw een zogoed als geheel onontgonnen terreinGa naar voetnoot17. Na de uitgave van de traktaten uit het Weense handschrift blijft trouwens nog een hele weg af te leggen vooraleer van het geheel van de Nederlandse bijdrage tot de alchemie een synthese kan worden gemaakt. Volgens het repertorium van de middeleeuwse, Nederlandstalige artes-literatuurGa naar voetnoot18 zijn zestien handschriften (inclusief het Weense) met meestal anonieme teksten bewaard (vier andere zijn verloren gegaan). Bovendien wachten eveneens in het Mnl. geschreven maar toch vooral vertaalde traktaten zoals het Tractatus chemicus van Arnaldus de Villanova, werk van Cyriacus Jacobus, Isaac en Johannes Hollandius, het De lapide philosophorum van Frater Elias en de traktaten van Joos Balbiaen, Jan Van der Doncks Het Licht der Lichten of de Nederlandse vertaling van het Correctorium Alchemie van Richardus Anglicus op nadere exploratieGa naar voetnoot19. Nog te vermelden zijn de zestiende-eeuwse drukken van alchemistisch, vertaald maar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 102]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ook origineel werk van bij ons in de volkstaal, zoals dat van Simon AndriessenGa naar voetnoot20.
In de hiernavolgende bladzijden wordt een van de hierboven vermelde handschriften nader bekeken waarna de editio princeps volgt van de alchemistische Mnl. prozateksten die erin voorkomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Het handschriftHet papieren handschrift in klein quarto-formaat waarin de hier uitgegeven alchemistische recepten voorkomen, telt nu nog 185 folio's en dateert, naar het schrift te oordelen, uit de late 15de of vroege 16de eeuw. Het wordt bewaard in de Sloane-collectie (hs. Sloane 1416)Ga naar voetnoot21 van de British Library en bestaat voor het grootste gedeelte uit Latijnse medische voorschriften (fol. 1-170), geschreven door dezelfde anonieme, onbeholpen hand die ook de nog te vermelden Middelnederlandse teksten heeft geschreven, alle ook in een heel ongewone spelling, zoals we verder zullen zien.
Op fol. 171r-172r vindt men een Mnl. gedicht, waarvan slechts vier van de oorspronkelijke acht strofen (elk van 15 vv.) bewaard zijnGa naar voetnoot22. Het werd gedrukt door De Flou en Gailliard, met als enige commentaar dat het ‘denkelijk het werk [is] van een Vlaamsch, mogelijks wel een Brugsch, medicus’Ga naar voetnoot23. Dat het een ‘medicus’ geweest zou zijn, lijkt inderdaad meer dan waarschijnlijk wegens de doktersvoorschriften. De weliswaar alleen als mogelijkheid gesuggereerde Brugse connectie vindt m.i. alleen een mogelijke verklaring in de woorden ‘Kaerle van Boergoennien, dar Goed die ziele af hebbe’. Deze woorden komen voor in de bovenkantlijn van de bladzijde waarop het op het eerste gezicht titelloze gedicht begint. Ze zijn er niet, b.v. door rubricering, onderstreping of hoofdletters, als titel herkenbaar gemaakt en kunnen m.i. even goed een randnotitie zijn van de auteur of scribent die los staat van het gedicht. Ook inhoudelijk lijkt er geen duidelijk verband tussen het gedicht dat begint als een liefdesgedicht, maar al vlug in een allegorie | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 103]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overgaatGa naar voetnoot24, en Karel van Bourgondië. De referentie en het gedicht horen dus misschien niet samen. De Flou en Gailliard echter hebben deze referentie wel als titel bij het gedicht afgedrukt. Bij de woorden ‘Kaerle van Boergoennien’ hebben ze wel gedacht aan Karel de Stoute die, zoals bekend, in 1477 bij Nancy gesneuveld is en een band had met Brugge. Dat lijkt de reden te zijn voor hun tentatieve Brugse lokalisering van de tekstGa naar voetnoot25.
Wat er ook van zij, het gedicht heeft tot op heden zogoed als geen aandacht gekregenGa naar voetnoot26 en de inhoud is moeilijk te duiden, vooral wegens zijn onvolledigheidGa naar voetnoot27.
Vanaf fol. 172v tot 185, het laatste blad in het handschrift, volgen in steeds dezelfde hand vierendertig alchemistische ‘werken’ of experimenten. Op één na zijn ze alle voorafgegaan door opschriften of titels waarvan we hier een overzicht laten volgen:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 104]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De auteur en (of) scribent is niet bekend. In nr. 14 eindigt een bereiding met de reeds aangehaalde woorden ‘proeft syn varwe ende vercoept’ en in nr. 28 is er sprake van een stof die moeilijk te maken is met als gevolg dat ‘ghij en vijent ghen te vercopene’. Deze woorden kunnen erop wijzen dat hij een handelaar of winkelier, of b.v. een apotheker of drogist geweest kan zijn.
De tekst werd door onze anonymus gekopieerd uit een ander handschrift (of een incunabel?), wat moge blijken uit de woorden ‘als onder geteykent is’ (nr. 17) zonder dat deze tekening in het handschrift voorkomt. In nr. 27 is er sprake van bereidingen die ‘staen vorgescreven in dit selve werck’, wellicht een verwijzing naar de bron waaruit hij heeft geput. Ook nr. 25 met zijn ongewone, want autobiografische inhoud wijst erop dat de Mnl. tekst werd overgenomenGa naar voetnoot28 uit een ouder werk. De auteur daarvan is in nr. 25 aan het | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 105]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
woord met enkele bijzonderheden die zijn expertise als alchemist bevestigen en doen vermoeden dat hij internationaal bekend geweest is.
Dezelfde man is ook de meester die de indruk geeft zich te richten tot een leerling. Deze relatie kan men afleiden uit de belerende toon en uit woorden als ‘als ick u scryven sal’ (nr. 17), ‘als ghy wael weet’ (nr. 15 en 17), of ‘diese materie heb ick u leeren maeken’ (nr. 26). Het lijkt ook niet onwaarschijnlijk dat deze meester, de auteur van het werk dat onze anonieme scribent als bron heeft gebruikt, een niet-nederlander was en misschien was ook de Nederlandstalige scribent uit den vreemde afkomstig. Dit zou dan alvast zijn ongewone en zeldzame spelling helpen verklaren (zie verder), maar in zekerheid resulteert dit toch niet.
In de tekst zijn relatief weinig autoriteiten vermeld om het waarheidsgehalte van de inhoud of de betrouwbaarheid ervan te versterken. Ook dit zou kunnen betekenen dat de auteur van het oorspronkelijk werk zelf een stevige reputatie had. Het reeds vermelde autobiografische nr. 25 versterkt alvast deze indruk.
Eén enkele klassieke auteur wordt bij naam genoemd, nl. de Griekse dokter Dioscorides (nr. 10 en 19) uit wiens boek over materia medica een tiental regels vrij getrouw vertaaald zijnGa naar voetnoot29.
De andere vermelde namen heb ik nergens anders gevonden. Dat zijn de Brabander met de zonderlinge naam ‘Johan met den Gelde’, die ‘te Bosch in Brabant’ d.i. in 's Hertogenbosch geleefd zou hebben (nr. 13), en een zekere ‘heer Mychel te Breessel’, d.i. waarschijnlijk Brussel (nr. 7). Verder is er alleen nog een uit Duitsland afkomstige, maar in Engeland levende alchemist, ‘mester Alixander uut Swaven’, d.i. het oude hertogdom Schwaben (nr. 5). Hij was ‘des conincks medijcus van Ingelant’ ten tijde van ‘coninc Henrich’. Misschien is hij te vereenzelvigen met Alexander von Bronfeld die in de dertiende eeuw lijfarts was van prins Edward, de latere Edward I, de zoon van koning Hendrik IIIGa naar voetnoot30. De toevoeging in onze tekst ‘die in Vranckrike sterft’ is op zichzelf duidelijk, maar wie het was die op het continent | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 106]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
stierf is dat niet. Wordt bedoeld dat het de koning was die er stierfGa naar voetnoot31, of slaat dit op Alixander, de lijfarts? Het is moeilijk met zekerheid te zeggen, maar de eerste interpretatie lijkt mij het meest waarschijnlijk.
Dit geldt ook voor de ‘Wilhelmus, des koennynges neve van Franckrick’ (nr. 25) die aan het ‘hoff van Rome’ verbleven zou hebben en met wie de anonieme auteur van de hier uitgegeven tekst ‘gewrocht’ zou hebben (daer ick mede wrochte heb).
Ditzelfde nummer is trouwens het enige waarin nog een paar andere bijzonderheden over de auteur van onze tekst worden prijsgegeven. Hij vertelt er dat hij verbleven heeft te ‘Clarensie’, nu Klarysi, de Griekse havenstad op de Peleponesos, te ‘Spyre opten Ryn’, d.i. Spiers (Dt. Speyer), in Rijnland-Palts en te ‘Avyoen’, d.i. Avignon, waar hij een tijdlang heeft doorgebracht ‘in des cardinaels hoff’. Welke kardinaal hij bedoelt, is onzekerGa naar voetnoot32. Hier, in Avignon, heeft hij ook andere ‘meesters van alkamye’ (nr. 25) ontmoet, maar hun namen blijven ons jammer genoeg onthouden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. Taal en spellingDe tekst in het handschrift is moeilijk leesbaar. Dit is in de eerste plaats het gevolg van de onbeholpen hand waarin hij geschreven is, maar wordt nog versterkt door de bijzonder ongewone, extravagante spelling. Het kan niet uitgesloten worden dat dit mede het gevolg zou zijn van een bewuste poging om de inhoud voor onbevoegden af te schermen, een bekommernis die, zoals bekend, bij alchemisten wel meer voorkomt. Toch vermoed ik dat dit hier niet het geval is. De onbeholpen, in vele gevallen zonderlinge, ja zelfs unieke spelling zou wel afkomstig kunnen zijn van een buitenlander. Die verbleef misschien wel reeds vele jaren in de Nederlanden, maar had de taal (en de spelling) nog niet zo goed onder de knie. Wanneer men zich voorstelt dat zijn bron dan ook nog in een andere taal gesteld was, zal dit de situatie nog verergerd hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 107]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We treffen inderdaad vele weinig courante spellingsbeelden aan. Enkele voorbeelden: oemge, om (nr. 1), gyetet, giet het (nr. 2), ghescmoelten, gesmolten, oenthoeut, onthoudt, roetde, rode en jurydixeyen, jurisdictien (nr. 5), syverlick, zuiverlijk (nr. 14), geteykeynt, getekend (nr. 17), scmeltet, smelt het (nr. 24), sexkyn (nr. 26) en sechken (nr. 28) voor zakje, soenne, zon en kijenspaeppe, kinderpap (nr. 28), sclutende, sluitende, wyeet, wit en podere, poeder (nr. 29), scnurkenne weel gheboennen, snoertje wel gebonden, poet, pot en oeut, uit (nr. 30), dueet, duw het, en scmelthsce, smelt ze (nr. 33), ghepurgertden, gepurgeerde (nr. 34) en nog vele andere.
Opvallend is ook dat de letter n (of het afkortingsteken daarvoor) soms - al dan niet opzettelijk - weggelaten is en dit in een handschrift dat geschreven is in een wel onbeholpen maar zeker niet vluchtige hand. Zo lezen we michgen voor minchgen (nr. 1), sertij voor sertijn en voere voor voeren (nr. 1), wercke voor wercken (nr. 23), sychken voor synchken (nr. 28), scurkenne voor scnurkenne (nr. 30), oentfachgere voor oentfanchgere en brecht voor brencht (nr. 33), enz.
Een enkele keer ook een Frans woord (Pour in nr. 18) en Franse leenwoorden als ungeren (Fr. onguent) en limituer (nr. 10), tenturre (nr. 24) of lin[g]goet (nr. 25 en 34) zijn in Mnl. teksten natuurlijk niet ongewoon. Interessanter zijn wel woorden als b.v. oech (Limburgs, Dt. auch) en woel (Dt. wohl) (nr. 1), macht, Henrich (Dt. Heinrich) (nr. 5), tosatzt (Dt. Zusatz) (nr. 13), soelen (Limburgs en Hollands voor sullen, Dt. sollen) (nr. 17), craft (Hollands voor cracht) (nr. 23) en het zonderlinge, want door dit voorafgegane boucker (Dt. Bücher) (nr. 25).
De dialectische taalvormen zijn niet voldoende talrijk of eenduidig om de anonieme scribent ergens met enige zekerheid in ons taalgebied te lokaliseren. Als hypothetisch, niet te bewijzen profiel van de scribent denkt men aan een apotheker of drogist van vreemde origine die een winkel heeft, iemand die het Nederlands, zeker de spelling, niet perfect machtig was, maar sterk in alchemie was geïnteresseerd, zoals zo vele intellectuelen in de zestiende eeuw bij ons en elders.
Wijzen we er tenslotte ook even op dat de oogst aan nieuwe, niet van elders geattesteerde woorden groot is. Ze worden in het glossarium met een asterisk gemerkt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 108]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. TekstNota: De leestekens en hoofdletters, het aaneenschrijven van samenstellingen, de indeling in alinea's, het gebruik van v voor u, w voor uu (en omgekeerd), maar ook van v voor w (en omgekeerd) werden door mij, om de leesbaarheid te verhogen zoveel mogelijk aan het hedendaags gebruik aangepast. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. (fol. 172v) Om een sterc water [te maken] oem licht goeut inne te verbeterenne, datGa naar voetnoot33 soeude coemen op fyenGa naar voetnoot34, oeft daeroemtrent.Item dat moetteij aldus maken.
Niempt een lb.Ga naar voetnoot35 vyteroerl, een lb. salpetre, een lb. alluen, een verendeel tuteye, een verendel aes iustumGa naar voetnoot36, een verendeel lapijs inmattytist, een verendeel senoper: dit sal men alle gaeder den breken in eenen loettoenijen moerterGa naar voetnoot37, dene voer, dander naer, totdatGa naar voetnoot38 alle cleijn seien. Soe seldeijse dan oenderGa naar voetnoot39 den anderen weel ter coere mi[n]chgenGa naar voetnoot40, ende doense in een eerden coelve weelGa naar voetnoot41 gheloeutertGa naar voetnoot42 met goeder loeuto sapiencie.
Daen soe seet daer eenen oentfa[n]chger aen die coelve daer diese voerscreven matterie in ies, ende moet oech wel vaeste aenghelutert sijen met wietten loutum, datter [gheen] gestenGa naar voetnoot43 oeutGa naar voetnoot44 vliegen een moegen.
DaenGa naar voetnoot45 soe macht (fol. 173r) scoenen levende goutsoelferGa naar voetnoot46, ende doent in een eijrienGa naar voetnoot47 bekere, ende dan soe seetter eenen ghelasen helmel op. Maer eer | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 109]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dat ghij den helmel opseet, soe gietter dat een del van den .ix.Ga naar voetnoot48 op, ende dit moet staen in balneo op enen wienthoven. Daer seldij dan vier oender stoken dat dat water oever mach disteleren. Ende alst oever ies, dan soe giet dat water in een ander vaet oeft in een ghelaes, ende houtGa naar voetnoot49 al die vaterenGa naar voetnoot50 altoes dichte gestopt oem dat hem gen gesten oentfliegen en souden.
Dan soe seldeij een ander del van desen water opgieten ende doen als voere, ende roert den goutsoelfer altoes oemgeGa naar voetnoot51 telken dat ghij ennich water opgiet toetdat sij alle .ix. dellen alensGa naar voetnoot52 sijen gedaen.
Dan soe seldij al dese .ix. delen al tesamen op den selven goutsoelffer gieten, ende distelerense al tesamen oever .ij. werf als voere in baelneo. Ende als sij aldus .ij. werf oeverghedistilert syen, dan soe moettijse noch eens opgieten op den selven fecy van den goeutssoelverGa naar voetnoot53 op een hyet santhoevenGa naar voetnoot54, daer moettijt oeverdisteleren als voere[n]: dan iest al ghevroechtGa naar voetnoot55.
Goed sy daeraf gheloeft ende sijn lieve moeder.
Item dan soe seldeij nemen licht goeut als lichte guldens oeft als poestelaghe guldengoeut. GheloetGa naar voetnoot56 dit goeut .ij. oeft .iij. oeft .iiij. werf, ende bluchthetGa naar voetnoot57 hijer in dit sterc water, ende latet dan staen op hyette asscen: ghij seelt scoen fijn goeut hebben oeff daeroemtrentGa naar voetnoot58.
Om desen goutsweffel daer heet sterc water oever es ghedistelert.
Daer sal men desen quintus cencyus toet besigenGa naar voetnoot59 ende met inbijberen drij reijsen, ende den saelt men werpen op ghesmolten DGa naar voetnoot60 waent steetGa naar voetnoot61 een drijftGa naar voetnoot62: heet sal fyxceren in der warietGa naar voetnoot63. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 173v) Item desen quintus cencyus macht men aldus.Niemt .iij. pinten levende water, ende distelerseGa naar voetnoot64 toet dat sij comen op .ij. pienten; dan soe nemt een loet gember ende connel ende nagelen, gaelijgaen, noten metscaten, mescatenblome, caerdemomme, cubebenGa naar voetnoot65: dit sal men stoten in stucken in enen moertiert dat ghefroccert sij.
Dan soe seldeij den aquavyte hierop gieten, ende distilert dit af .iij. reijsen. Maer ghij een sullet niet gen tijtGa naar voetnoot66 droghe afdisteleren, maer ten derden mate, ende ten lesten soe sal men ophouden alst haelf oeverghedistelert es. Ende dat seldij woel bestadenGa naar voetnoot67 in een reijn ghelaes wel ghestopt.
Ende dan soe seldeij dat ander voert oeverdisteleren, al reijnne oever. Dat sal goet seijn oem ouenGa naar voetnoot68 fecy met te drij[n]chkeij[n]eGa naar voetnoot69 van enen goeutsweffeleGa naar voetnoot70 daer ou sterck water op ghedistelert ghewest heet, ende ghij selten hijerGa naar voetnoot71 .iij. werf met inne dri[n]chken. Ende als hij aldus dryewerf inne sal sijn ghedro[n]chken, soe sal men een loetterGa naar voetnoot72 woerpen op goede droghe luna, dije staet een drijft int fijer, ende sij sal fyxch werden.
Sertij[n] eist, als ic verstaen hebbe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. (fol. 174r) Om juwelen te makene dye men bynnen den huijse orberenGa naar voetnoot73 mach.Recipe auripigmentum, ende arsenicum, ende lapis calmynaris anaGa naar voetnoot74, ende tvierdedeel tartarum album. Dyen vryft dicwyle cleene, ende dan stroeyet darop van dyesen pulver, ende legt stratum super stratumGa naar voetnoot75 in twe besloeten croesen.
Ende offt ghij wijlt, doet daer tho die helffte goet sylver, ende het sal wesen ghuet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. Om subtyl pulver te maeken.Recipe tartarum .j. lb., ende arsenicum .j. lb., ende .j. lb. levende calc, ende auripigmentum .j. lb., ende .iiij. onssen sulffer. Vrijft dit al te gaeder, daernae purgiert u lemmelenGa naar voetnoot76 van venus die in oleum tartarum genetGa naar voetnoot77 syn, stroyet darop van desen pulver stratum super stratum totdat den pot vol is van sulffer, dan lutert wel met lutum sap[ienti]um, ende smeltet dit, dan doet tho soe veel goeden D. Dan eest seer goet alle cleen juwelen aff te maeken, dy men bynnen dien huyse besygen wyl. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. (fol. 174v) PurgacieGa naar voetnoot78 op venus.Nempt lemmelen van venus, die maeket nat myt oleum tartarij, ende den bestroysie myt geprepererden sal commyn, stratum super stratum, totdat dyen diegel vol ys. Ende dan luteert uwen dyegel ende stellet in furno, dat ys een oven, dry daege lanck te cementeren, ende het wert cauxGa naar voetnoot79, ende dan seldit weder in een lichamGa naar voetnoot80 reduceren myt gedroechder seepen, ende dan slaetsie in lemmelen als ghij voer gedaen hebt, ende versementiersie, als ghij voer gedaen hebt, tot .iij. werven, ende het sael wit venus werden op .ix. d.Ga naar voetnoot81 int oloyGa naar voetnoot82 ende op die tutsche in sconre witheitGa naar voetnoot83. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. (fol. 175r) [Om gout te maken]. In den name Jhesus Crijstus.Item in den iesten nempt .j. lb. salpeters, ende een half lb. coelcatur, ende .iiij. oeij[n]s vierdegris, ende macht een sterk water daeraf.
Item daernae soe nempt mercurij ende saturnus anaGa naar voetnoot84, ende dan macht hieraf een malgema, ende dan seldeit vreijfven met soute ende met sterken eedicke toetdat al scone ende claer ees. Dan soe seldeijt gaen soelverenGa naar voetnoot85 te | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
samen in u voerscreven water dat goede soellucijGa naar voetnoot86 sij; dan trecht dan u water af per [a]limbecum.
Ende als u water af ees, dan seldeijt anderwerf opgijeten op u matterije, ende dit seldeij doen .ij. reijsen. Ende dan seldeij nemen weder veerschGa naar voetnoot87 water, ende gijetet weder op u matterije toetdat u matterije blijve in den boedem van ouen ghelase [als] een scone roede oleije, ende dat al blijve altoes ghescmoelten staende int fier, ende toetdat niet mer op een clemmeGa naar voetnoot88 int vaet daer[t] inne staet.
Ende als ghij u ieste sterck water daeraf ghetrochken hebt, soe moedeij dat wel noch eens opgijeten .ij. oeft .iij. werf, maer dan moettij altoes voert hebben veerschGa naar voetnoot89 sterch water, waent dat ieste water een soude niet sterch genoch sijen, heet soude alte cra[n]ch werden. Ende als ghij dese perfeechtte olije hebt, soe oenthoeut weel hoe vele dat ouen malgema woechtGa naar voetnoot90, ende alsoe voele soels moettij der ollijen te dru[n]ckeggeGa naar voetnoot91 geeven als ouen malgama iestGa naar voetnoot92 woecht. Ende dat moettij hem [doen] te .iij. reijsen omdat te baet in de olije soelveren soude.
Ende calcenert iest oeu soel met MGa naar voetnoot93 oeft met saturnus, soe ghij weel weet, ende macht dan ou calcijsGa naar voetnoot94 scone van soel, ende geft dan ouer oellijen te drij[n]chkege dat derdele van ouen soel ghecalcenert. Ende doet soe la[n]chge toetdat al uwe poedere van ouen soel es in oue oellije, ende dat al weel gesolvert sij [tot een] scoenne ende roetde massceGa naar voetnoot95 Ende dan nempt een deele van deser roeder maesscen, ende w[e]rpt op .xv. deele luna fijn, sij sij fixGa naar voetnoot96 oeft niet fix, ghij hebt fijn gout in allen jurijdixeyenGa naar voetnoot97 sonder twijeffel. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
(fol. 175v) Ende dit vrachteGa naar voetnoot98 des coni[n]chs medijcus van Ingelant, ende dit was bij coni[n]cxs Henrich tijden, die in Vra[n]chrike sterft, gheheten mester Alixander uut Swaven. Laet dit bij ou blijven, opdat ghij Goed lief hebt oeft u selven, want ditGa naar voetnoot99 es warachtich soender eennich twiffel ende bij mijnen GoedGa naar voetnoot100. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Dye offrouGa naar voetnoot101 van wij[n] te maeken.Recipe levende calc 2 pont, asscen van bonenstro een groete scotel vol, weedasscen .iiij. lb., wijnsteen .ij. 1b.: dit seldi te gaeder sieden in .xlv. quarten starcker orynen. Ende dit seldi sieden totdattet comet op .x. quarten, ende dan salment distileren per filtrum dat dat waeter claer is als gout.
Dan recipe .xx. pont souts, ende doeget in dat vorseide waeter, ende siedet so langh dat al uuyt versoden [sij]. Dan recipe dat in den bodem blyft, ende cloppet ontwe in cleenen pulver, ende doeget in twe erden teelen, slutende deen opten andere, geheeten sublimatoir; dat moet wael verluteert syn. Ende settet op eenen oeven, ende latet staen .j. dach ende nacht int eersteGa naar voetnoot102 mit cleenen viereGa naar voetnoot103. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. (fol. 176r) Om selver te maeken van arsenicum.Recipe arsenicum wit .j. lb., ende .j. lb. fyns salpeters, ende witten wij[n]steen gebrant, oeck .j. lb., ende .v. onssen souts communij, oec gebrant, ende .ij. 3Ga naar voetnoot104 levende calc, ende .ij. 3 sal armoniac, ende dat wytte van .ij. eygeren: dyt te samen gestoten al mitten vorseiden materien, ende gepulveriziert ende dan gedysteleert per alembicum eenen dach langh, so hebdi u medicine [om] u albasie daraff te maeken, ende om sylver daraff te maeken recipe halff coper ende hallff sylver. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Om coper te suveren.Recipe platen van copere, ende gloytse int vier, ende blusche .xl. werf yn olye van lynsaet. Daernae cymentyerse mit gesublimeerden arsenicum .ij. vier[e]ndel ende pulverse, ende daernaer doet in dat pulver .iij. werff also voel souts daeronder gemenget. Ende byndet in eenen lynen doeck, verluteert met leeme, redelic dicke, maekende een gaetken myt eender spyllenGa naar voetnoot105 dat locht heb, dat die materie moege uutvliegen met gemaeke. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
9. Noch om coper te suveren.Recipe lemmelen van coper die claer gesuvert syn [in] eenen croes met puder van glaese. Blust die lemmelen in olye tartarum ende edic .iiij. werff of .v. werff, daernae settet in een sement met tutyen ende met fygenGa naar voetnoot106 te gaeder onderleytGa naar voetnoot107 in den croess, ende dan geeft hem vier, ierstwerff cleene ende naemaels wat starcker, ten lesten doet smelten, soe yst gedaenGa naar voetnoot108. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
10. (fol. 177r) Om te maeken es ustum na dat Dyascorides leertGa naar voetnoot109Recipe oude coperen naegel dye man vyndet in ouden scepen, ende neemt sulffer ende soeveel gemeen souts, ende vrijvet wael te hoepe, ende leegt dye naegel in eenen onv[er]loteerden pott metten sulffer ende metten soute, stratum super stratum, so lang dat dye pot vol es.
Daernae legt darop een yseren dexsel, ende setten in eenen erden potmaekersoeven, ter tijt dat die erden potten gebacken syn. Dan neempt uut, ende settet ewech. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item sommeGa naar voetnoot110 die stroyen op die naegel puder van alluyn I'ameniGa naar voetnoot111 voerGa naar voetnoot112 die sulffer.
Item somme doen daer thoe noch sulffer noch alluyn, ende bernent genoech bij hem selven.
Item somme bernent alleen mit sulffer mer dat wert swart.
Item somme ungeren die naegel mit alluyn ende sulffer dye eerst gedyssolveert syn in starcken edic, ende bernent in eenen nywen gedroegden ungebackenen potte.
Item andere nemen die naegel, ende doense in een metalen vaet, ende gieten darop starcken edic, ende darnae, [naer] dat al soe eens gebrant is, so gieten sie nywen edic anderwerff darop, dus doende 3 werff, ende settenen wech.
Item soGa naar voetnoot113 bernent aldus: sy nemen limituer van roden coper, doende darop dat achtende deel sulffer, dat so te samen wael gewreven, dit doende in eenen lynen doeck, ende verluterent vast myt ghoeden leem, ende laetent drogen, ende graventGa naar voetnoot114 in vier .ij. daegen, gemaect van beestenmyst. Dit wart geleert van een seer goeden wysen manneGa naar voetnoot115. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
11. (fol. 177v) Een ander manyer van te maekene es ustum.Vilt root coper, ende doet in een pot met pulver van sulffer tachstendel, ende dan so luteert den pott wel ende laeten droegen, ende dairnae so settet den pot opt tfyer gemaect van syconten een nacht ende .j. dach, ende ghij vijndt es ustum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
12. Een ander manyer opt selve.Recipe vylyngh van coper off van messyng .j. lb., ende dat achtende deel sulffer, ende werp dyese te hoepe, ende setse in een vier, ende sluutse wael tho also langhe totdat die sulffer verbernet sy: dat droeget ende dit is es ustum. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
13. Malgamacie van Johan mit den Gelde, ten Bosch in Brabant. Probatum.Recipe .j. 3 fyns gouts ende malgameert mit dobbel also voel mercurius, ende settet in een glaesen vat dat men heet den kercker, geluteert mit lutum sapiencie, ende braedet in den sande. StoeketGa naar voetnoot116 .viij. daegen suverlick vier, die ander .viij. daegen groeter, die derde .viij. daegen noch stercker, die vierden .viij. daegen alrestarckste, nyet oec te oevermaeten starck.
Dan latet coelen, ende breect u kercker ontwe, dan seldi vijnden een masse van goude gemengt met roeden pulver. Dit heerdoende anderwerff mit so veel tosatztGa naar voetnoot117 van mercurius als te voeren, ende weder verlutert ende oeck inden kercker gedaen inden sande, in manyeren gebernet als voer gedaen wart, toe elcken een maendt soe doende.
Meer ist dat mercurius te voeren (fol. 178r) eewech gevloegen was, soe moetment tfier de mynder maeken, ende soe men dit dicker heerdoet, soe beter is tot .iij. werff off .iiij. werff, soe voel man wylt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
14. Van D desselven glyxGa naar voetnoot118.Item recipe .j. onsse fyns sylvers, ende malgameertse met noch soe veel mercurius, ende setse als ghij te voeren hebtGa naar voetnoot119 gedayn in eenen keerker int vier inden sande gebraeden, doende in allen manyeren als mit den goude boevenGa naar voetnoot120 gedaen wass, oec .iiij. werven. Dit doende mit uwen mercurius, daernae maecket starck waeter [om] sol mede [te] solverene, ende solveert u sol dat ghij bereet hebt myt uwen mercurius.
Item maect oec een starck waeter om u D darinne te solverene, ende solvert u D met synen pulver dat ghij bereet hebt. Dan doet dyese twe wateren van sol ende van D tesamen, settende sye op een cleen vierken dat sye wel incorporirenGa naar voetnoot121 eenen dach offte .ij. lang. Dan dysteleert hem syverlick syn waeter aff | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mit eenen alembick, ende dat dan onderblyftGa naar voetnoot122 dat recipe dan, ende reduceertGa naar voetnoot123 weder thoGa naar voetnoot124 eenen licham mit gedroechder seepen.
Die zeepe bereet men aldus.
Recipe een groet deel seepen in een eerden vat dat verloot sy, ende settet op een cleen vierken, ende roeret altoes totdattet dorreGa naar voetnoot125 wert. Dan recipe eevenvoel van dier dorrer seepen ende van dien rooden pulver, ende menget wael tesamen, ende latet staen in een vier, ende laetet van selven rynnenGa naar voetnoot126, ende daernae, alst tvier uuyt gaet, so legt meer viers an, ende smeltet geredelickGa naar voetnoot127, ende proeftGa naar voetnoot128 syn varwe ende vercoept. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
15. (fol. 178v) Aqua fortis totter D.Item recipe salpeter, vitrioel, alluyn de rocha anaGa naar voetnoot129, dat pulvert elc alleen dat cleen sy, dan menget tesamen, ende maecter waeter aff als ghy wael weet. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
16. Aqua fortis dat solvert sol.Item recipe .ij. part vitrioel, .j. part sal armoniacumGa naar voetnoot130, .j. part alluyn de plum off de rocha, elc besonderen gepulvert. Dan menget te samen ende maecter waeter aff: hiermede solverdi sol. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
17. Om te maeken fyn malgammacye.Item .v. onssen off .iiij. onssen off soevoel ghij wilt van fynen goude, ende also voel van fynen sylvere als des gouds es, ende doet te gaeder smelten, ende daernae doet vylen, ende dan mencter mit levende mercurius altoes .ij. onssen mercurius op .j. onssen vander vylyngh, ende mynget te gaeder, ende doet in een vat van starcker erden van Syberch off dar men steenen potten af | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
maect, ende dyese potten selen aldus gemaect syn als onderGa naar voetnoot131 geteykeynt isGa naar voetnoot132, ende settet op eenen oven int sandt, als ghij wael weet.
Mer ghij selt den mont vanden potte der uwe materie inne is wael verstoppenGa naar voetnoot133 dat u mercurius nyet uut en vliege. Oec soe en seldi u vat metter materie nyet recht int sant setten, mer ghij selt schudden op een syde, ende legt dwers int sant metter materien nederwarts.
Ende stoeket een vier van torvenGa naar voetnoot134 .viij. daegen lanc, daernae van houte ende van torven starc genoech, alsoe dat die oeven altoes gloeyende sy, ende dit [continu]heert .iij. weken off .j. maent.
Dan laetet couden (fol. 179r) ende smyt den pot ontwe ende opdatGa naar voetnoot135 uwe mercurius nijt wechgevloegen en is, soe seldi seen dat een root pulver worden es, ende u selver ende u gout soelenGa naar voetnoot136 roeder syn dan sie te voeren waeren. Ende doet met diesen als te voeren.
Dese materie recipeGa naar voetnoot137 ende wrijft sie alssoe cleene als ghij cont op eenen wrijfsten, ende doet altemaelGa naar voetnoot138 in een glass met stercken watere gedisteleert als ick u scryven sal.
Dat waeter maectmen aldus:
Recipe salpeter, ende alluyn ende vitryoel eeven voele, jegelixGa naar voetnoot139 een lb., ende s. lb.Ga naar voetnoot140 sal armoniacum, ende disteleert daer .j. starck waeter uut. Mer weet [dat] dat waeter dat voorGa naar voetnoot141 uutcompt nijt en dochGa naar voetnoot142 voer diesmaelsGa naar voetnoot143 dat glasGa naar voetnoot144 boeven root begynt te werden, ende dat waeter gaet vortan tot int eynde. Dit waeter en maect nijet voer dat ghijt opten selven orberen wilt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dan neempt u materie, ende vrifft sye also cleyne als gij cont offt dat ghij niet gebrekenGa naar voetnoot145 en koent. Dat doet alte donne snijden soe man cleenste can. Ende doet dit erstwarff int starcken waeter, mer dwaeter sall warm syn eer ghy u materie darin doet, ende dan doet al dander dat gewreven is oec int starck waeter. Ende stopt die fyole wel thoe booven mit calcke ende wit van eyeren tegaeder gemyngt, ende settet in warmen sant opten oeven dat altoes warm blijve, ende weet soet langer alsoe staet, soet hem bat mynct.
Dan, des anderen daeges, off des derden daeges (fol. 179v), off als ghij wilt, soe ontstoept, ende gietet in eenen nywen pot van Syberch, ende distelleert dwaeter vander materien. Ende ick soude u wael raeden dat ghij uwe droege materie anderwerven vrijft te poedere ende doet anderwerff in die fyole metten afgedisteleerden watere, ende stoopt die fyole boeven als te voren in warmen sant.
Dan, des derden daegesGa naar voetnoot146 off als ghij wilt, dysteleert waeter all aff alsoe ghij te voeren daet, ende daernae neemt swarte zeepen ende doetse in een teelkyn, ende doet sie opt vier, roerende altoes totdat sie droege wert.
Dan recipe uwe materie even veele op eenen steen, ende dan doet in een smeltcroes ende doet smelten. Daernae doet donne snieden, ende doet dan setten in een gemeen cement van twedeel tyegelen gepoedert ende derdendeel souts. Ende latet staen .xxiiij. uren lanck dat nijt te starck en sy, mer dat uwen croes metter materien altoes gloyende sy, mer nijt altezeer.
Daernaer, alst cout es, doet suverlicke uute, ende weyct hem aff datter an den goude gecleeft is mit warmen waetere, ende latet drogen by den viere in eenen croes. Ende alst droege is, so doetet smelten, ende gietet in een geerdeGa naar voetnoot147, ende doetet provenGa naar voetnoot148, ende besiet dan u wynnynge ende u verliesse.
Got sy mit u ende mit ons allen. Amen.
(fol. 180r) Item myn heer, her Mychel te Breessel, die cementierde syn coper mit gemeenen soute gepreparert .iij. off .iiij. uren, ende van diesen coper nam hie .xiij.cGa naar voetnoot149, ende .xiij.c fijn gouts, ende dit cementierde hie te gaeder .xij. uren. Ende dit was fyn cement daer hiet mede daede. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Hie nam .ij. deel souts ende .j. deel tegelen oft half een halff ander, ende die tiegelen moeten droege syn ende cleen gebroeken, ende deen onder dander wael gemengt, ende nettet die lemmelen in wynedic, ende tot diesen cemente recipe .iij. engelssGa naar voetnoot150 alluyns, dan seldi nemen .xxv.c van diesen vorseiden cemente om u sol ende venus vorseid mede te cementeren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
18. Pour facere sal armoniac.Recipe veel swarten ende sietet in waeter, ende scumet wel, ende settet tot bijnaer droege werde. Dit doet 2 off 3 werff, altijt wel scumende. Dan recipe groff sout, ende siedet glijc ghij te voeren gedaen hebt vanden swarten 2 off 3 werff.
Dan recipe 2 off 3 off 4 lb. vanden vorseiden swarten, ende also veele als vanden vorseiden soute, ende op elc lb. vanden vorseiden swartenGa naar voetnoot151 recipe 34 lb. kinderpissen ende siedet in eenen koperketel tot opt derdendel off opt tfierdendel.
Dan hebt .j. grote erden verlode testeGa naar voetnoot152, ende disteleert altesamen darin doer .j. sac gemaect glijc darmen malviesie in distelert, ende stellet also metten testen in hieten sonnenschyn ende latet alzo drogen: bynnen 4 off 5 daegen salt wel drogen.
Dan, alst droege is, dan brect dat sant al ute, ende dat onderste sal swart syn. Dat scrabt met .j. messe aff, dat is quaetGa naar voetnoot153, ende versiedet weder als te voren elc lb. [vande] vorseide sal armoniac mit .x. lb. kijnderpissen. Dit doet 3 werff, soe hebdi scoen sal armoniac, mer wacht alst in die sonne staetGa naar voetnoot154 voer regen ende van groten wint offter ennyge verluysseGa naar voetnoot155 in wayen mochte. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
19. (fol. 180v) Om te maeken borraes non secundum Diascoridem.Recipe .j. mortier ende stoet daerinne alluyn de pluym, nytrum ende gemeen sout, ana ad placidumGa naar voetnoot156; Dit menget tesamen mit edic, ende settet in die hiete sonne totdat dicke wort ende varwe kryget nae wasse. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Item sommege die maeken dit myt [j]unge kynderoryne van knechtkyns, ende het wort bequaem werck om gout te conglutyneren. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
20. Om venus te maeken glyc tutsceGa naar voetnoot157.Recipe tsap van sylidonyen, calmij[n]steen glyck eender salven, dan besmeert daermit u platen, ende legtse in eenen croes, ende sementiert also u platen, dan smeltse, dan istGa naar voetnoot158 gedaen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
21. Een albacie.Recipe .j. onsse venus, ende gloeytse vyffwerff off .vj. werff, ende dan blussetse in oryne offt in edic. Dan recipe die platen ende vier onssen auripigmentum, .vj. onssen tartarum, ende .viij. onssen scapensmout, ende .iiij. onssen sal commuyn, ende mynget tesamen, ende sementeert die lemmelen dairmit, ende laet wel smelten, ende ghij vyndt u venus scoen ende wijt, ende dan doeter luna toe. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
22. Om een hoege ende edele albacie [te maken].Recipe arsenicum sublimatum, ende vryvet wael te pulver, ende doegetGa naar voetnoot159 in oleum tartarum, ende waeter van hoenichseemGa naar voetnoot160, synde gedisteleert, doende daerin [e]en luttel blijwits dat fijn sy, ende dit vrijft wel met dieser saeken, ende laetet staen ter sonnen .viij. daeghe, ende doetet daernae in een glass, ende settet in perdemess (fol. 181r) een maent lanc.
Dan doeget uute, ende droeget op saecht vier offt op heet asscen, ende worpt op gesmolten coper .j. onss op .xv. onss, ende laetet versmelten, ende het wert wit als sylver. Recipe dan dyn coper .j. deel ende also voel fyns sylvers, ende dat smelte tegaeder ende het wert goet sylver in allen wercken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
23. Om te maeken een fyn albacie.Recipe heete netelenGa naar voetnoot161 ende stoetse vaneen, doende dat sap daraff in een glass, ende settet in perdesmess .j. maent lanc, ende dat [dat] mess wall warm | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sy, ende dat glass wael gestopt, ende dan doeget uute, ende disteleert wael in balneum, ende dan hebdi fyn waeter groeter craft ende wonderlicken goet.
Item recipe dan root fyn coper, ende smeltet vierwerff, ende telken seldit g[i]eten in dit vorsseide waeter, ende het wert wit alse sylver. Dan recipe also voel fyns sylvers, ende smeltet tegaeder, dan hebdi goet fyn sylver in allen wercke[n]. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
24. Oem luna deGa naar voetnoot162 tenturre te gevene toeGa naar voetnoot163 sole.Soe nemt .iiij.c C, ende .ij.c spaensgroen, .ij.c ae[s] iustum, .iij.c salmoniakele ghepulverseert, ende dat te .iiij. reysen op de luna ghewerpen, dan nemet .viij.c cineres scoel [ende] scmeltet te gadereGa naar voetnoot164. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
25. (fol. 181v) Om te maeken fyn gout.Om te maken fyn gout uten loode dat lyden sall syn proven voer allen meesters in wat assayenGa naar voetnoot165 ment versoekenGa naar voetnoot166 wilt.
Item ten eersten so maect eenen wyntoven. Daerop so settet eenen erdenen pot mit .vj. pont loots te smeltene. Daeronder stoect een vier, ende roeret altoes omme so langhe dat comet op een lb. loots. Latet dan cout werden, dan so recipe dat lb. loots, ende smeltet in eenen goutsmitscroes, ende dan [doet] hem altoes die opperste huut aff.
Ende alst allettel gestaen heft, dan so gietet in starken azyn. Aldus doet .ix. werff, so ist hart ende wit ende bleeck glyck den sylvere. Dan recipe des loots .j. onss, ende .ij. onss fyns sylvers, ende smeltet dit te gaeder, ende blusschet .ix. werff in dit water daerin gegoten is garnaelyen.
Item dat water maectmen aldus.
Recipe vitrioel romaen .ij. lb., salpeter .j. lb., sal armoniac ende spaens[groen], van elx .ij. onss. Dit puedert ende desteleert doer eenen glaesen alembick. Ten fyenstenGa naar voetnoot167 maele maect men lemmelen als vyngeren ende also breet, ende maect een poeder, dat worpt op die lemmelen in een croes- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kyn stratum super stratum totdat by den boorde seer nae vol sy. Dan decket met pouder van glaese, omdat die gheest vanden poeder [niet] uijt en vliege.
Ende set dat croeskyn op die coelen, ende gheeft hem also cleene vier als ghij cont so dat die lemmelen nyt en smelten, mer dat sij stoeven ende doorroken om te ontfane die goutfarwe. (fol. 182r) Laet dit alsoe staen op den vierkyne van primetyt tot tercien tijtGa naar voetnoot168. Dan doet dat croeskijn aff, ende spoelt die lemmelen in claer fonteyne, ende laetse drooghen: u sal duncken dat fyn gout sy.
Item dat poeder maectmen aldus.
Recipe alluyn de pluym .ij. onss, spaensgroen .ij. onss, vitrioel .viij. onss, salpeter .iiij. onss, sal armoniac .j. onss, crocum ferr[e]ij .iiij. onss. Dit is dat poeder darmen die lemmelen mit roken ende stoeven sall sodat[se] die goutfarwe ontfaen. Alle diese materie[n] vyndi wel; sonderGa naar voetnoot169 crocum ferr[e]um die sal ick leeren maeken.
Dan recipe die lemmelen ende sietse in eenGa naar voetnoot170 lb. des eirsten waeters in een cleen potkyn van eerden wel gedect mit eenen dexsele, ende dat dexsele ombeleetGa naar voetnoot171 mit eenen doexkyn sodat ghen waesem daraff en ghae noch uut. Settet te siedene op cleen coelen, ende alst inne versoeden is, so spoelt die lemmelen in claer fonteyne ende droechse, ende dan seldi die lemmelen in cleenen stuxkijns snijden also groet als .i. naegel.
Dan recipe .j. onss fyns gouts, ende doet in een croeskyn om te smelten, ende alst gesmolten is dan seldi u lemmelkyns allenskynGa naar voetnoot172 in dat gout steeken totdat sy er alleGa naar voetnoot173 in versmolten syn, dyen voer ende dander nae, ende worpt dan dit poeder in den croes, ende roeret mit .j. yseren rodekynGa naar voetnoot174.
Dat poeder datmen int gout werpt maectmen aldus.
Recipe .j. onss sal armoniac, .j. dragma spaensgroen, ende als dit poeder daerinne es geworpen ende wel onderroert mitter yseren rode, dan gietet in een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[l]ingoet, so fyndu .j. rode van goude dat goet is ende fyn sall syn vor allen meesters die hem op gout verstaen. Oec diesgelycken vanden sylvere.
(fol. 182v) Maer dae[di] da[er]biGa naar voetnoot175 .j. marc sylvers van diesen sylver dat in dit bouckerGa naar voetnoot176 staet .j. marc fyns sylver, het soude de clarer syn ende te meer we[n]ckendeGa naar voetnoot177, ende die marc en verlordi nyt want so wondi .ix. marc sylvers.
Want [als] gij syetGa naar voetnoot178 gout te maekene [doet] daer gout toe omdat ewichdurich syn soude. Nochtans all en waere onder dit gout geen gout, nochtan soude dat onder ander gout passiren dat uuten sylvere ende uuten loode gemaect is eermen die lemmelen ten goude smelt, so ist gout passantGa naar voetnoot179.
Aldus hebdi volmaectlycke [const] vanden goude ende vanden sylvere, daer ick .iij. werff by heb gewest: eenwerff in Greken, daer ickt erst leerde te Clarensie in die stat, dairnae opten Ryn te Spyre, ten derden mael te Avyoen, daer alle die facelmenteGa naar voetnoot180 syn gemaect, beyde potte ende scottelen ende nappen, die men daer int hoff besicht in des cardanaels hoff. Wilhelmus, des koennynges neve van Franckrick, die wer[c]t [met] diese conste, ende ysser hoechlick op verheven int hoff van Rome, daer ick goede meesters weetGa naar voetnoot181 van alkamyeGa naar voetnoot182, daer ick mede vrochteGa naar voetnoot183 heb. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
26. Om crocum ferreum te maeken.Recipe dat roost van iser .j. lb., ende dwaet dat in laewen waeter, ende dan drooget in de sonne, mer laet erst all te gronde fallen, ende allenskens doet dat waeter afflopen totdat dat waeter all aff is.
Dan droegt soe dat dan wel droege is, ende dan recipe .j. onss saffrans, ende wryvet tegaeder op eenen wryff(fol. 183r)steen mit den ersten waeter dat den goude toebehort, dat men maect doer eenen glaesen alembic, ende wryvet dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
also dicke werde alss eens kijndekijnspappe. Dan doeget in een starck steenen bekerkijn offt in een glass, dat waer beter, ende settet in eenen oven daert broet uutgedaen is.
Laetet dan drooghen, ende dan nemet uute yn [een] dicke blae[s] off in een lederen sexkijn dat reen is [ende bewaret] yn een warm stede. Hie is zeer costelick om datten luttel meesters maeken koennen, want men vyntere nyt te coepe, ende diet kan maeken hie verkopptet zeer durre. Dit is dat poeder dat ten sylvere togehoert.
Diese materie heb ick u leeren maeken ende sublimeren, datt een is arsenecumGa naar voetnoot184 sublimatum, dander is marcasita, dat in Walsche heet glaetse, in Duytsche bysmat. Item marcasita salmen doeir .j. descen sorium laeten gaen .ij. werf met smout van glaese. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
27. Item marcasita d[i]e sublimeert man aldusGa naar voetnoot185.Doet maeken .j. clocke van eerden als .j. rosenclocke daermen waeter inne wil barnen, slutende deen opten andern vast, daer die materie inne sall lig[g]en, mer die clocke sall geen pijpe heb[be]n, ende die sall cout blijven.
In dat nederste vat soe suldi leg[g]en diese materie.
Recipe marcasita offt glaetseGa naar voetnoot186 dat letGa naar voetnoot187 onder die tennenpotgieters bij glass, ende pudert sie dierGa naar voetnoot188 .iiij. lb. mit .iiij. onss loowits, ende temperen dit te samen mit starcken azijn also dicke alls een kyndekynspappe.
Sett die clocke mit den nedersten vaete op eenen oeven, ende maect (fol. 183v) dat vier cleene van droeghen houte .j. dach, ende dan boven in de clocken seldi vynden bynneninne witte substancie. Vaecht die aff mit .j. federenGa naar voetnoot189, ende settet die cappe weder thoGa naar voetnoot190 anderwerff. Doet also .ij. daegen, soe hebdi marcasite gesublimeert. Also vijndi sie alsoe wit als snee. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Behout die harde reyne in een sylveren vat off in een glaes tot ghij die andere materie hebt gemaect off gevrachtGa naar voetnoot191, meerGa naar voetnoot192 sie staen vorgescreven in dit selve werck. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
28. (fol. 184r) Om crokus ferr[e]us te makene dat in dat.iij. de poeder gaet ten goude.Dij macht men aldus.
Nempt dat roest van ijsere .j. lb., dat dwaet in laeu watere, ende dan soe droget in de soenne, maer laetet iest te groende sy[n]chken, ende alleijnkens doet dat water afloepen toetdat al af es. Dan soe droeget dat weel droege sij, hetsij in de soenne, opdat wel droege sij.
Ende dan nemt een oense soefferaens, ende wrijefthet te gaerre op enen vrijeffsten met den iersten waetere dat ten goude toebehoert dat doer den ghelasen allimbeke .ix. werf ghedistelert ees. DanGa naar voetnoot193 soe seldenGa naar voetnoot194 alsoe te gadere vrijven op eenen sten, soe dichke als eens kijenspaeppe. Dan soe settet in enen hoeven daer broet oeut es ghedaen, laetet daerinne droegen.
Dan soe seldijet oeutnemen, ende doen in e[e]n dichke bladereGa naar voetnoot195, oeft in een dicht liederen sechkenGa naar voetnoot196, ende verwaret weel, waent hij ees quaet oem crijgen, waent ghij een vijent ghen te vercopene, waent loettersGa naar voetnoot197 mesters coennen maken. Daeroem soe seldeijen wel verwaren, waent dijen coennen maken die vercoppenen diereGa naar voetnoot198. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
29. Maercasita te sublijmerene doet aldusGa naar voetnoot199.Macht eenen oeven, daer[op] stelt een eerden clocke daer men roeswater inne bertGa naar voetnoot200, scludende weel vaeste den op den aenderen, waent daer die maetterij | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
in sijen sael, die moet raeijtGa naar voetnoot201 ghescloeten sijn. Sij en mach eegenGa naar voetnoot202 pijpe hebben gelich ander clocken plegen. Daer sael de matterije inneliggen in diet nederste vaeet.
Item nemt ende stoet tijghelasGa naar voetnoot203 oeft ghelaese, ende stoetste toet podere .iij. lb. met .iij. oensen loets, vrij[v]et ende temppers dit te gaedere alsoe dijecke als een kijenspappeken met sterken wijenaessijen.
Dit seldeij in dit nederste vaet doen vander voerghenoemder medersijnenGa naar voetnoot204 in die clocke, ende seetter (fol. 184v) den die cappe boeven op, ende dan soe macht hem clenne soestGa naar voetnoot205 vijer metten aescen van droegen houte eenen haelven dach. Dan soe heft die cappe oppe, ende ghij seelt vijenden in die cappe ghesobbelemertGa naar voetnoot206.
Veecht dat af int nederste vaet met eijnder veren, ende seet die cappe daen weder op, ende macht hem dan noch vijer toet den aveneGa naar voetnoot207. Doet aldus .ij. dagen, soe hebbdeij marcasyetta ghesub[e]limeert alsoe wijeet als scnieGa naar voetnoot208.
Behoeut die wel vaeste ende herde reijne in een selvere vaeet oeft in een ghelaes toetdat ghij oeu aender medesijnen bes[ig]en wyelt die hier voer ghescreven staeijt, een blaet oft [...]Ga naar voetnoot209 achterwaertGa naar voetnoot210. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
30. Nuu wijellijch u leeren quicksielverGa naar voetnoot211 subbelemieren.Niempt eenen nieven eerdenen poet, ende doetter in .ij. lb. quicksielvers iest ghewreven met .iij. oensen vijteroeilis ende .ij. oensen soeuts. Als dit aldus te gadere weel ghevreven ies, soe doeget in eenen nieven erdenen poet, ende set- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
tet dan op soet vyer, boeven daerop een paerkeijmenken opgheloettert met wijeter loutum ende met enen sc[n]urkenneGa naar voetnoot212 weel gheboennenGa naar voetnoot213.
Ende alst begijent te sprijdenGa naar voetnoot214, dats een teken dat sublijmert, maer alst niet mer een sprijent, soe eest weel ghesubbelemert. Doet den poet den oeut, ende verwaert dat weel in een ghelaes want heet es. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
31. Dat calc macht men aldus van den eyerscalen.Nempt eeijrescalen ende doet dat wijet velleken af, ende drochsoe, ende macht daer poeder af, ende doeget in eenen nevenGa naar voetnoot215 eerdenen poetken besclotenGa naar voetnoot216, ende wel vaeste toe gheloettert met luto scapijencije, ende als den poet den droghe ees, dan soe stelten in enen calchoeven .viij. dagen in dat sterch[s]te vijer, ende dan soe nempt den poet oeut, dan soe hebdeij goeden calc van eijerscalen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
32. Oem te scijeddene goeut ende selver.Nempt .j. lb. vijelli[n]chge van eijserre, ende .j. oensen soeustGa naar voetnoot217 ende .j. oens verdegries. Dit salmen stampen den oender den anderen, dan soe seldeij dit poeder nemen, ende werpent daeroender, ende roeret weel oender [e]en: dit doeget scijeden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
33. (fol. 185r) Item in den name Goeds ende sijnder liever moeder.Item in den iesten soe nemt goede ende droege lunna ghebrant op der testen, oeft op der cappellen waer betere. Dat seldeij dan scmelten .ij. oeft .iij. werf, ende telken nemt eenen nieven croes, ende dan scnied in doennen liemmenGa naar voetnoot218, ende dan scmelthsce weder .ij. werf, ende gyeter telken in salcommunwatere, ghesoelvert bij hemselven, ende dan gijetse dan in gernaleijen in reegenwaeter, ende dan seldeij nemen sterck water daer ghij scelt oeu luna inne soelverenGa naar voetnoot219, maer ere ghij die luna soelvert soe waechsce in levende | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waetere, maer als danenGa naar voetnoot220 liemmelen aldus ghesoelvert sijen, soe nempt mercurrijum wel ghewaesscen in soeut ende in water weel scoene, ende dan daernaer waescht ou mercurrijum in lievende watere, ende dan soe dueetGa naar voetnoot221 doer een haessenlerken, ende dan soe soelvert oeu merchourryum aldus: betetGa naar voetnoot222 in die soellucijeGa naar voetnoot223 van ouer luna hijervoer ghenoemt .iij. oensen deser merchourijum aldus ghedaen.
Item ten .ij.sten male, [alst] aldus ghesoelvert es, dan soe seldeij, ouer fyole toe ge[se]geltGa naar voetnoot224, ende laeten sijeden enen dach natturlich, ende dan suldeijt vanden viere doen, ende seettent op een saent .x. oeft .xij. daghen, ende dan nement af van den saende, ende dan soe oeijntsclut ou fyole, ende dan soe settet op heet saent met enen helmel daerop, ende macht hem clen vijer dat maer op een cliemme een maetterije ende een wachheijt af een gae in eenen oenftfa[n]chgere, ende dan soe seldeij enthouden ende weel verwaren.
Ende daen soe seldeij den hellem afdoen, ende scluten au fyole weel vaeste toe, ende seettent weder op saent .xiiij. daghenGa naar voetnoot225. Ende die ieste .viij. dagen seldeij clen vier maken, ende de ander .viij. dagen seldeij oeu vier sterker maken van daghe toe daghe. Ende dan soe seldeij oue fyole breken ende geventGa naar voetnoot226 dan pulv[er]eseren, ende drij[n]chket in met ouen water [dat] her af ghedystelert waes, ende dan soe steltet weder .iij. weken int fijer, ende coentteijnewertGa naar voetnoot227 ou vier soe ghij voer hebt ghedaen.
Ende hebdeij dan mer waters, soe bre[n]cht noch meer fijole, ende pulversert ou matterije, ende drij[n]chsce met den watere dat te voren afghedijstelert waes, ende dan soe stelt ou fyole op heet saent, ende segelt altoes wel vaeste toet eneGa naar voetnoot228, ende geft hem dan noch .iiij. weken [vijer]. (fol. 185v) Ende is die leste .iiij. weken soe seldeij noch sterker vijer maken dat ou ghelas .ij. dagen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 130]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gheloeijt staet, ende eest dan dat oeu maetterije dan roet es, soe est viixGa naar voetnoot229. Hijer intGa naar voetnoot230 dit exp[eri]ment. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
34. Dit is een weerck van JovisGa naar voetnoot231.Nemt marcasiita eest dat ghij wielt, ende wercht hiermede vaeste, ende van ludeGa naar voetnoot232 ende van ghewichte [salstu] als luna hebben oem alle juwelen af te makene.
Soe nemt wijette maerkaseetta als luna, ende wrijfsce in eenen moertijer van coeper, ende mij[n]chge dan met ghemienen poeder van wijetten ghelase, ende scmeltet tusgenGa naar voetnoot233 tweeGa naar voetnoot234 croeskens.
Ende alst ghescmoelten es, dan soe gietet in een li[n]ggoeut, dan soe nemt dat daer puuer ende reijnne ees, dat is ten wijettenGa naar voetnoot235, een wit stuc oft luna ware, uuetghenomen dat broesichgerGa naar voetnoot236 ees ende oecGa naar voetnoot237 geri[n]chGa naar voetnoot238 es, ende breeckt oender den hamere. Dan suldi dit stuck nemen, ende wrivent met alsoe vele salmoeniakele ghescmoelten in sterken wijeneedick. Dan soe wrijeft dan lichtelech dat droge werde al wrijven, ende dat sal sien voech[tic]heijt ine drij[n]chke[n]. Dan hebdij goede medecijne, vander welker woerpt en deel op .vij. deel ghepurgertden Jovis, hij sal sijn krijselenGa naar voetnoot239 laten. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7. Glossarium van technische termenNota: Woorden met een asterisk komen in het Mnl. Wdb. niet voor, of niet in de hier vermelde betekenis. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
A
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
B
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
C
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
D
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
E
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
F
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
G
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
H
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
I
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
J
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
K
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
L
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
M
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
N
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 136]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
O
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
P
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Q
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
R
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
S
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
T
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
U
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
V
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
8. Bibliografie
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|