De toestand van Neêrlands Volk met dien van Israël in de Woestyn vergeleeken, in eene Leerreden over Num. XIV:2-4. Door Gerbrand Bruining. Te Rotterdam, by J. Meyer en A. Danserweg Wz. 1795. In gr. 8vo. 24 bl.
Uitvoerig schetst hier de Burger-Leeraar bruining de diep vernederde en aan de slaaverny geboeide geestgesteldheid der Hebreeuwen, ten tyde van hunnen uittogt uit Egypte, en vermeldt tevens de bronnen, uit welke die vernedering haaren oorsprong hadt genomen; geevende in dit alles doorslaande blyken van zyne kennisse van het menschlyk hart, en van den weg, langs welken de verbastering der edelste beginzelen, van lieverlede, binnensluipt. In de overbrenging op Neêrlands Volk zyne bezorgdheid te kennen geevende, dat de slaaverny, onder welke het gezucht heeft, den grond van het natuurlyk Vryheidminnend hart mogt bedorven hebben, voert hy de taal eens Vaderlanders, wiens gemoed van waare zucht voor het algemeene welzyn blaakt. Mogten zyne redenen ter waarschuwinge tegen wederinstorten by alle onze Landgenooten gehoor vinden! Hoewel op de zaak zelve minder regelrecht aandringende, dan verscheiden andere Redevoeringen, zyne Verhandeling verdient evenwel eene eerlyke plaats onder de zulken, welke ter gelegenheid der jongste, met regt genoemd gezegende, Omwentelinge zyn uitgesproken.