legenheid, met goedkeuring, hebben aangekondigd. De gegrondheid van de verwagtinge der Vroomen, omtrent eene zalige Verryzenis, is het onderwerp, welk thans wordt behandeld. Op de schriftuurlyke bewyzen, welke ten dien einde worden aangevoerd, bouwt de Leeraar die verwagting, met nevensgaande ontvouwing van den zin, in welken die bewyzen, naar zyn begrip, moeten worden opgevat. Daar een doorloopend verslag van den inhoud des geheelen Werks met ons plan niet strookt, zullen wy, ginds en elders, iets opzamelen, en ter proeve mededeelen. Onder de stellige bewyzen voor de Opstanding der Vroomen, meldt de Eerw. v.d. aa, in de eerste plaats, het naauw verband, waarin die toekoomende gebeurtenis staat met de Verryzenis van christus, als welken de Apostel paulus noemt den Eersteling van de geenen, die slaapen, of ontslaapen zyn. Naa verscheidene uitleggingen van de benaaminge Eersteling genoemd en verworpen te hebben, meent hy dat alles duidelyk is, en de zwaarigheden zyn weggenomen, indien men het woord opvatte in den zin van de eerste te zyn, niet in tyd, maar in waardigheid, het hoofd en die de oorzaak is en grond, dat ook anderen tot het eeuwig leven zullen worden opgewekt; zullende dus 's Apostels meening in den behandelden Text (1 Kor. XV:20) deeze zyn: ‘Is Jezus (gelyk ik beweezen heb) waarlyk van de dooden opgestaan, dan is beweezen, dan is gebleeken, dan is openlyk verklaard, dat Hy het Hoofd is van de gestorvene Heiligen; dat Hy het is die hen mede zal opwekken, die hunne opstanding niet alleen mogelyk, maar ook zeker, heeft gemaakt.’
In eene andere Verhandeling, loopende over 1 Kor. XV:21, 22, daar paulus, onder andere, zegt, dat de dood door eenen mensch is, en alle menschen in Adam sterven, verklaart zich v.d. aa voor een gevoelen, waaromtrent hy, by veelen, geenen byval zal ontinoeten. ‘Dit onderstelt, schryft hy, dat de menschen van God, by hunne schepping, niet tot den dood bestemd zyn, jaa dat zy gemaakt zyn met eene bekwaamheid om altoos te kunnen leeven; maar dat het gedrag van Adam gemaakt heeft, dat zy nu allen den dood onderworpen zyn, zoo veelen naamlyk als 'er in Hem zyn, en daarom, omdat zy in Hem zyn.’ Van der aa meent dus, dat volgens paulus, de mensch onsterflyk is geschapen. Niet in den zin, dat het sterven voor hem on-