Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1795
(1795)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijRatio disciplinae unitatis Fratrum A.C. of Grondschets van de Inrigtingen der Euangelische Broeder-gemeenten. Uit het Hoogduitsch vertaald, en uitgegeeven met goedkeuring der directie van de Broeder-Uniteit. Vooraf gaat eene Voorrede van Herm. Jo. Krom, Hoogleeraar en Predikant te Middelburg. Te Dordrecht, by A. Blussé en Zoon. CXX en 314 bl. in gr. 8vo.Het Genootschap van Christenen, hier te Lande meest onder den naam van Hernhutters bekend, doch die zich | |
[pagina 462]
| |
zelven liefst met den naam van Broeders, of de Gemeente der Broeder-Uniteit, benoemd zien, verdient, om verscheidene redenen, nader en gegronder gekend te worden; en elke goede aanleiding, die wy daartoe ontvangen, moeten wy dierhalven dankbaar aannemen. Zederd onlangs zyn twee Werken in het licht verscheenen, die, by eene gezette beoordeeling van hetzelve, vooral ten grondslage gelegd moeten worden. Het ééne betreft de leere van dit Genootschap, is getiteld: Idea fidei Fratrum, of kort begrip der Christelyke leer, enz.Ga naar voetnoot(*), geschreven door a.g. spangenberg, Bisschop der Euangelische Broeder-gemeente, die onlangs gestorven is, en van wiens achtingwaardig character men de beste getuigenissen heeftGa naar voetnoot(†). Het andere, welks titel aan het hoofd dezer aankondiging staat, betreft hoofdzaaklyk de gewoonten en instellingen der Broeder-Uniteit, en is geschreven door johannes loretz, een' der Dienaaren dezer Gemeente, welks Voorrede gedagtekend is Gnadenfrey, den 6 April 1789. Het Boek is in XIV Hoofdstukken afgedeeld; waar van het eerste eene korte Inleiding bevat: het tweede eene korte Geschiedenis van de oude Broeder-gemeenten, voornaamelyk ontleend uit de Republiek der Bohemen, door paul stransky; uit de Schriften van comenius, camerarius, regenwolz (regenvolsc), dubrav, freher, kruger, zitte, en van friese: het derde de Geschiedenis van de herstelling der Broeder-Uniteit, genomen uit de Historie der Broederen, door david cranz, en andere oorkonden: terwyl de elf overige de beschryving behelzen van de tegenwoordige inrigtingen der Broeder-gemeente, zoo als van haare tropen, dat is onderdeelen of classen van de Gemeente, die, schoon in de hoofdzaak overeenstemmende, echter in zommige byzonderheden niet op dezelfde wyze denken: (zy hebben | |
[pagina 463]
| |
drie zulke tropen, de Moravische, de Luthersche, en de Hervormde; tot de Moravische worden ook gebragt de leden der Uniteit, die uit andere gezindheden, behalven de Lutherschen en Hervormden, zich by haar gevoegd hebben) - van de leerwyze, de kerktucht, de Godsdienstige vergaderingen, den kerkendienst, de choorafdeelingen, en andere vastgestelde verordeningen in de Broeder-gemeente - van het gebruik van het lot in dezelve, en andere huishoudelyke inrigtingen - van de opvoeding en schoolen der jeugd onder haar - en eindelyk van haare zendelingschappen onder de Heidenen. Deze beschryving rust op de Synodaale overeenkomsten en besluiten, ‘en heeft dus (zegt de Schryver) duizenden van leevende getuigen, die haare waarheid kunnen bevestigen.’ Zy draagt in de daad alle tekenen van waarheid en opregtheid mede, en is in een' klaaren, eenvouwigen, en niet onbevalligen, styl geschreven, zoo dat zy aan te pryzen is aan iederen beminnaar der Kerkelyke Geschiedenis, en in het gemeen aan allen, die aangaande dit zoo verschillend en dikwyls zoo partydig beoordeeld Genootschap gegronder onderrigt verlangen. De uitvoerige Voorrede van den Hoogleeraar krom dient niet alleen ter aanpryzing van het Werkje, maar vooral ook ter voorbereidinge van een gunstiger oordeel over de Broeder-Uniteit zelve, aan welke hy eene zeer warme liefde schynt toe te draagen. Hy verheft haar overal met uitbundigen lof, spoort de bronnen op der verdenkingen en beschuldigingen tegen haar ingebragt, en poogt dezelven te stoppen door het aanvoeren van betere berigten en gunstiger oordeelvellingen, dikwyls ook door het aanhaalen van gedrukte stukken, door de Gemeente, of zommigen van haare Leden en Voorstanders, uitgegeven. Onder de bronnen der beschuldigingen en vervolgingen der Gemeente wordt onder anderen het volgende vermeld, het welk tevens een voorbeeld kan opleveren van des Hoogleeraars periodieken styl. ‘Als wy verder in het oog houden de groote uitzichten, welke God had met die herstelde Broeder-gemeente ter uitbreiding van des Heilands Koningryk, en afbreuk van dat des Satans, en fnuiking van zyn macht, en invloed onder zoo veele blinde Heidenen, die nog nimmer bestraald met het licht van het heilryk Euangelie, in de dikste duisternis der onweetenheid zaten, waar toe al vroeg in de herstelde Broeder-kerk eene gepaste gelegenheid zich op- | |
[pagina 464]
| |
deed, is het dan wel te bewonderen, dat de Satan, die, schoon geenzins alweetend, echter eene aangeschapene schranderheid bezit, en zyn vernuft door de ondervinding van zoo veele eeuwen heeft geoefend, is 't dan wel vreemd te denken, zegge ik, dat die booze geest, die wel voorzien kon, wat afbreuk zyn ryk ondergaan kon, en waarschynlyk ondergaan zou, door de prediking van het Euangelie onder de Heidenen, ingericht naar die de eerste verkondigers van 't zelve aan zulke volken, alle zyne krachten hebbe ingespannen, en alle listen in 't werk gesteld, om dat werk in de beginsels, en ook in den voortgang te stremmen, deels door onkruid in dien akker zelve (ik meen de Broeder-kerk) te werpen, zoodanig dat het de overhand neemen, en het goede zaad daar in verstikken mogt, deels door de Broeder-gemeenten ook daar door by de wereld zoo zeer gehaat, en veracht, en zelfs by waare vrienden van jesus van dwaling, ondeugd, en geveinsdheid verdacht te maken.’ - Zoo vermoeijend deze periode voor long en ooren is, zoo verveelend is het, na zoo veele erinneringen der waare Wysbegeerte, nog telkens weder te moeten leezen, dat daaden en gebeurenissen, welker oorzaaken voor onze voeten liggen, en aan niemand anders zyn toe te schryven dan aan de menschen zelven, nog altyd worden aangetygd aan zeker onzichtbaar Wezen, het welk, indien men deszelfs beftaan op onwrikbaare gronden bewyzen kon, en indien alles, wat van hem in den Bybel staat, naar den letter moest worden opgevat, dan immers nog gerekend moest worden in den afgrond, als in een duisteren kerker, opgesloten te zyn, en aldaar tot de uitvoering van het strafgericht bewaard te wordenGa naar voetnoot(*), en dus althands nu niet meer in staat te zyn om kwaad op de aarde te pleegen. |
|