| |
| |
| |
Brief van den heer Oudenstyl aan zyn vriend Weetgraag, over de gemaaktheid, door welke men zich gebrekkiger of slegter vertoont, dan men waarlyk is.
myn heer en vriend!
Ik laat u eenige byzonderheden toekomen, over een Character, 't geen my zomtyds vermaakt, doch ook zomtyds zeer mishaagd, heeft.
Nauwlyks behoef ik u te zeggen, dat in de Gemaaktheid veele soorten zyn; de eigenlyke en egte grenst zeer na aan Hoogmoed. Men laat zich daar door voorstaan, in Verdiensten, Deugd of Begaafdheden, boven anderen uit te munten. Doch 'er is eene andere soort, het tegenovergestelde van de gemelde, bestaande in zich minder dan anderen te vertoonen in eenige hoedanigheid van Lichaam of Ziel. Ik zal van beide de spreekendste voorbeelden bybrengen, en, in de eerste plaats, spreeken van de Gemaaktheid ten opzigte van 't geen het Lichaam betreft.
Hoe veele jonge Heeren hebben, zints eenigen tyd, zich gelaaten zeer Kortzigtig, zo niet geheel Blind, te zyn. Van waar deeze Verduistering in de Oogen ontspringt, of dezelve toe te schryven is aan eenige voorheen onbekende en schadelyke gesteldheid in den Dampkring, of aan iets in de Leevenswyze, dan of dezelve myne Landsgenooten als een Egyptische Plaag op 't lyf valle, kan ik niet op my neemen te bepaalen: dit gaat vast, dat het vervaardigen van Brillen en Kykglaazen, in de laatste jaaren, verbaazend is toegenomen, en deeze Gezigtsverzwakking aan veelen brood geeft.
Opmerkenswaardig is het, dat deeze begeerte, om zich Zwak- of Kortzigtig te vertoonen, myne Tydgenooten het meest bevangt als zy na eene plaats zullen gaan, waar het volkomen gebruik der Oogen het meest te pas zou komen, in den Schouwburg, by voorbeeld. Het ten tooneel treeden van eene beroemde Actrice, of het openen van een nieuw Tooneel, werkt als het Bevel eens Krygsofficiers; welk eene menigte van Gezigtsteunende Glazen komt 'er op één en het zelfde oogenblik voor den dag! - My heugt, dat, in myne jongere jaa- | |
| |
ren, Zwakheid en Slegtheid van Gezigt voor een groot ongeluk werd aangezien, dat men 'er met tedere belangneeming over sprak. Zy, die 'er mede bezogt waren, verborgen deeze ongesteldheid zo veel mogelyk, en gaven voor, te zien wat hun Gezigt ontweek. Maar tegenwoordig is niets welstandiger dan te klaagen over eenig gebrek in de Oogen; en het uithaalen van eenig Wapentuig om het Oog te sterken, wordt begreepen meer bevalligheids en deftigheids aan iemand by te zetten, dan volstrekte Blindheid zou kunnen wegneemen.
Op zekeren tyd met een oud Vriend over dit Onderwerp praatende, haalde hy het Spreekwoord op, dat geene Menschen blinder waren dan die niet zien wilden, en voegde 'er by, dat de Blindheid deezer dagen niet enkel Gemaaktheid was, waar voor ik dezelve hield; maar een listige streek, beantwoordende aan zekere wyze en gewigtige oogmerken, en veel meer, myn Heer oudenstyl, vervolgde hy, dan gy en ik kunnen ontdekken; want tegenwoordig, wanneer iemand een hem onaangenaam Persoon wil vermyden, als een Schuldeischer, een arm Bloedverwant, of eenig ander lastig schepzel, heeft men het slegts te werpen op de Slegtheid van Gezigt, en men komt 'er met voeglykheid af: voorheen zou iemand veelligt gezegd hebben, deeze Man is te grootsch om zyne arme Vrienden te kennen; maar hoe veel zagter is het te zeggen: hy is te Zwak- of Kortzigtig om hem te zien. - Ik hel waarlyk over, myn Heer, om te denken dat 'er vry veel waarheids is in de waarneeming van myn Vriend; schoon ik, daar hy wat in het scherp en ruw hekelende valt, het hem niet geheel en al in de uitgestrektheid zyner gevolgtrekkingen toestaa.
Wanneer wy ééns begonnen hebben afstand te doen van eenig dierbaar Zintuig, kan men niet zeggen waar zulks zal ophouden, en ik heb, in de daad, waargenomen, dat de Ooren onlangs zo gebrekkig geworden zyn als de Oogen. Verbaazend groot is het aantal van Dooven, die men aantreft onder dat gedeelte der Menschen, wier leeftyd ons doet onderstellen, dat zy het volste gebruik hunner Zintuigen hebben. - Doch, in dit geval, hel ik bykans over om zo agterdogtig te denken als myn Vriend omtrent de Oogen; want my dunkt, meer dan ééns, ontdekt te hebben, dat de gemeenschap tusschen iemands Ooren en Geneigdheid, den laatsten tyd, veel naauwer geweest is dan de overeenkomst met de gesteldheid der
| |
| |
eerstgenoemden; met andere woorden, Menschen van dit slag schynen juist te hooren wat hun aanstaat, en niets meer.
Maar, om dit te wege te brengen, heeft men een aartig werktuig uitgedagt. Het doet my leed, dat ik den Uitvinder niet by naame ken, om dus gelegenheid te hebben van regt te doen aan zyne verdiensten. Eenigen zeggen dat het een Staatsdienaar, anderen dat het een Regter, was; doch, dewyl dit alleen op gissingen steunt, zal ik liever des niets bepaalen. De Uitvinding zelve bestaat hier in. 'Er is eene gemeenschap van het uitwendig gedeelte des eenen Oors tot het andere, waar door het geen 't een Oor ingaat, het ander uitgaat, zonder de minste hindernis of tegenstand onder den weg te ontmoeten; dan het zou zeer ongeschikt weezen, als dit altoos het geval was; want dan zou het hooren van geen dienst in 't geheel zyn; om dit te voorkomen, zyn 'er zekere kunstige klepjes, door middel van welken dat geen behouden kan worden, 't geen den Hoorder aanstaat; deeze klepjes worden door den Wil in beweeging gebragt, en men zegt, dat dit Gehoordienend Werktuig zo lang duurt als iemands leeven.
Behalven Blindheid en Doofheid, twee groote gebreken, zyn 'er andere van minder aanbelang; doch op welke Lieden van zekeren stempel zeer gesteld schynen. Een of ander gebrek in 't Spreeken wordt voor een groot cieraad gehouden; dit gaat zo verre, dat het Onderhoud tusschen eenige Persoonen eene verwarring van onverstaanbaare klanken oplevert. Het is zeker een blyk van groote vordering in Smaak, als men stameren, lispen, en eene alles verwarrende rasheid in het spreeken, voor iets fraais houdt.
Dan ik moet voortgaan om van de andere Gemaaktheden, die onverschoonelyker zyn, te spreeken. Gemaaktheden, die de Ziel betreffen.
De sterkst in 't oog loopende van deeze, welke ik denk dat moet voortkomen uit eene overmaat van Nederigheid, is daar in gelegen, dat men zich veel Slegter voordoet, dan Natuur of Neiging iemand in staat stelt, of genegen maakt te zyn.
Ik heb iemand gekend, die pochte, dat hy op één avond meer Wyns dronk dan hy op zyn rug zou hebben kunnen draagen; en ander sprak zeer ruiterlyk van zyne Minnehandelingen met Dames van aanzien, terwyl hy ze- | |
| |
ker geen onbeschaamdheids genoeg bezat om eene Boerin onder de kin te stryken. Eenigen zouden u willen doen gelooven, dat zy, naa op een groot Gastmaal ryklyk gedronken te hebben, geheel ongeraakt door den drank na huis gingen; terwyl men weet, dat zy geen Wyn van eenig aanbelang kunnen verdraagen; anderen zullen u willen diets maaken, dat zy deel genomen hebben in een zwaare Jagtparty, daar zy het bezwaarlyk durven waagen in een Manege te paard te stygen.
Een jonge Knaap onderhield onlangs een Gezelschap met een verhaal, dat hy de Dogter van zyns Vaders Tuinman, buiten, van haar Eer beroofd hadt, dat zy thans in de Stad was: zyne Vrienden glimplachten; want zy kenden allen de tederheid van zyn Hart, en dat hy de ongelukkigste Mensch op den aardbodem zou weezen, als hy op eenigerlei wyze van verre deel genomen, of toegestemd, hadt in het pleegen van een soortgelyk stuk.
Op gisteren stelde ik de deerlyke ongelegenheid voor, waarin een zeker Huisgezin zich bevondt, in een kring myner goede bekenden, en gaf hun te verstaan, ten oogmerke te hebben, eene kleinigheid in te zamelen tot onmiddelyke verligting in dien nood, tot dat men kragtdaadiger voor het onderhoud kon zorgen. De meesten van het Gezelschap gaven iets; maar de jonge Heer N*** verklaarde met een Vloek, dat hy geen duit zou geeven; zulke verzoeken hadden geen einde; en wat de Vrouw met haare Kinderen betrof, 'er wat een Werkhuis; hy verwonderde zich, dat ik de vrolykheid van het Gezelschap stoorde met zulke voorstellen - Ik sloeg zyn praat in den wind. Wy allen kenden zyn zwak; en eer wy scheiden, nam hy steelswyze eene gelegenheid waar, om my zo veel in de hand te stoppen als ik van het geheel overige Gezelschap ontvangen had; my in 't oor sluisterende: Dit is onder ons, myn Heer oudenstyl!
De Heer N*** heeft een Neef, van zyne jaaren, die altoos laage en laffe spotternyen tegen den Godsdienst afgeeft, en geene gelegenheid laat voorby glippen, om met de Geestlyken den draak te steeken - en men ziet hem alle Zondagen bykans tweemaalen ter Kerk - waar in hy egter insluipt als of hy iets kwaads deedt.
Zyn Neef N***, dit moet ik 'er nog byvoegen, heeft veel gedaan om zich zelven een slegt Character te geeven, en ik weet waarlyk niet hoe hy 'er zich uit aal redden. Het voldoet hem niet als hy de slegtste niet
| |
| |
is in allerlei soort van slegtigheden. Pocht iemand dat hy drie vlessen op één avond gekraakt heeft, hy zal niet nalaaten te zeggen, dat hy 'er vier dronk: heeft een ander de onbeschaamdheid van te beweeren, dat hy, zonder stilstaan, een weg van eenige mylen te paard afgelegd heeft; de Heer N*** zal, om de meeste te weezen, 'er een myl of twee byvoegen.
Men zou waarlyk denken, myn Heer, dat het verkrygen van een goed Character een zeer ongevallige zaak was, en dat wy niet alleen zo slegt moesten weezen als wy zouden zyn, indien wy onze driften opvolgden; maar dat 'er iets edels en waardigs in steekt, wanneer wy alles, wat Goed in ons is, verbergen, en al het Kwaade vergrooten en vermenigvuldigen.
Ik heb gezegd, dat deeze Gemaaktheid uit eene overmaat van Nederigheid moest voortkomen: en waarlyk, die Man, die te vrede is als men hem een Schandbrok noemt, moet zo nederig zyn, als hy berouwhebbend moest weezen, indien hy waarlyk zo slegt was. Ik, die nog gehegt blyf aan eenige ouderwetsche begrippen, ben nederig van gevoelen, dat de maat van Slegtheid, welke wy zeer bezwaarlyk ontgaan kunnen, te over genoeg is om 'er op te roemen, indien 'er anderzins eenige verdienste in steeke, en te over genoeg desgelyks om 'er berouw over te hebben, wanneer wy het oog op ons zelven slaan. Ik kan de voegelykheid niet zien om ons zelven zo versmaadlyk deugdzaam te beschouwen, dat 't noodig voor ons zou weezen ons voor uitsteekend ondeugend te doen aanzien, strydig met onze neiging, strydig met onze bekwaamheid. Maar ik weet dat anderen dit stuk in een ander licht beschouwen, en dat de vlekken van een losbandig leeven Deugden zyn, naar zommiger waardeering. Het zou, anderzins, geheel onoplosselyk weezen, dat iemand zou begeeren zyne Vrienden te onderrigten, dat hy zich zelven tot een beest gemaakt, de rust van een Huisgezin gestoord, of, uit enkelen moedwil, een paard doodgereeden heeft.
Myn Naam, myn Heer, doet u eenigzins het geheim van myne Familie kennen. De oudenstylen zyn zeer aan het afneemen. Weinigen onzer zyn 'er over, en mogen de Ruïnen heeten van onze vroegere aangelegenheid en grootheid. - In onzen tyd was het een staale wet en vaste grondregel, dat het voor niemand noodig was erger te schynen dan hy met de daad was; dat,
| |
| |
wanneer hy zyne dwaasheden ontdekte, hy dit getrouwlyk behoorde te doen, en 'er geen Caricaturen van te maaken, die in het ongelooslyke liepen. Op eene andere wyze te handelen is, in de taal van een van ons Geslacht, een Omgekeerde Eerzugt; en die 'er zich aan schuldig maaken zyn geen waare maar valsche Geveinsden - eene vreemde uitdrukking; doch vreemde dwaasheden vorderen vreemde benaamingen. De beweegreden, zegt hy, van die gedrogtlyke gemaaktheid, ontstaat, myns oordeels, uit dien edelen dorst na Roem, welke in aller menschen hart is ingestort. Daar deeze schoone Werken en treffelyke Bedryven voortbrengt by lieden van groote bekwaamheden, ontstaan daar uit slegte Gewrogten by Menschen, niet in staat om zich te onderscheiden door weezenlyk pryzenswaardige daaden. Gelyk de zugt tot Roem in Menschen van waar vernuft zich vertoont by welpassende gelegenheden, zal die zelfde zugt, by Menschen, die 'er door gedreeven worden, zonder de noodige bekwaamheden te bezitten ter voldoeninge, in het wilde loopen, zich vertoonen in het bedryven van duizend buitenspoorigheden, waar door zy zich van anderen onderscheiden, en in een omringd worden van zeker slag van bewonderaaren.
Myn raad, aan Jongelingen, die zich door deeze Omgekeerde Eerzugt gedreeven voelen, is te overweegen, of zy weezenlyk zo veele goede hoedanigheden en deugdzaame geschiktheden bezitten als hun belachlyk maaken; en, of het, in de daad, zo is, dat die geschiktheden hun blootstellen aan de belaching van Persoonen, wier goedkeuring te verwerven hun tot eer zou strekken. - Ik voor my twyfel 'er grootlyks aan, of de Jonge Heeren van onzen tyd gevaar van veragting loopen, uit hoofde van de rechtschaapenheid huns gedrags; en, zo verre myne waarneeming gaat, durf ik verzekeren, dat ik 'er geen ken, wiens gebreken, eenvoudig en opregt vertoond, niet te over genoeg zyn, om een vlek op hun Character te verspreiden.
Wat het gevoelen der wereld betreft, deswegen zou veel kunnen gezegd worden. Indien wy door de wereld, in eenen aardrykskundigen zin, de geheele Aarde verstaan, dan geloof ik, dat de meerderheid ten voordeele van Braafheid zal stemmen; maar ik weet, dat, in de doorgaande opvatting van dit woord, niets meer verstaan wordt dan de kring van iemands Bekenden. Indien deeze
| |
| |
van dien stempel is, dat dezelve bekoord worde door de vergrootingen van Omgekeerde Eerzugt, zal hy dien kring, ongetwyfeld, voldoen door de Caricature van zyne zwakheden; doch, buiten dien kring, vrees ik, dat hy daar door meer agtings zal verliezen dan winnen, dat hy voor een niets beduidend, of liever voor een veragtenswaardig, Schepzel zal gehouden worden, om dat hy daadlyk zo slegt heeft willen schynen.
Ik ben en blyf, onveranderlyk, myn Heer, uw Vriend
oudenstyl. |
|