Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 607]
| |
Elfde en laatste brief.Richmond, Sept. 1792.
myn heer!
De Plaatstekening deezes Briefs wyst u uit, dat ik het gastvrye Gezin van onzen Vriend te Gloucester verlaaten heb. Ik had gedagt myn verblyf aldaar langer te maaken; doch zekere omstandigheden t'huis vereischten myne wederkomst spoediger dan myn voorneemen was. By het geen ik reeds geschreeven heb, vind ik in myn Dagboek weinig merkwaardigs te voegen. Dit geringe overschot zal, voor tegenwoordig, myne Briefwisseling met u sluiten. Ik heb de stouter Landschaps-vertooning in het Westen verwisseld voor de zagtere schoonheden van Richmond-Hill, van waar ik deezen schryf. Ik bemerk, dat ik Gloucestershire verlaaten heb, zonder te vermelden 't geen de Stapel-Manufactuur des Lands geweest is, en mogelyk tot heden mag genaamd worden. Ik meen de Lakens en Wollen Stoffen, welke men hier maakt, zo voor inlandsch gebruik als tot verzending. Men stelt, dat 'er vyftig duizend Lakens, of stukken Laken, 's jaarlyks, te Dursley, Wooton, Painswick, Minchin-Hampton, en in de Nabuurschap, gemaakt worden; een streek gronds, niet te onregt het Land der Kleeding geheeten, en aan ons oog een der behaaglykste voorwerpen vertoont van de veelvuldige behaaglyke, welke dit Landschap aanbiedt. De Lakens, hier gemaakt, zyn wit, en dienen voor den Turkschen en Indischen Handel, en het Leger. Deeze Laken - Manufactuur werd oudtyds in de Stad Gloucester gedreeven; doch die Stad verloor dezelve nu omtrent honderd en vyftig jaaren geleden, toen ze werd overge- | |
[pagina 608]
| |
bragt na de evengemelde Plaatzen, waar een overvloed van water is om de Volmolens te doen gaan, en de Wol te kammen in kleine beekjes. De waardy der verwerkte Wolle in 't geheele Koningryk begroot men op twee Millioenen Ponden Sterling, waarvan men wil dat een vierde gedeelte in Gloucestershire verarbeid wordt. Yorkshire is eene sterke Mededingster deezes Landschaps, en zommigen verzekeren, niet zonder vrugt. Schoon het meerendeel deezer Lakenen te Londen geverfd wordt, is nogthans het water naby Strout byzonder geschikt tot het verwen van Scharlaken; en veele der uitsteekende Lakenweevers woonen niet ver van daar. Hunne Huizen, die meestal ruim en fraai zyn, en hunne Werkplaatzen, verspreid over een Landschap, uit den aart schilderagtig schoon, leveren het alleraangenaamst vertoon op van vlytbetoonende drukte. Veelen deezer Lakenweevers bezitten van twintig tot vyftig duizend Ponden Sterling; eenigen hunner zyn Mannen van groote bedreevenheid in hunne zaak, heusch van ommegang, en wel voorzien van kundigheden. De Volkrykheid van dit gedeelte des Lands, en de daar uit volgende verbetering der Landeryen, der Wegen, enz. heeft men geheel en al toe te schryven aan den invoer der Lakenweevery. Een Heer verzekerde my, dat de doorgaans gemaakte begrooting van de waarde der Lakenreederye, door my hier boven opgegeeven, veel te hoog is; en dat het verval moet toegeschreeven worden aan het verlies van den Levantschen Handel. Doch anderen zyn van denkbeeld, dat men nieuwe Markten gevonden heeft, om dit verlies te vergoeden. Het Ras der Schaapen, die de Wol verschaffen, is, van onheuchlyke tyden af, het zelfde geweest. Zy zyn middelbaar van grootte, van achteren dikker en van vooren ranker dan andere, en lang van Wol. Onlangs heeft men 'er Leicestershirsche Rammen ingebragt, die het Ras zullen veranderen. De vergelykende waarde van het Leicestershirsche en Cotswoldsche Ras is langen tyd een onderwerp van geschil, en mededinging, geweest. Over welke onderwerpen kunnen de Menschen, met eenen meer verdedigbaaren yver, twisten? Tegenwoordig hangt 'er eene Weddingschap van deezen aart. Zeker Mr. moore zal vyf Scheer-Schaapen van het Leicestershirsche Ras, en Mr. peacy vyf Schaapen, even oud, van het Cotswoldsche Ras, zenden aan john billings- | |
[pagina 609]
| |
ley, Esq. van Ashwick Grove. Men zal ze weegen als ze in de weide gaan, ze alle volmaakt op dezelfde wyze behandelen, en wederom weegen voor de naastkomende December-Vergadering van de Landbouw-Societeit te Bath; daarop zal men deeze Dieren slachten, en geopend ten toon stellen voor de Leden der Societeit; de Schaapen, die het meest in Gewigt aangewonnen hebben geduurende dien Proeftyd, en wier Wol meest waardig is, zal men voor de beste houden, en den Winner de Wedprys toekennenGa naar voetnoot(*). Wol heeft van voor veele eeuwen een ryke bron opgeleverd van vlytbetoon en rykdom voor dit Koningryk; en zo zeer in 't oogloopende zyn de voordeelen, daar uit spruitende, dat men geen verloop in dit stuk gedoogd heeft, in dezelfde maate als men dit geduld heeft in eenige andere Artykels van aangelegenheid. De Schryvers stemmen niet overeen ten aanziene der plaats, van waar de Schaapen oorspronglyk in dit Land werden ingevoerd. Indien het Westlykst gedeelte van dit Koningryk uit Spanje bevolkt wierd, 't welk eenige Schryvers stellen, dan is het natuurlyk te denken, dat zy de Schaapen met zich bragten; inzonderheid daar het Ras der Iersche Schaapen het zelfde is met dat van dit Eiland; en het bykans volstrekt zeker gaat, dat Ierland uit Spanje bevolkt wierd. Wat hier van ook zyn moge, het lydt geen twyfel altoos, of Wol was een hoofdvoortbrengzel deezes Lands, vóór den tyd van richard den I, als wiens Losprys deels in Wol betaald werd. Wol het voornaamste voortbrengzel des Lands zynde, is het in geenen deele te verwonderen, dat de Wol en de Wollen-Manufactuuren altoos de voorwerpen geweest zyn van de aandagt des Staatsbestuurs. Ten tyde van Koningin elizabeth was de Uitvoer van Wollen-Stoffen, van verscheidenerlei soort, dermaate toegenomen, dat dezelve één en een halve Millioen Ponden St. beliep. Zulks werd, onder die Regeering en de volgende, veroorzaakt door den Uitvoer der Wolle te verbieden, 't welk ons verzekerde van alle de voordeelen der bearbeidinge. In het werkverschaffen aan eene menigte van handen, | |
[pagina 610]
| |
kan geene Manufactuur die der Wollen-Stoffen overtreffen. Van den Wolscheerder af tot den Draager gaat een stuk Laken door honderd onderscheide handen. Hier hebben wy weder een treffend voorbeeld van de nutheid der verdeelinge des arbeids. Men denkt ook dat 'er bykans het zelfde getal handwerken van de Wolle-Manufactuur afhangt, schoon 'er niet daadlyk in betrokken. Van de veelvuldige wydstrekkende Gezigten, welke Gloucestershire oplevert, heb ik, in myne voorige Brieven, gewag gemaakt. Weinige Landen, in de daad, verschaffen 'er meer of beter, naardemaal het meerendeel dier Gezigten zich uitstrekken over eene Valei, die ryk is in verscheidenheid. Een Gezigt is 'er van Almonsbury, op den weg van Bristol na Gloucester, 't welk edel mag heeten. - Van Barrow-Hill, in de Parochie van Arlingham, omtrent dertien mylen van Gloucester, kan men, op een helderen dag, zes-en-dertig Parochiekerken ontdekken. - Painswick, zes mylen van Gloucester, ligt zo hoog, dat men overal een ruim gezigt heeft van de Valei, van de Severn, met haare veelvuldige bogten, als mede van de Malvern-Bergen, en een gedeelte van Shropshire, Herefordshire en Monmouthshire. - Van Matson, het vermaaklyk Landverblyf van Lord sydney, (eertyds toebehoorende aan den grappigen george selwyn) omtrent anderhalf myl van Gloucester, kan men gemaklyk de Toorens onderscheiden van Tewkesbury, Worchester en Cheltenham. Churchdown-Hill, desgelyks niet verre van Gloucester, laat het oog over eene verbaazende uitgestrektheid Lands weiden. Op den top van Churchdown-Hill, (zeer verbasterd Chosen-Hill geheeten,) staat eene Kerk, ten opzigte van welke men de volgende vreemde overlevering heeft. Men hadt ten oogmerke de Kerk aan den voet des Bergs te bouwen, (eene ligging zeker veel gemaklyker); doch de Duivel kwam in den nagt, bragt ze op den top, en stelde die daar in dezelfde orde als de Metzelaarsbaas ze aan den voet gelegd hadt. - Waarom de Duivel 'er zo zeer op gesteld was om een zigtbaare Kerk te bouwen, weet ik niet. Indien wy geloof slaan aan alles wat wy hooren, dan was de Duivel in vroegere tyden een werkzaamer weezen in zulk slag van zaaken dan tegenwoordig. Wat hy thans verrigt, schynt hy door Agenten te doen! Eergisteren gingen wy op reis na Oxford, waar wy in | |
[pagina 611]
| |
weinige uuren kwamen, zonder iets optekenenswaardigs te ontmoeten. Den volgenden dag reeden wy, over Nuneham Courtenay, waarvan ik reeds eene beschryving gegeeven hebGa naar voetnoot(*), na Dorchester, te welker plaatze wy ons ontbyt namen. Dorchester is eene zeer oude Plaats. Het was een Bisdom van den Jaare DCXXV tot DCCCCXLIX. Ik heb thans eene lyst der Bisschoppen voor my; doch geen derzelven bestaat thans, dan alleen in den blooten Naam. Zelfs de onvermoeide godwin kan u niet meer van deeze Mannen vertellen. Op een venster van de éénige nu overgebleevene Kerk, ziet men eene afbeelding van berinus den eersten Bisschop; Koning kenewalch doopende. Andere overblyfzels der Oudheid zyn 'er niet te zien in deeze kleine Stad; uit welke wy voortreisden, door Bensington, of Benson, en Nettlebed, Plaatzen van geene betekenis altoos, na Henley, eene der aangenaamste Steden aan de Theems, eene Plaats van veel handels en gewoels. 't Geen Henley nog te meer den Reiziger aanpryst, is de schoone Landschapsvertooning daar rondsom. De nieuwe Steenenbrug is vercierd met twee uitgehouwen hoofden, het een van Isis, het ander van de Theems, vervaardigd door de kunstryke hand van Mejuffr. damer. Generaal conway's, Mevr. taylor's en Mr. freeman's Landgoederen verschaffen den oogen een ryk onthaal. Onze naaste Pleisterplaats was Maidenhead, of Maidenhithe, eene Plaats waar veele Engelsche Hengelaars komen. Grooten handel dryft deeze Plaats in Meel, Mout en Timmerhout. Veele der huizen zyn zeer fraai, en eenige Heeren hebben, zints korten tyd, plaatzen om 'er Huizen te bouwen, in die streek, gekoozen. De aanleg van den Brug heeft Maidenhead gemaakt wat het is. De Herbergen aldaar zyn, gelyk langs den geheelen Westlyken weg, dat is de Bath- en Bristol-weg, van de beste soort. - Laat tog uw ernsthaftig gelaat niet uit den plooi geraaken door myne in agtneeming der Herbergen. Ik kan, zo wel als gy, my met een weinig vergenoegen; maar dat wy dat weinigje goed hebben. En, merk op! myn Heer, op welk een hoog gezag ik altoos den staat der Herbergen in agt genomen heb, en altoos zal in agt neemen; ik heb voor deeze oplettenheid op de Herbergen, | |
[pagina 612]
| |
op de openbaare wegen eens Lands, geen minder gezag dan dat van den eerwaardigen Deken, josiah tuckee. ‘Laat een Reiziger,’ zegt hy, ‘den staat der openbaare Herbergen langs groote wegen nagaan; die Herbergen zyn eene soort van pols, aan welke gy kunt voelen den Rykdom of de Armoede van een Land. Indien gy, derhalven, dezelve in een goeden bloeienden staat aantreft, dan moogt gy u vast verzekerd houden, dat veele Reizigers langs dien weg trekken; en de veelvuldigheid van dat heen en weder trekken is een zeker bewys dat 'er eene bezigheid van den eenen of anderen aart is, die goeden opgang maakt.’ - Het is, geloof ik, eene beweezen zaak, dat men de beste Herbergen aantreft, waar men meest heen en weder reist, dat is, waar de Handelgemeenschap grootst is. Ik heb weinig of niets meer te zeggen van het overige onzer Reize tot Richmond. De weg is u wel bekend, en ik heb niets waargenomen dan 't geen u wel eens in het oog viel. En hier mede eindig ik mynen arbeid in uwen dienst. Of gy 'er u mede vermaakt hebt, of hoe, of geheel niet, zyn onderwerpen, die wy eens met elkander kunnen verhandelen als wy oud zyn, en geleerd hebben elkander de waarheid te zeggen. Het is meer dan vermoeden, dat ik niet in staat geweest ben, u veel mede te deelen van het vermaak 't welk ik zelve genoot op dit korte Reisje. Het getal der zulken, die zigtbaare Voorwerpen zo kunnen beschryven, dat zy het oog des Leezers als tot de voorwerpen zelve bepaalen, is klein, en ik ben verre van my te vermeeten tot dat klein getal te behooren. - De Zeden van veelen te beschryven was myne hoofdbedoeling, en de Zeden der Inwoonderen van deeze Landstreeke leverden genoeg verscheidenheids op, om de nieuwsgierigheid te voldoen, en openden een ruim veld voor waarneeming. Met de voorwerpen van Smaak en Zinnelyke Gewaarwording zyn wy ras voldaan; derzelver indruk is verganglyk; maar voorwerpen van Opmerking draagen iets by aan den voorraad onzer Wysheid; en hy, die den bedaarden en stillen loop des Landleevens beschouwd heeft, zal niet slegter weezen, als hy de herinnering daar van medebrengt in de vrolyke en woelende Hoofdstad. Ik heb, ten slot van alles, hier nog by te voegen, dat ik met alle hoogagting ben, enz. |
|