| |
| |
| |
Mengelwerk, tot fraaye letteren, konsten en weetenschappen, betrekkelyk.
Bespiegelingen over de werken Gods in de natuur, geschikt om de oneindige grootheid van derzelver Maker daar uit te leeren kennen.
(Vervolg en Slot van bl. 408.)
Dat de Grootheid van den allesvermogenden Schepper met geen minder luister uitblinkt in het voortbrengen van onnagaanbaar kleine, dan in de ontzagbarende groote Werken zyner Almagt, zagen wy reeds in onze voorige Verhandeling, en hoe het, zonder de daar omtrent onwedersprekelyk genomen proeven, volstrekt ongeloofbaar zou zyn, dat het dierlyk leven, zo eng beperkt, vaak binnen zulk een nauwen omtrek besloten word; want wie zou het kunnen gelooven, zag men 't niet met eigen oogen, dat 'er zulke kleine Waterdiertjes zyn, waar van 'er eenige honderd geen meer plaats beslaan dan van eén enkelen Zandkorrel, van welke Diertjes men 'er by duizenden in één druppel vuil gootwater ontdekt? Is het wel te gelooven, dat zulke Diertjes kunnen leven en werkzaam zyn indiervoege gevormd, om zich willekeurig van de eene naar de andere plaats te bewegen? - Dat de Groote Werkmeester hun met zodanige verschillende Werktuigen heeft beschonken, waardoor zy vlug, zeer vlug, in zich te bewegen zyn? - Werktuigen, geschikt om zich te kunnen voeden, hun geslagt voort te teelen en te onderhouden? Hoe kunstig moet zulk een Werkmeester niet wezen, welke dusdanige kleine gewrogten kan voortbrengen, en daar aan leven en werkzaamheid schenken! - Hoe onnadenkelyk doorziende is dat oog, 't geen ze tot één toe gade slaat, in orde nagaat, alle derzelver bewegingen en werkingen regelt! - Dat alziend Oog is de Alwyze, Alwetende en Almagtige God. - Dat Wezen slaat toch alles gade - | |
| |
en het betoont zyne Grootheid veelal in zulke dingen, die onze opmerking niet eens waardig schynen. - Dit alziend Oog slaat allernauwkeurigst alles gade, tot in de geringste omstandigheden toe. - En waarlyk in dat schynbaar veragtelyke is zo veel schoons verborgen, als men 't nauwkeurig beschouwt, dat het onze opmerking dubbel waardig is.
Dan, hoe vermakelyk de bespiegeling dezer kleine voorwerpen, in derzelver werking, beweging, en onnoemelyk getal, beschouwd, ook zyn moge; nog veel aangenamer is het, de Natuur in hare byzondere en verborgen werkingen na te gaan; want, ofschoon de gewrogten van Gods Almagt omtrent zyne Werken in 't klein zo menigvuldig veele zyn, dat een milloen van dezelve zich zoms in een enkelen druppel water bevinden; hoe vermakelyk deze bespiegeling ook zy, nogthans moet zy zwigten voor die ons de Natuur in hare werkzaamheid vertoont. - Deze is eene onleegbre bron, welke men nimmer kan uitputten, welke ons vermaak in dezelve te bespiegelen gestadig uitgebreider maakt, en den eerbied tot den Schepper vermeerdert. - Het is niet te zeggen, welk eene ryke stof dit vak, het onderzoek, om de Natuur in hare werkzame bezigheid na te gaan - het is niet te zeggen, welk eene ryke stof ter bespiegeling dusdanig een onderzoek oplevert; want nergens vind men de Natuur ledig - overal vervuld, overal werkzaam.
In het vloeibaar Element, overal waar men zoet water vind, onthouden zich millioenen van Inwooners, welke aldaar als Vogtbewooners slegts een kort verblyf houden, daar uit verhuizen, na dat zy van staat zyn veranderd, en even als ontelbare Volkplantingen andere gewesten gaan opzoeken; by voorbeeld, gelyk als de Muggen, voor welke het water slegts dient om haar geslagt uit te breiden, en dan leven zy voortaan in de ruime lugt. - Wie zou kunnen denken, dat het water geschikt is, om het geslagt te vermeerderen van een diertje, dat, na zyne geboorte, geen oogenblik daar in kan vertoeven, of het is voor hetzelve doodelyk? - Buiten dien zyn 'er nog onnoemelyk veele kleine diertjes, die in het water worden uitgebroeid, en buiten het water in de ruime lugt leven - diertjes verbazend klein, en zo uitnemend teder, dat ze oogenblikkelyk in het vloeibaar Element hun- | |
| |
nen dood vinden, en zelss, zo dra de dampkring maar vogtig word, overal verborgen schuilplaats zoeken, om hun leven te beschermen, dat tegen water of vogt niet bestand is. - Deze Diertjes ontvangen nochtans in het water hun leven; want in alle waters, openstaande aan de bloote lugt, vind men de plaatzen, die de Wyze Schepper geschikt heeft, tot vrugtbaarmaking van de Eitjes, welke door deze diertjes daar ter uitbroeijing gelegd worden. - Millioenen, onnoemelyke millioenen, dier schepseltjes kan men aldaar ontdekken. - Onnagaanbaar kleine Vliegjes, voor het bloote oog onzigtbaar, welke wy in groote menigte met de lugt inädemen, zoeken, door een zeker instinct aangedreven, by geheele zwermen, hier de bekwaamste plaatzen in het water, om aldaar hunne Eitjes te leggen - juist zulke die een geschikt voedzel voor de uitgebroeide jongen opleveren, welke door de warmte der Zon schielyk uitgebroeid worden. Een zeker slym besluit deze Eitjes, waar mede ze aan 't een of ander vastgehegt worden, om de wegdryving door den wind, beweging van 't water als anderzints, te beletten. De Diertjes, welke dan het
eerst te voorschyn komen, zyn Wormpjes, onbedenkelyk klein, echter Waterdiertjes, die sterven zo dra zy buiten 't water zyn. Deze Wormpjes zyn wederom onophoudelyk werkzaam, en bereiden zich om een geheel ander geslagt, ten éénemaale van hun onderscheiden, voort te brengen; een geslagt juist van een tegengestelde natuur als zy zelven zyn, een vliegend geslagt, dat in de drooge lugt leeft, terwyl zy zelve in het water leven, en een geslagt van Waterdiertjes uitmaken; deze bereiden voor zich een zoort van Wooningjes, op de wyze van kastjes toegesteld; die uit zeker lym of slymagtige stof bestaan, aan de einden ongesloten, waar zy uit- en inkruipen. - Daar na, met eene schil als omwonden, keeren ze weer van onder, waar ze eenigen tyd hun verbyf gehouden hebben, naar boven, bedekt met eene huid of schil. Het hoofd vertoont zich, evenredig het lichaam, ongemeen groot, zwarte uitpuilende oogen, twee hoorntjes, hair in bosjes op onderscheiden plaatzen van 't lichaam - een staart met borstels op het einde, welke staart met olieagtig vogt omkleed is, waar door ze op het water dryven; dienende deze voor een zoort van kurk, om voor te komen dat ze niet zinken; stekende de hoofden
| |
| |
naar boven, terwyl ze op de oppervlakte des waters voortzeilen. - Zo het olieagtige, op welk zy dryven, opdroogt, dan maken zy met vogt uit den bek die deeltjes wederom nat, die droog geworden zyn. Eenigen tyd in dien staat doorgebragt hebbende, ondergaan zy weer eene zonderlinge verandering. Zy leggen hunne oogen, hoornen en staart geheel af, en zie daar, zy komen te voorschyn in de gedaante van gekorven Diertjes, leven in een geheel verschillend Element, dan daar zy 't eerste leven ontvingen. Zy worden vliegende Diertjes, zy worden Muggen, en nog veel kleinder gekorven Diertjes, die met tallooze zwermen door de Lugt zweeven, in de schoonste gedaante, cierlyk met pluimagien en vederbossen uitgedoscht, die als kroonen op hunne hoofden pronken, terwyl het weefzel hunner ligchamen en vlerken in fynheid alle verbeelding te boven gaat. - Hoe veel - hoe onbedenkelyk veel, zou 'er van deze diertjes, van derzelver byzonder zamenstel, de struktuur, het maakzel hunner uit- en inwendige deelen, met één woord, als ik alles van stuk tot stuk wilde ontleden, hoe veel zou 'er niet van te zeggen wezen? - dan dit zou het kort bestek eener byzondere Verhandeling te buiten gaan. - Liever zal ik dan de aandagt myner Lezeren bepalen by de werkende Natuur zelve, zo als deze onafgebrooken bezig is in voort te brengen, in scheppen, en alles in de beste orde te schikken.
Hier ziet een nauwkeurige Waarneemer de Natuur dadelyk werkzaam bezig. - Elke gedaante verandering geeft hem nieuwe stof om zich te verwonderen, en tevens de geschiktste gelegenheid, om zyn onderzoek voort te zetten, en zyne kundigheden te vermeerderen. Men kan, de vereischte oplettenheid gebruikende, dadelyk de Natuur hare Werkingen zien verrigten, de gedaante-verandering nasporen. Uit de Eitjes kan men de Wormpjes zien geboren worden; deze ziet men een wyl tyds in de gedaante van Waterbewoonders in dit Element leven - tot zo lang zy zich tot den dood bereiden. Zy maken hunne eigen graven, bestellen hunne begravenis, - en, ô! wonder! kort daarop ryzen zy met hunne graven naar boven, verryzen uit den dooden, verschynen met eene geheel nieuwe gedaante, ongelyk luisterryker dan de voorige, en verstrekken tot het schoonste zinnebeeld der Opstanding. - Zo werkt de Natuur, en is onafgebro- | |
| |
ken bezig, om de schoonste, de verbazendste, wonderen ten toon te spreiden.
Dan, wil men dezelve nog duidelyker in hare werkzaamheid nagaan, dan moet men vooral zyn onderzoek bepalen by de onderscheide zoorten van Zouten. - Hier doet zich een verrukkend veld ter bespiegeling op, zo ryk in voorwerpen, dat men verlegen staat, welke te verkiezen - tot welke zyne aandagt het eerst te bepalen. - Ik zal 'er slegts voor deze Verhandeling uit zo een ryken voorraad twee of drie uitkiezen, welke my zo eenen overvloed van stof zullen opleveren, dat zy my verlegen maken, om alles in zo een kort bestek, als deze Verhandeling vordert, te kunnen beperken.
Door de Scheikunde word ons geleerd, dat de grondbeginzels, waaruit de Wezens hun bestaan ontvangen, zich niet laten vernietigen, hoe men derzelver deelen ook ontwikkele, of tot welk eenen staat ook brengen moge. Het vuur zelve kan ze niet verdelgen, terwyl ze door de Scheikunde en door hare bewerking verschillende gedaanten verkrygen, maar in wezen niet veranderd worden. Van aart en natuur blyven zy dezelfde. Even gelyk het aardachtige, laat zich het zoutachtig, grondbeginzel nimmer vernietigen. In het Ryk der Groeibare worden, de balsamike, hartsachtige en vlugge olieachtige, deelen al het ontvlambare, uitgedreven; deze vlugge deelen verspreiden zich in de Lugt, en alom door den dampkring; zich vereenigende met de fyne Lugtdeeltjes, die zy ontmoeten, terwyl het zoutachtig grondbeginzel in wezen blyft, en zich door geene branding laat vernietigen. Deze eerste beginzels der dingen zyn onderscheiden in aart en natuur, naar de onderscheiden Wezens, in welke zy huisvesten; wederom hebben eenigen zeer veel overeenkomst met elkanderen. - De verschillende Zouten verdeelt men naar derzelver byzondere werking, bestaan, en eigenschappen. - Men leert derzelver onderscheiden aart kennen door proeven op byzondere onderwerpen daarmede te nemen. Alle Loogzouten bezitten meest dezelfde Eigenschappen, en kunnen door hunne byzondere werking als zodanige van de andere zoorten genoeg onderkend worden. Van gelyken ook de zuure Zouten, welke eene zeer verschillende, en tegenovergestelde, werking, dan de Loogzouten, hebben. - Deze twee onderscheide grondbeginzels der dingen zyn volslagen vyan- | |
| |
den, zo dat 'er altoos tusschen hen een hevige twist heerscht, welke met beider dood eindigt, en hier uit ontstaat een derde zoort, geboren uit de dooding dier beide, het geen een volmaakt evenwigt werkt, door welke alles in stand gehouden word.
Deze zyn voorname Onderwerpen, omtrent welke het onderzoek van sederen nauwkeurigen Waarneemer der Natuur verkeert, en deze Waarneeming ontdekt hem verbazende wonderen. - Zo dra hy begint met onderzoeken, vind hy dadelyk de Natuur in hare werking bezig - zy verzamelt, zy vormt, scheid af, en daar men te vooren niets ontdekte, daar komen wezens te voorschyn. Ongelooflyk schynt het, 't geen men by de Cristallisatie der Zouten ziet gebeuren; dan de bevinding overtuigt den naarstigen Natuurönderzoeker van de volkomenste waarheid. - Hier heeft de juistste orde, en de netste schikking, plaats; eene schikking, die den schoonsten cieraad verspreid, zo schoon, als men ergens in de voorhanden zynde schepselen ontdekken kan.
Dan, om de Natuur dadelyk te zien werken, lost men de Zouten, van welk zoort men wil, in genoegzaam water op; van deze ontbonden stof doet men één of twee druppels op een glaasje, het geen men warm maakt, en uitdampt tot de Cristalschieting. Als dan plaatst men 't onder het Microscoop, wanneer men aanstonds eene verbazende werking en speling der Natuur ontdekt. - Het zou waarlyk groot zyn, indien deze verandering zich slegts bepaalde tot eene enkele éénvormige gedaante, zonder veel verscheidenheids; men zou zich over deze éénvormige regelmatigheid van werking moeten verwonderen en verbazen. - Dan, tot hoe veel hooger trap zal onze verwondering niet stygen, als wy de byzondere zoorten elk op hunne eigen wyze zien werken, en deze werking zo veele verschillende Wezens vormen? - Veele dier zoorten krygen in de afschieting pylsgewyze figuuren. - Anderen weêr vertoonen zich als dobbelsteenen, of nemen ruitswyze gedaanten aan - en op nog ontelbaar andere manieren vormen zich andere Zonten, alle op de geschiktste wyze, om daaruit het beleid, de grootheid, het vermogen en de wysheid, van den oneindigen, den grooten, Stigter der Natuur te onderkennen.
De Zouten zyn dusdanige zelfstandige Wezens, welke in alle lichamen gevonden worden, die men weêr in wa- | |
| |
ter kan oplossen, na dat zy uit byzondere lichamen getrokken zyn. Men bevind ze van allerlei smaak. Derzelver ontbonden deelen vereenigen zich op eene onzigtbare wyze met het water - deze zoorten, na dat het vogt, waarin zy zyn opgelost, zo veel is uitgedampt, dat het de Zoutdeelen niet meer ontbonden in zich kan houden, scheiden dezen van het zelve onder allerlei gedaanten en figuuren af. - Doorgaans worden de Zouten uit eene verbrande stof van allerlei onderwerpen, die voor de verbranding vatbaar zyn, door uitloojing van de asch, met byvoeging van water, dat helder gemaakt is door doorzyging, en uitgedampt tot 'er op de bovenvlakte des Waters een vlies komt, getrokken. - De Zouten zyn voor het dierlyk leven, en tot de instandhouding van alles, volstrekt onöntbeerlyk. - Zy bevorderen de voeding; want indien het Zout in het voedzel ontbrak, zou het dierlyk leven niet kunnen onderhouden worden. - Alles bewaart het Zout tegen bederf. - Op onze zintuigen, inzonderheid op den smaak, hebben de Zouten, door hunne prikkelende kragt, een byzonderen invloed. Zonder deze was onze smaak en onze reuk geheel buiten werking. - By het sterven van eenig dier of kruid, worden de schakels, welke de deelen onderling zamen vereenigen, losgemaakt, en de geheele ontbinding volgt hier op welhaast. - Door de verrotting scheiden de ontbonden Zouten zich af, de vlugge deeltjes vervliegen, en vereenigen zich met de Lugt; die niet vlug zyn, met de aarde, welke daardoor vet en vrugtbaar gemaakt word.
Dit zy voor ditmaal genoeg, omtrent den aart, werking en bestaan, der Zouten. Mogelyk zal ik, deze stof op een anderen tyd behandelende, opzettelyk daar over breeder spreken. Myn oogmerk is thans alleen, de byzondere vorming van zommige Zouten, zo waardig onze nasporing, in deze Verhandeling aan te toonen, om te doen opmerken, hoe aanbiddelyk wys de Schepper alles gevormd heeft, en de Natuur aan een reeks van geregelde Wetten verbonden, tegen welke zy nimmer aanwerkt, ten zy de Werkmeester der Natuur deze Wetten door wonderen opligt.
Een zeer opmerkelyk verschynzel, op dat ik dit vooraf aanmerke, heeft 'er by de vorming der Cristalschieting in de Zouten plaats, namentlyk, dat de Cristallen altoos zodanig eene gedaante blyven behouden, als aan
| |
| |
zulk zoort van Zout eigen is, 't geen men onderzoekt, en, hoe dikwils ook in water opgelost, zy altoos dezelfde blyven.
De Bloemen van den Benzoïn, gehaald door Sublimatie uit de Gom van dien naam, zyn eigentlyk niet anders dan vlugge Zoutdeelen, die men op deze wyze bereid. Men neemt eenig grof gestampt poeder van die Gom, plaatst dezelve in een pot op een zagt vuurtje, de pot dekkende met een papier in de form van een Zuikerbrood. Van tyd tot tyd vergadert men de opgeheven bloemen, die aan het papier gehegt zyn, dezelve met eene penneveer daar van afveegende, terwyl men intusschen met een tweede papier de pot bedekt. Met deze bewerking gaat men zo lang voort, tot alle de bloemen zyn opgeheven. Deze gesublimeerde bloemen hebben de gedaante van puntige en glinsterende pyltjes, welke een sterken en aangenamen geur van zich verspreiden. Zy laten zich gemakkelyk in water ontbinden; wanneer men nu een druppel van dit warmgemaakte vogt op een glaasje onder het Microscoop brengt, zal men de aangenaamste verschynzels zien vertoonen. Scherpgepunte pyltjes scheiden zich aan de kanten af - onmiddelyk beginnen zich een zoort van boompjes, of heestertjes, te vertoonen, de takjes verlengen; ras krygen ze de gedaante van boschjes, van plantaadjes, vercierd met gebladerde telgjes, uitnemend schoon voor 't oog; terwyl nog eene menigte andere vormingen plaats grypen. Schielyk verdwynt alles - de schoone en kunstig gevormde gedaante is weg, zo dra het vogt is uitgedroogd. - Hoe groot is de Wysheid van den Grooten Werkmeester der Natuur, welke uitschittert uit deze voor 't bloote oog onzigtbare kleine Schepping!
Dan, laten wy onze bespiegelingen voortzetten. - Als men een druppel sterk Aluinwater, eerst behoorlyk warm gemaakt, onder het Microscoop brengt, zal men eene oneindige menigte zeer verschillende, maar niet min fraije, figuuren ontdekken. - Allereerst vertoont zich eene donkere Wolk, die een aanstaand onweer schynt te dreigen; eerst zich aan den rand vastzettende, word zy daar na, als door een fellen wind, nu ginds dan herwaards gedreven. Het onweer barst los, de Cristallen schieten als blixemstralen uit: schielyk verheft zich een berg, tegen welke de Onweerswolk aandryft. - Eindelyk verfpreid zich allerwege eene akelige duisternis - de On- | |
| |
weersbui bedekt de gansche uitgestrektheid van den druppel - al de natuur schynt in arbeid. - Geweldige bewegingen en beroeringen ontstaan 'er in de dik opeengepakte Wolken, als wierden zy door een fellen Orcaan gedreven. - Dan, het onweer bedaart - de Wolken verdunnen, de Lugt word klaar. - Eenige dunne streepjes, als fyne hairtjes, welke kruislings over elkanderen liggen, vertoonen zich even als veeltyds de Hemel met ligte striemen gezien word, nadat eene Onweersbui heeft uitgewoed. - Dikwils laten zich veele zeer kleine halfmaanswyze ronde stippen zien, welke allerkleinste siguurtjes eene sterswyze gedaante aannemen, voorzien met stralen die zich uitschieten. Wanneer dan het vogt grootendeels vervlogen is, beginnen 'er eerst veele regte streepen voorwaards uit te schieten, tandagtig gekarteld, welke eene allerschoonste vertooning maken. - Zomwylen vertoonen zich geregelde ryen Palen, of Palisaden - op den voorgrond ziet men een kunstig gewerkt Grot. - Dan weer ontstaan 'er straalswyze Stippen, die zich als Sterren en Staartsterren aan een klaren hemel vertoonen, wonderbaar om te aanschouwen; vertoonende aan het gezigt als een Hemel vol glinsterende Sterren. Het gebeurt ook wel dat 'er onder die figuuren regelmatige Cristallen schieten, dan alle in onderscheide gedaanten, terwyl alles den opmerkzamen
Onderzoeker in opgetogenheid wegvoert wegens de speling der Natuur, en de kunstige werking des Grooten Makers - intusschen, hoe verschillende deze vormingen ook zyn, zy blyven tog altyd zich kennen, als uit den Aluin gevormd te zyn.
De opgeheven Kwik is een van de allergeweldigst werkende Vergiften, die aan ons bekend zyn. Zy verscheurt de ingewanden en inwendige deelen, vreet door maag en ingewanden heen, even als of ze met Lancetten of Naalden doorstoken waren, verterende dezelve geheel en al; verwekkende het vuur, en eindelyk een geweldigen dood. Gesolveerd in water, en tot Cristalschieting gebragt, vertoonen deze zich als gespitste Elzen, welker punten ongemeen scherp zyn. Andere Cristallen hebben de gedaante van scherpe Scheermessen, terwyl een derde zoort als Zagen getand is, allen wonderbaar geschikt om te beledigen; zo te beledigen, dat de wonden doodlyk zyn, naardien de tanden van dezelve aan de eene zyde nederwaards, en aan de tegenoverzyde juist omgekeerd zyn, dat is opwaards geplaatst, alle met scherpe punten; zo scherp,
| |
| |
dat zy by de minste aanraking beledigen, terwyl 'er nog zyn van eene vierhoekige vorm, vertoonende zich in de gedaante van scherp gepuntte Spiesen. Nog een aantal andere en verschillende vertooningen doen zich op, die alle veranderen, naar mate het vogt uitdroogt, en zich nog onbedenkelyk fyner opdoen dan de voorgaande, terwyl zy allen een schoonen glans verspreiden, in schoonheid gelyk aan den Regenboog.
Wanneer men nu deze werking, deze vorming, in de Natuur met een oplettend oog gadeslaat; en hoe zich alles volgens vast bepaalde Wetten in orde en rangschikt, moeten wy dan niet erkennen, dat eene onzigtbre hand dezelve dusdanig bestuurt en regelt, dat zy zich in diervoege bewegen, om eene zekere gedaante aan te nemen, en zodanig eene vorm te verkrygen, als hun door dat onzigtbaar Wezen word medegedeeld, welk een Plan heeft ontworpen, volgens welk alles in de Natuur geregeerd wordt? - En waarlyk niets overtreft de onderzoeking der milde Natuur in haare Schoonheid en Rykdommen, om aan zulk een geschikt einde te voldoen. - De Goedheid des Scheppers - de Grootheid van den Formeerder, blinkt allerwege uit in zyne schepselen, verwekt eerbied in het hart, lof in aller monden, en doet den Sterveling, ten allen tyde, en by alle gelegenheden, zich tot zynen Grooten Maker heen wenden: dit betaamt alle verstandige en redelyk werkende Wezens - deze is de hoogstbetamelyke bezigheid van ons menschen, en daar toe leid ons het nauwkeurig nagaan der dingen op, terwyl intusschen een stukswyze beschouwing ons vaak meêr treft, dan de gansche wyd openstaande Natuur. Wy moeten uitroepen: ‘Onze God is groot en zeer te pryzen, Hy doet wonderen in den Hemel boven, en op de Aarde beneden. - Die groote dingen doet, die men niet doorzoeken kan. - Wie, ô God! wie is U gelyk in den Hemel, en onder de Kinderen der sterken. - Gy hebt alles met wysheid gemaakt, en vervult den ganschen Hemel en de Aarde!’
C. v.d. G. |
|