Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 561]
| |
Tiende brief.Gloucester, Sept. 1792.
myn heer!
Elk oppervlakkig denker, en eenigen, die zich eene hoogere maate van doordringendheid, dan gemeenlyk gevonden wordt, aanmaatigen, hebben, in goeden ernst, beweerd, dat ons Menschlyk Geluk van Uitwendigheden, van de Omstandigheden deezes Leevens, Rang, Rykdom, en wat des meer zy, afhangt. Van hier, onder andere, het geschil, of het Stad- dan het Landleeven het meest tot Geluk toebrengt. De zodanigen, die zich ten voordeele van het Landleeven bepaalen, waar onder het geheele Geslacht der Dichteren geteld moet worden, denken, dat Zuiverheid van Zeden en Onschuld noodwendig en op het allernaauwst verbonden zyn aan bosschen en heuvelen, daalen, en zagtmurmelende beeken; dat Braafheid van eenzaamheid afhangt, en de Kuischheid alleen te vinden is te midden van de wildernis der ongehaavende Natuure; dat Hutten, in dit opzigt, den voorrang hebben boven alle Gebouwen van kunstiger maakzel; en dat hooge pylaaren, vergulde daken, gunstig zyn aan ondeugd en weelde, terwyl de smookerige hut en het nederig dak het eigenaartig verblyf zyn van Vrede, Deugd en Geluk. - Ja, zommigen hebben dit denkbeeld zo verre gedreeven, dat zy de woestste en onbebouwdste landen de voorkeus gaven boven de door arbeid verrykte, of die van zelve ruim en ryklyk opleverden. Het is, derhalven, niet te bevreemden, dat de zodanigen den Tempel des Geluks plaatsten in de steilten van het Pyreneesche Gebergte, of in de Vlakten van Iona. Dat de Dichters deeze zyde in dit geschil genomen | |
[pagina 562]
| |
hebben, is mogelyk ruim zo zeer een gevolg van noodzaaklykheid als van keuze: want Landschapsschilderyen zyn recht geschikte stoffen voor den Dichter, en in een Landschapsstuk staat het hem vry de werking daar van te vergrooten, door het scheppen van een Berg, van een Rivier, of van een Bosch; eene vryheid, welke hem niet vergund kan worden, wanneer hy de meer bepaalde voorwerpen van het Stadleeven beschryft. Wat kan een Dichter, met het vindingrykst vernuft, van eene met volk opgepropte Stad maaken, indien hy niet schimpend en smaalend uitvaart over de Ondeugden daar heerschende; of, op een bevalliger toon, de schadeloozer dwaasheden, daarin zwang, bezingt? Doch, met dit alles, welk een verband is 'er tusschen het Landvertoon en het Geluk van den Mensch? Of hangt Geluk van den Stand af? Ik ben gereed om toe te stemmen, en ik was nimmer geschikter om het te doen, dan op het oogenblik, nu ik deeze bedenkingen op het papier breng, dat 'er veel ten voordeele van het Landleeven kan gezegd worden. Zonder my in de ruimte van Dichterlyke verbeelding te begeeven, mag men zeker toestaan, dat, in zo verre Deugd afhangt van de afweezigheid der besmetting van de Ondeugd (en wiens Deugd hangt hiervan niet in zekere maate af?) het Land de voorkeuze boven de Stad moet hebben. De Ondeugden, te eerstgemelde plaatze, zyn die ontstaan uit de aandrift der overvloeiende Natuure, niet besmet door vinding; die, te laatstgemelder plaatze, zyn de gevolgen van vinding, gescherpt door de veelvuldige kunstenaaryen van verdartelde weelde en verhitte lust. By voorbeeld, de ongeoorlofde minnehandel tusschen Herders en Herderinnen, maar al te dikwyls voorvallende in het Verblyf der Onschuld, is niet te min zuivere onschuld in vergelyking met de kunstenaaryen van vooraf beraamde verleiding, byzonder eigen aan het Stadleeven. De eerste is, in de meeste gevallen, het uitwerkzel van onkunde, en de gemeenzaame uitnoodiging der dagelyks voorkomende gelegenheid; terwyl de misslag gereed en gaarne geboet wordt door eene Egtverbintenis, welk bedryf alles in eene volstrekte vergetelheid dompelt; daar de laatste het beraamde en doordagte plan is van een bedorven hart, en uitloopt in de elende van het verleide voorwerp. - Zelfs een Dief op het Land verschilt zo veel van een Dief in de Stad gevormd, als de verzoeking, uit noodzaaklykheid ge- | |
[pagina 563]
| |
booren, meer te verschoonen is dan de hebbelykheid van steelen. Ten anderen, het Landleeven, daar het bevorderlyker is tot de Gezondheid, mag verondersteld worden gunstiger te zyn voor de Deugd. De Jongeling, wiens gezondheid nooit verzwakt geworden is door toegeeven in de Ondeugd, is doorgaans vlekloozer, en bezit een zuiverder ziel, dan hy, die verzwakt is door de losbandigheid der Hoofdstad. Het verband tusschen Lichaam en Ziel kan hier van de oplossing geeven. - Eene afweezigheid van de woelige vermaaken, en slegte kunstenaaryen om den tyd, in volkryke Steden, te dooden, moet desgelyks veel toebrengen om de zaak ten voordeele van het Landleeven te beslissen. Maar wat Deugd, eigenlyk zo genaamd, betreft, en niet in aanmerking genomen zynde de uitwendige voorwerpen, die, hoe aangenaam, altoos in de tweede plaats komen, is het onmogelyk te zeggen, dat de eene plaats daar aan meer kan toebrengen dan de andere. Dat geen, 't welk van onszelven afhangt, dat geen, 't welk, recht bepaald, bestaat in de vredevolle gemeenschap tusschen de Godheid en den Mensch, kan niet aangedaan worden door eenige omstandigheden van plaats of stand. De gesteltenis mag, in de daad, aangedaan, en de driften opgewekt, worden door de omringende voorwerpen; doch zy, die, om Geluk te verkrygen, van plaats veranderen, coelum non animum mutant. De zuiverste en waardigste Deugd is die, welke stand houdt in omstandigheden allerongunstigst voor derzelver aankweeking; en hy, die deugdzaam genoemd wordt in de afweezigheid der verzoekinge, mag ook heldhaftig heeten in de afweezigheid van gevaar. Ontkennende verdiensten is geen voorwerp van Lof of Nayver. Ondeugd wordt, in zekere gedaante en trap, allerwegen gevonden; doch men moet toestemmen, dat eene met volk opgepropte Hoofdstad het brandpunt is, waarin alle de anders verspreide straalen der Ondeugd zamenloopen. De Ondeugd moge zich, te eeniger plaatze, natuurlyk vertoonen; doch een Hoofdstad is een School van Zedeloosheden. Daar zyn de bekwaamheden der snooden vereenigd om een Stelzel van Ondeugd meer volkomen in zyne soort voort te brengen, dan men aantreft op plaatzen van die besmetting verwyderd. Voorwaar de Ondeugd op eene plaats ten Platten lande is eenigzins gelyk | |
[pagina 564]
| |
de Opvoeding, welke aldaar gegeeven wordt, genoeg tot algemeene einden, maar niet genoeg om 'er figuur mede te maaken. De afgerigtste Ligtmis op een Dorp vindt dat hy een loutere Weetniet is, als hy hoort wat een Ligtmis in Londen uitvoert. Hy moge nu en dan de regelen van Deugd en Menschlykheid overtreeden; maar de knaagingen van het geweeten, de kloppingen van zyn hart, zyn nog sterk genoeg om in zyne Ziel eerbied voor de Deugd en Betaamlykheid leevendig te houden. Hy moet deeze leeren versmaaden in de Herbergen en Bordeelen te Londen, en zal hy het daar niet doen eer hy geleerd hebbe de gelukkiger dagen van Onschuld te vergeeten. - Alle dingen, derhalven, wel overwoogen zynde, is het niet te bevreemden, dat de Dichters ruim en mild geweest zyn in het bezingen van den Lof des Landleevens, terwyl zy niet naalieten, in tegenoverstelling, de Ondeuden der Steden met de afzigtigste kleuren te maalen. Misschien zal iemand, uit deezen hoofde, veelligt overhellen tot het omhelzen van 't gevoelen eeniger hedendaagsche bespiegelende Zedekundigen, die alle groote Steden willen vernietigd hebben; want men heeft waargenomen, dat, hoe grooter het getal der Inwoonderen is, naar die zelfde evenredigheid de Ondeugd in trap en soort vermeerdert. Parys en Londen voert men aan als uitsteekende voorbeelden in dit stuk. By eene buitengewoone Beweeging, zien wy, dat duizenden oproermaakers van de veragtlykste soort te voorschyn komen uit hunne schuilhoeken; lieden zo bedorven, en in alles, wat snood mag heeten, zodanig uitgeleerd, dat al de rest des Koningryks dergelyken, in aantal of boosheid, niet kan opleveren; terwyl zy, deeze Beweeging bedaard zynde, weder na hunne Schuilhoeken keeren, en vergeeten worden, tot dat eene nieuwe soortgelyke Woeling hun te voorschyn roept. Maar het valt veel gemaklyker te wenschen om eene Hervorming in dit opzigt, dan dezelve te wege te brengen. Volkryke Steden, mogen wy, daarentegen, aanmerken, hebben ook haare voordeelen. Alle gemakken en geryflykheden des Leevens kunnen elders niet zo goedkoop, en met zo weinig moeite, verkreegen worden; hoopt 'er zich de Ondeugd opeen, vlytbetoon, bekwaamheden, en kragt van ziel, wordt 'er desgelyks ontwikkeld. Alle groote staatkundige Gebeurtenissen van den heilzaamsten aart ontstaan in de Hoofdsteden; daar is het dat wy het oog moeten vestigen op die zamenvoeging van be- | |
[pagina 565]
| |
kwaamheden, die mededeeling van begrippen, waaruit daaden van groot Nationaal Belang en Eer gebooren worden. Loopt de Deugd van elk hoofd voor hoofd daar meer gevaars dan op het Land, dit strekt alleen ten bewyze, dat deeze Deugd voorheen alleen van eenen ontkennenden aart was, en de proeve der Verzoeking niet kon verdraagen. Maar, om dit geschil, 't welk gevoerd is door Mannen van geene geringe bekwaamheid, en daar door te meer aanbelangs heeft verkreegen, te beslissen, moeten wy mogelyk een middelweg inslaan. Voor zekere Gestellen is de afweezigheid der Verzoekinge noodig: alle Menschen zyn zo min Helden in de Deugd als in de Wapenen. Gelukkig, in een van beide de gevallen, kryg te voeren, is het lot van zeer weinigen; en wy moeten onzen goedkeurenden lof niet onthouden aan hem, die schranderheids genoeg bezit om zyne eigene onbekwaamheid te kennen, en te groote liefde tot de Deugd heeft, om dezelve in de waagschaal te stellen. Aan den anderen kant, voor Zielen van meer sterkte en grooter rustigheid, zyn alle plaatzen bykans gelyk; deeze zullen aan de Hoofdstad de voorkeuze geeven, dewyl die een grooter voorraad van verstandlyk vermaak verschaft, en zy daar gelegenheid aantressen om den kring des Maatschappylyken Geluks wyder uit te breiden, door deel te neemen in de verfynde Vermaaken, geleerd Onderhoud, en beschaafdheid van Zeden. Langer dan gy verwagtte, of hoopte, heb ik uitgeweid over dit Onderwerp. Ik kan, ter verschooninge, niets anders zeggen, dan dat, toen gy my verzogt om u te schryven, gy de wyze en stoffe geheel en al aan my hebt overgelaaten, en dat het niet gemaklyk valle bedenkingen als de voorgaande te wederhouden in een gedeelte des Lands, genoegzaam van de Hoofdstad verwyderd om eene schets van onvermengd Landleeven op te leveren. Zodanig was de Oord, waarin ik het onderwerp voor myn laatsten Brief vondt, en my een gedeelte van den tegenwoordigen verschafte. - Ik keer thans tot het Bosch te rugge. De gastvryheid van onzen Gastheer, te Gunn's Mills, wilde niet gedoogen, dat wy 's morgens, naa den dag onzer aankomst, vertrokken, gelyk wy voorgenomen hadden. Wy bestemden het vroegste gedeelte van den volgenden dag tot het bezigtigen der Dorpen in de nabuurschap, Abenhall, Michael Dean, enz. - Van Abenhall | |
[pagina 566]
| |
heb ik weinig, of liever niets, te zeggen. - Michael Dean, of Dean Magna, was voorheen eene Plaats van aanbelang in dit Bosch; doch zou thans zo goed als eenige andere het Tooneel kunnen opleveren voor goldsmith's Deserted Village, Verlaaten Dorp. - Dean Magna bestaat uit ééne lange straat; veele der Huizen heeft men in ruïnen laaten vallen, zonder iets te doen om dezelve te herstellen, of op te bouwen. Men kan gereedlyk naagaan, dat de gemakken voor de Reizigers 'er niet veelvuldig zyn. Voor ons was dit een stuk van geen belangs, uitgenomen in ééne behoefte, welke wy niet vervuld konden krygen. Wy hadden de hulp noodig van dat noodzaaklyk Meubel, een Barbier. De uithangborden naagaande, vonden wy 'er twee; doch, by nader onderzoek, ontdekten wy, dat de een uit dit werk gescheiden en een Tollenaar geworden was; de andere knaap was drie mylen van de Plaats, om daar een groot Heer te gaan scheeren, en zou niet voor naa den middag wederkomen. - De andere Winkels overtuigden ons van het verval alhier; een derzelven, naar het voorkomen de best voorziene, want dezelve zag 'er wel opgeschikt uit, behelsde goederen van meer dan zestien onderscheidene Koopwaaren; die elders in zo veele Winkels afzonderlyk zouden te bekomen geweest zyn. Nogthans is deeze plaats van eene hooge oudheid, en kon ten eenigen tyde roemen op veel handels, en deedt van zich als van aangelegenheid spreeken: Fuit Ilium! In den avond keerden wy na Gloucester te rugge. Den voigenden dag gingen wy het voornaamste Handwerk te Gloucester bezigtigen, de Speldenmaakery, die, schoon niet bepaald eigen aan Gloucester, nogthans aldaar, op een zeer uitgebreiden voet plaats hebbende, aan de Vreemdelingen, als een hoofdvoorwerp, hunner aandagt waardig, vertoond wordt. Hoe beuzelagtig dit Artykel moge weezen, ben ik volkomen van Mevr. barbauld's gevoelen, ‘dat 'er, voor een opgeschranderden geest, meer genoegen steekt in een Spelde te zien maaken, dan in meenig een tydverdryf naar de Mode, met waar op te letten, veele jonge lieden zich half bederven.’ In deeze Speldenmaakery ziet men de groote nutheid van verdeeling in den arbeid. Dr. adam smith merkt te regt op, dat een Werkman, niet by deeze bezigheid opgebragt, (welke de verdeeling des arbeids tot een onderscheiden handel gemaakt heest,) noch bedreeven | |
[pagina 567]
| |
om de Werktuigen daartoe noodig te handteeren, (tot de uitvinding van welke die zelfde verdeeling des werks waarschynlyk aanleiding gegeeven heeft,) naauwlyks, met allen vlytbetoon, ééne Spelde zou kunnen maaken, en 'er zeker geen twintig in gereedheid brengen. Doch tien Man, bezig in de Speldenmaakery door ons bezigtigd, konden bykans vyftig duizend Spelden op éénen dag vervaardigen. - De verscheide werkzaamheden in het Speldenmaaken, het zuiveren van den draad, het recht trekken, het afknippen, het scherpen, het aanzetten van den kop, enz. klimmen op tot achttien; de laatste is het steeken der Spelden op een papier, 't geen vervolgens eene andere Vrouw stempelt met het merk des Maakers. Alle de werkzaamheden hebben een gemaklyk voorkomen. 'Er kan geen spreekender voorbeeld bygebragt worden van de nutheid der verdeeling des arbeids, dan in het maaken van dit weinig beduidend benoodigd ding, 't welk, indien het niet op deeze wyze gemaakt wierd, niet ten gemeenen gebruike zou kunnen vervaardigd worden. In andere Handwerken ontdekken wy desgelyks, dat de verdeeling des werks, met een allergelukkigsten uitslag, wordt aangewend. Naast aan de Speldenmaakery komt het Lettergieten. Hier in zyn desgelyks de werkzaamheden veelvuldig, en ze worden verrigt door persoonen van allerlei jaaren; elk heeft zyn bepaald werk, en schynt het alleen te dienen om den ander by te staan; en het is op deeze wyze, dat een groot getal Letters vervaardigd kan worden, met eene vaardigheid, welke ongelooslyk moet voorkomen aan een ieder, die niet in overweeging neemt, de wyze, om ieder een bepaald werk toe te voegen, 't geen hy, door lange oefening, met al de naauwkeurigheid en schielykheid van een werktuig uitvoert. Reizigers verzekeren ons, en wy zullen hier meer van weeten als Lord marcartney wederkeert, dat de verdeeling des arbeids, in het maaken van Chineesch Porcelein, alle voorbeelden, welke men daar van in Europesche Handwerken kan bybrengen, overtreft. Een stuk Porcelein moet, vóór dat het voltooid is, door de handen van zeventig persoonen gaan. Zelfs is het schilderen verdeeld onder eene menigte van handen, en kan ten voorbeelde dienen van hunne verdeeling des arbeids in 't algemeen. Het werk van den eenen Man bestaat alleen | |
[pagina 568]
| |
in den eersten gekleurden cirkel, die den rand eens stuks verciert, te trekken; een ander tekent de bloemen, en een derde schildert ze; een ander tekent rivieren, bergen; een ander vogels, en andere Dieren, enz. De Speldenmaakery te Gloucester geeft brood aan veele duizenden der Armen; veele der verrigtingen kunnen volvoerd worden door kreupele en gebrekkelyke persoonen, die anderzins ten laste der Armbezorgeren zouden moeten komen. Wanneer de Lakenweevery, in den Jaare MDCCXLIV, hier ophieldt, en verplaatst werd na Stroud, enz. begon een Gloucester's Burger de Speldenmaakery, of liever breidde dezelve uit. In 't Jaar MDCCXII, werdt deeze handel gezegd, 80 Pond. St. ter week opgebragt te hebben; doch, in 't straks gemelde jaar, bedroeg het arbeidsloon alleen dezelfde som, behalven de benoodigde stoffe, en bedroeg de inkomst omtrent 300 Pond. St. ter week. Tegenwoordig ontvangt de Speldenmaakery byna 20,000 Pond. St. in 't jaar uit Londen, en dryft daarenboven, het land door, eenen uitgestrekten handel. Wanneer iemand de goedkoopheid van dit Artykel nagaat, en overweegt, dat 'er verscheide Speldenmaakeryen in Londen, Southwark, en andere deelen des Ryks, zyn, behalven te Gloucester, moeten wy ons verwonderen waar de Koopers gevonden worden, om zo veele millioenen van Spelden te vertieren, als ééne Speldenmaakery in één jaar ter markt kan te brengen. De Voortbrengzels van Gloucestershire bestaan hoofdzaaklyk in Koorn, Kaas, Cider, Spek en Salm. Men kan het, myns bedunkens, geen Graanryk Landschap noemen; dewyl het niet genoeg ter eigene benoodigdheid opbrengt, maar het van elders toevoer moet ontvangen. - Van Kaas heeft het de stapel. De beste wordt Berkely Kaas geheeten, naar eene Valei, waar in men dezelve maakt; deeze schat men hoog als men dezelve egt kan krygen. De som, die de Berkely Kaas 's jaarlyks opbrengt, wordt tusschen de 36,000 en 40,000 Pond. St. geschat. Dit kan ons eenig denkbeeld geeven van het groot vertier in Kaas door het geheele Ryk; daar één streek, waar men dezelve maakt, alleen zulk eene hoeveelheid uitlevert. Zeer weinig van de beste deezer Berkelysche Kaas komt in de Hoofdstad, dan alleen by wyze van geschenk. Wat daar veelal verkogt wordt voor enkele of dubbele Berkely Kaas, is niet zelden gemeene Kaas, elders gemaakt dan in het Landschap welks naam dezelve draagt. | |
[pagina 569]
| |
Cider is een ander Artykel, hier in grooten overvloed gemaakt, bovenal in dat gedeelte des Landschaps, 't welk aan Herefordshire grenst. De Styre Cider, gemaakt in het Bosch van Dean, geperst uit een Appel Styre genaamd, is de beroemdste, en wordt voor den vierdubbelen prys van de gemeene soorten verkogt. Ik weet niet van waar de Cider komt, die doorgaans in Londen verkogt wordt; doch ik kan geene gelykheid vinden tusschen den Cider, dien men in Gloucester of Herefordshire drinkt. Gy hebt veel gehoord van de bekwaamheid der Boeren in dit Landschap, als een Vat Cider het voorwerp is van hunnen aanval; en men heeft 'er u niet te veel van verteld. Het valt egter bezwaarlyk te gelooven, wat men daarvan al verhaalt. Het volgende moogt gy voor proefhoudende gevallen houden. Een GallonGa naar voetnoot(*) op eenmaal voor één Man is niets ongewoons; maar zes Man, die het 'er met ernst op gezet hebben, drinken een Vat op één avond ledig. Hier staat aan te merken, dat 'er eenig verschil is in de hoedanigheid van deezen drank tusschen dien de Heeren en de Knegts drinken; die der laatstgemelden is nieuw en slegt, doch wordt deswegen met niet minder gretigheids binnen geslaagen. Ik heb niet kunnen ontdekken, dat dit ruim en overdaadig inzwelgen van Appeldrank eenige andere uitwerkzels voortbrengt dan de gewoone van dronkenschap. De Bewoonders van de Severn zeggen, dat het hun geen kwaad doet; dewyl zy het schielyk verwerken! Spek wordt in groote menigte hier bereid, en deels na Londen, deels na Bristol, gezonden. De Varkenmarkt te Gloucester wordt voor de beste in het geheele Koningryk gehouden. Salm, het voornaamste Voortbrengzel van de Rivier de Severn, wordt in overvloed na Londen verzonden. Die Hoofdstad ziet 'er zich, op 't einde van het jaar, bykans geheel van voorzien. De andere Visch, byzonder eigen aan de Severn, is eene soort van Haring, Elft en Aal. Een vlugtige oogslag op dit Landschap is genoegzaam om ons te overtuigen van deszelfs vrugtbaarheid, zonder dat wy ons behoeven te behelpen met de vergrootende verhaalen van oude Landbeschryveren, die zich niet zelden met ingebeelde Landsrykdommen vermaakten. William van malmesbury spreekt van Gloucestershire als honderdvoudige vrugten voortbrengende. Wy leezen, in | |
[pagina 570]
| |
eene Gelykenis in het Euangelie, van een grond die zo veel opbragt; doch ik hel over om te denken, dat dit het geval niet ware van eenig gedeelte van Groot-Brittanje, toen deeze Schryver schreef. Hy gewaagt ook van de rykdraagende Wynstokken in deezen oord. ‘De Wyn hadt,’ dus luiden zyne woorden, ‘geene onaangenaame scherpheid op den tong; dewyl dezelve slegts een weinig minder zoet was dan de Fransche Wyn.’ Waar de Wynstokken groeiden, die deezen smaaklyken Wyn uitleverden, kunnen wy thans niet ontdekken. Maar, in veele Herbergen te Londen, treft men Champagne en Bourgondie Wyn aan, die de herkomst verschuldigd zyn aan de Boomgaarden van Gloucesters- en Herefordshire. - Vry laate Schryvers beweeren, dat men hier, ten eenigen tyde, Wynstokken vondt; doch ik heb 'er niets gezien, om my te overtuigen, dat het geen 'er eenmaal bestondt nog bestaat; en ik geloof, dat geen gedeelte des Ryks, naa herhaalde proefneemingen, gunstig bevonden is tot het aankweeken van den Wynstok, zodanig dat men 'er Wyn van konne maaken. Ik blyf, enz.
(De laatste Brief ter naastkomende gelegenheid.) |