der belette ademhaaling. Uit de ongemeene beklemdheid der borst, oordeelde de Schryver, dat zig in beide de borstholten etter moest bevinden, en wel in een nog beslooten zak, uit hoofde van de gemakkelykheid waar mede de Lyder op beide zyden konde liggen, van den droogen hoest, en der voorafgaande borstziekte zonder pyn. Voorts was 'er geen ander kenteken, dan dat de Lyder verhaalde, dat hy, geduurende den tyd van deeze Ziekte, altyd eene zonderlinge gewaarwordinge in de linkerborst gevoelde, voornamelyk als dan, wanneer hy, te bedde liggende, zig van de eene na de andere zyde omkeerde.
Een der gewoone Geneesheeren geloofde, dat 'er eene slagaderspat (Aneurisma) plaats vond, en hiervan wilde hy alle de toevallen afleiden. Hy bleef ook in dit gevoelen volharden, toen zelfs, wanneer de ziekte reeds aanmerkelyk verslimmerd was; voorgeevende, dat 'er nu nog eene verettering der Long zoude by gekomen zyn. Na verloop van agt dagen, ontdekte de Lyder op die zelfde plaats, alwaar hy te vooren die zonderlinge gewaarwording had gehad, eene zekere beweeging, die men, nadat de Lyder behoorlyk geplaatst was, met de vinger ontdekte, tusschen de tweede en derde valsche ribbe, op den afstand van omtrend twee handen breedte van den ruggraat, plaats te hebben, en die volkomen met de ademhaaling overeenkomstig was; zo dat het scheen, als of dit gedeelte der borst, by de inademing, door zekere vloeistoffe wierd uitgezet, welke by de uitademing weder opgetrokken wierd.
De Schryver oordeelde, dat dit volstrekt geene slagaderspat, maar een etterzak, en wel zodanige, die met het borstvlies (Pleura) vereenigd was, zyn moest. Op den 26 February wierd, in 't byzyn van verscheide Geneesheeren, de Operatie verrigt, nadat vooraf de opperhuid door een bytend middel was doorvreeten, dewyl de Lyder een afschuw van het mes had; maar door de wond ontlastten zig niet anders dan eenige weinige droppelen bloed, en, in stede van etter, lugt: men stak toen een plukzel ter lengte van een duim, en die tot in de borstholte doordrong, in de gemaakte opening.
By het eerste verband, 't welk 32 uuren daar na gedaan wierd, bevond men, dat dat gedeelte van het plukzel, 't geen tot in de borstholte gestrekt had, met etter, en het overige met bloed, doortrokken was, zonder dat men op dien tyd, of naderhand, eenige uitdringende lugt