ten. Van dit Dichtstuk geeft Sir jones eene Overzetting; alleen zulke weelderige uitspattingen overslaande, als niet wel strooken met den Europischen smaak; doch 'er geen enkel beeld of gedagten invlegtende.
De Gítagóvinda vangt aan met deeze schilderagtige verbeelding: ‘Het Uitspanzel is met wolken verdonkerd; de Landen zyn zwart van Tamala-boomen; dat de Jongeling, die in het bosch zwerft, vreeze voor de donkerheid des Nagts - gaa heen, myne Dogter! breng den omdoolenden t'huis in myne boersche wooning!’ - Radha zoekt hem langen tyd vergeesch: wanneer eene Jongedogter haar vrolyk aanspreekt, en eene fraaije beschryving geeft van de schoonheid van het Jaargetyde, en deeze besluit met eene allerwellustigste afbeelding van heri, haaren Minnaar (heri is een naam aan crishna gegeeven,) zich vermaakende in een kring van Jongedogteren. - Dit denkbeeld wekt den minnenyd van radha, die de tederste klagten uitboezemt, en haare Vriendin bezweert, om Hem by haar terug te brengen. - Heri, intusschen, zich radha herinnerd hebbende, verzaakt de andere Jongedogters, en stort, in treurige eenzaamheid, zyne jammerklagten uit over Haar afweezen. - De vertrouwde Jongedogter, hem in dien troostloozen toestand aantreffende, geeft eene alleraandoenlykste beschryving van de verlegenheid zyner Beminde. Hy zendt haar te rugge met een vriendlyke boodschap, welke de Jongedogter overbrengt, en haar aanspoort om heri te bestemder plaatze te ontmoeten. - Radha, door zwakheid buiten staat om hem te gemoet te treeden, keert de Jongedogter, de Vertrouwelinge, tot heri weder, en maalt den verlegen toestand zyner Beminde af; die, by het zagt Maanlicht, op haaren Minnaar peinst, en, aangegreepen door eene vlaag van Minnenyd, viert zy zich bot in het uitboezemen haarer getroffene verbeelding, dat heri de liefkoozingen ontvangt van eene mededingende Schoonheid. - Met het aanbreeken van den Dageraad, ziet zy haaren Minnaar aan haare
voeten, en bestraft hem over zyn uitblyven, en verouderstelde ongetrouwheid. Hy vertrekt, en de Vertrouwelinge bepleit zyne zaak. Weldraa keert hy weder, en verzoekt, op den aandoenlyksten toon, haare vergiffenis. - Radha laat zich bevredigen: en, by het weder vallen van den avond, wekt de Jongedogter radha op, om zich te vercieren, en te haasten na den Hof van heri. - Zy trippelt door