Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijAanmerkingen over het behandelen der dienstboden.Non recordaberis quis sis, & quibus imperes? nonne cognatis? nonne naturâ fratribus? nonne a Jove oriundis? (Uit het Engelsch.)
Geene klagten bykans algemeener, dan die gestort worden over het slegt Gedrag en de verregaande Verdorvenheid der Dienstboden. Hunne agtloosheid, luiheid en losbandigheid, worden by veelen onder de grootste kwellingen des leevens gerekend. Dit gaat zo verre, dat wy te meermaalen Heeren hebben hooren betuigen, dat | |
[pagina 389]
| |
zy liever zichzelven bezorgden, dan geplaagd wierden met domheid en onbeschoftheid van Dienstboden. Naardemaal de Menschlyke Natuur dezelfde is in alle Leevensrangen, moet 'er eene verborgene oorzaak weezen van dit wydstrekkend kwaad; schuilende in den Staat van Dienstbaarheid zelve, of in de uitoefening van dat Gezag, 't welk de hoogere rang van Heer geeft boven den Dienstknegt. Veelvuldige waarneemingen doen my overhellen, om het over 't algemeen in de laatstgemelde byzonderheid te zoeken. Het is een Spreekwoord geworden: Een goed Meester maakt een goed Knegt. Geen gestel bykans is zo hardnekkig en onhandelbaar, 't welk niet vermurwd en verzagt wordt door zagtheid en menschlievende behandeling; en, aan den anderen kant, is 'er bykans geen zo zagt en onderwerpelyk, of het wordt stug en weerbarstig door kwaade behandeling en onderdrukking. Van deeze waarheid zie ik dagelyks voorbeelden; en myne twee Vrienden, pusillus en pompilius, zullen my thans een sterkspreekend bewys opleveren. Pusillus heeft in zyn dienst genomen den Zoon van een eerlyken en vlytigen Boer, een wakkere Knaap van vyftien jaaren - en dus van dien ouderdom, waarin slegtheid begint uit te botten, en, indien dezelve gekoesterd wordt door ledigheid, of niet bedwongen door geschikte tugt, welhaast tot een verbaazende hoogte opgroeit. Zyn Meester hieldt hem gestadig in Bezigheid, en behandelde hem met een gepast mengzel van Strakheid en Toegeevenheid: en dewyl de Jongen goede beginzels hadt, hem door zyne Ouders ingeboezemd, werd pieter, binnen korten tyd, een allerbest Knegt. Pompilius, aangemoedigd door dit voorbeeld van zyn Buurman, nam een anderen Zoon uit het zelfde braave Huisgezin: deeze was één jaar jonger dan zyn Broeder; doch even wakker, goed geaart, en geschikt. Thomas was niet weinig in zyn schik met deeze bevordering: en, dewyl zyn Heer een weidscher leevenswyze hieldt, een schitterender Livery gaf, dan pusillus, en het beneden zich rekende naauwkeurig agt te slaan op zyne Dienstboden, kreeg thomas, in den beginne, meer tyds waarin hy zyn eigen meester was. Hy verhief zich deswegen een weinig boven zyn Broeder pieter. 't geen niet kon naalaaten by deezen het beginzel van Nyd eenigzins op te wekken. | |
[pagina 390]
| |
Het leedt niet lang, of de dingen begonnen een ander gelaad aan te neemen, en thomas bevondt, dat hy niet zo geheel gelukkig was, als hy, in den beginne, gedagt hadt. Zyn Heer behandelde hem met meer trots- en gestrengheid; niet alleen gaf hy hem allerlei scheldnaamen, maar sloeg hem met de zweep over ongewillige misdryven; liet hem een uur met de paarden op straat staan wagten, riep hem van tafel als hy zat te eeten, zondt hem om boodschappen op onvoeglyke uuren, laat in den avond, door regen en sneeuw; en met dit alles bekeef hy zyn doen, zonder reden en zonder maat. Terwyl pusillus (gelyk elk verstandig Heer behoort te doen) dikwyls liever eene kleine ongelegenheid verdroeg, dan dat hy zyn Knegt, buiten volstrekte noodzaaklykheid, aan eenige ongemakken van dien aart blootstelde. - ‘Doch,’ (riep pompilius uit by pusillus, die hem zomtyds over dit doen berispte,) ‘waar voor betaalen wy onze Knegts?’ - ‘Och, thomas’ voegde hy 'er by, ‘is een onbeschofte domme Rekel, hy zal nooit een Knegt worden!’ En als hy dit hem ten laste lei, hadt thomas onvolkomen uitgevoerd 't geen zyn Meester de moeite niet genomen hadt hem onderscheiden te beveelen. In 't kort, de Heer en de Knegt scheenen in een staat van geduurige vyandschap te leeven: de Heer wagtte op gelegenheden om zyn misnoegen tegen zyn Knegt bot te vieren, die, op zyne beurt, uit geen ander beginzel dan dat van vrees handelende, meer bezorgd was om 's Meesters verwyten te ontgaan, dan om zyne bevelen uit te voeren, en diens genegenheid te winnen. Pompilius in de daad sprakGa naar voetnoot(*) nooit tegen hem, dan om hem te beknorren. En, dewyl Dienstboden dezelfde aandoeningen hebben, en even juist als hunne Heeren redenkavelen over zaaken die zy begrypen, kan men niet naalaaten vast te stellen, dat zulk eene behandeling hunne wraakzugt gaande maakt. Thomas nam diensvolgens | |
[pagina 391]
| |
alle gelegenheden waar, om zyn Heer die mishandelingen betaald te zetten: en, dewyl lotgenooten in lyden natuurlyk met elkander overeenstemmen, liet thomas geenzins na, als hy zulk een Makker aantrof, 't welk niet zelden gebeurde, met deezen in een Bierhuis te gaan, waar zy den boezem voor elkander uitschudden: dit gedrag verschafte zyn Heer meer regtmaatigen grond om hem door te stryken, en zou thomas welhaast, in gevolge van al dit bedryf, een hebbelyk dronkaart geworden weezen; doch, eene verregaande mishandeling van zyn Heer ontvangen hebbende, waarschuwde hy deezen, dat hy uit zyn dienst wilde vertrekken; die hem daarop onmiddelyk weg zondt, met weigering van een Getuigenis te zullen geeven. Gelukkig nam een Heer, daar omstreeks woonagtig, die met pompilius overhoop lag, thomas zonder Getuigenis aan, en vondt hem, door eene goede behandeling, een braaf Knegt. De Knegt van pusillus nam dagelyks in bekwaamheid toe. Zyn Meester gaf hem met bedaardheid bevelen, onderwees hem in zyn pligt, en overtuigde pieter, by alle gelegenheden, dat hy diens belang zo wel ter harte nam, als zyn eigen. Pieter, van den anderen kant, deedt, uit eerzugt om zyn Heer te behaagen, veele dingen uit zichzelven, en zonder 's Meesters bevelen af te wagten; en daar de zaaken van zyn Heer te bezorgen hem geheel inneemt, vindt pusillus het dikwyls zyn belang, met zyn Knegt te overleggen, die, omtrent zaaken welke onder zyn begrip vallen, zomtyds beter oordeelt dan zyn Heer. Met één woord, pompilius gaat te werk naar den grondregel der Dwingelanden, Oderint dum metuant. ‘Laaten zy my haaten, als zy my slegts vreezen!’ De grondregel van pusillus is recht het tegenovergestelde, Colant me potius quam timeant. ‘Dat zy my veeleer eerbieden, dan vreezen!’ en zy worden overeenkomstig daar mede behandeld. Ik vermeet het my niet te handelen over de wyze, op welke de Dames met haare Dienstmeisjes te werk gaan: het gebeurt niet zelden, dat, onder haare zagte regeering, de Dienstmeisjes in zeker voege haare Vriendinnen en Vertrouwelingen zyn; en Knegts worden zomtyds met eene meer dan broederlyke genegenheid bejegend. | |
[pagina 392]
| |
Ook zal ik hier niet uitweiden over de Dienstboden in de hoogste Leevensstanden; dewyl ik vrees dat zy meer nadeels lyden uit hoofde van de verwaarloozing, of uit kragt van de voorbeelden, hunner Heeren, dan van derzelver Gestrengheid. Zy bootzen de Ondeugden hunner Meesteren naa, of worden verleid door de Weelde en Buitenspoorigheid, welke maar al te gemeen in zulke Huisgezinnen heerschen, om wellustig en losbandig te worden, terwyl zy, om aan die hebbelyk gewordene ondeugden te voldoen, als zy uit den dienst en in eenig bedryf gekomen zyn, eerloozen en overgegeeven snoodaarts wordenGa naar voetnoot(*). En wanneer zy, nog in dienst zynde, een goed deel van den nagt moeten opblyven om hunne Heeren op te wagten als deezen aan de Speeltafel zitten, of hunne Mevrouwen als zy tot den vroegen morgen op haare Assemblés, van verschillenden aart, toeven, is het hun niet zeer kwalyk af te neemen, wanneer zy, om het verlies van nagtrust te vergoeden, eenig vermaak zoeken, niet schuldeloozer dan dat hunner Heeren en Mevrouwen. Indien 'er, derhalven, geene Hervorming komt in de Leevenswyze by lieden van hoogen Rang, zullen alle poogingen der weldaadige en liefderyke Instellingen ter beschaaving van de Jeugd, en tot opwekking van Vlytbetoon, vergeefschen arbeid doen; de Zeden van dit slag van Volk worden onfeilbaar bedorven in den eersten dienst, welken zy krygen onder lieden van de groote Wereld. Ik zal deeze Proeve besluiten met de Vertaaling van een gedeelte van seneca's Brief over dit onderwerp; een Brief, die niet alleen zo veel Christlyks ademt, maar ons teffens eene maar al te leevendige schets geeft van de verregaande Weelde en Trotsheid onder de Romeinen van zynen tyd: tot welken Staat wy, egter, met maar al te rasse schreden, schynen te naderen, deels uit eene soortgelyke oorzaak - den invoer des Rykdoms, der Weelde en Verwyfdheid, der Asiatische Volken, die misschien de ongevergde beledigingen, welke zy van de Europeaanen ontvangen hebben, | |
[pagina 393]
| |
zullen wreeken, door langzaamerhand de Zeden hunner Overwinnaaren te bederven, en hun, op hunne beurt, een prooi te doen worden van een deugdzaamer en krygshaftiger Volk. | |
Seneca aan Lucilius.‘Het was my zeer aangenaam te verneemen, uit eenigen uwer Nabuuren op het Land, dat gy zo vriendlyk en gemeenzaam leeft met uwe Slaaven. Het is, in de daad, niets meer dan ik mogt verwagten van uw gezond en veelverlicht verstand. Maar zyn zy waarlyk onze Slaaven? - Neen, zy zyn Menschen, zy zyn onze Medegenooten, zy zyn onze nederige Vrienden. Zyn zy onze Slaaven? Neen, zy zyn alleen onze Mededienstknegten, indien gy in agt neemt dat wy allen onder de heerschappy staan van de Fortuin. Ik kan, derhalven, my van lachen niet wederhouden over de zodanigen, die zich besmet zouden rekenen, indien zy genoodzaakt waren met hunne Mededienstknegten te eeten. Doch waarom? Alleen om dat eene alleronvoegelykste gewoonte het voor een Heer noodig gemaakt heeft, om, als hy aan tafel zit, opgepast te worden door een hoop Slaaven, rondsom hem staande. Hy eet meer dan zyn maag kan verstuuwen, en terwyl hy, dus greetig de spyze inslingerende, zyn dikken buik uitzet, durven zyne Slaaven de lippen niet beweegen, of een enkel woord spreeken. Het minste gefluister wordt met een slag betaald gezet. De toevalligste en buiten eigen wil voorkomende omstandigheden ontgaan de straffe niet. Te hoesten, te niezen, te hikken, of de stilte des gezelschaps te stooren, door eenig geraas, is een groote misdaad. In deezervoege blyven de Slaaven den geheelen avond vasten en stom. Vanhier komt het dat de Slaaven, die niet mogen spreeken in het byweezen hunner Meesteren, die schade vergoeden door ruim genoeg agter hun rug te praaten; terwyl zodanige Slaaven, dien het vergund wordt niet alleen in de tegenwoordigheid hunner Heeren te spreeken, maar zediglyk met hun te kouten, niet zelden gereed gevonden zyn om hun eigen leeven voor dat hunner Heeren op te offeren, om een gevaar, 't welk het leeven hunner Heeren dreigde, af te | |
[pagina 394]
| |
weeren. Zy spraken by hunne Gastmaalen; doch waren geheel stil by het ondergaan van pyniging. Uit dien zelfden ongerymden hoogmoed ontstaat het Spreekwoord: Een Mensch heeft zo veele Vyanden als hy Slaaven heeft. Helaas, zy zyn onze Vyanden niet; maar wy maaken ze zo. Ik verzwyg veele andere wreede en onmenschlyke bedryven ten deezen aanziene: Als dat men de Slaaven niet behandelt of zy Menschen, maar mishandelt als of zy Beesten, waren; dat, wanneer men aan tafel zit, de een gebruikt wordt om het uitspuwzel weg te neemen, een anderen om de brokken op te raapen, die de dronken gasten laaten vallen; terwyl een derde staat om het kostlyk gevogelte te snyden, en dit met een behendige kunstgreep doet; zwaaijende zyn bedreeven hand rondsom den borst en den romp, en dit net gesneedene in den schotel uitspreidt. Ellendige Sterveling! die tot geen ander oogmerk leeft, dan om de Spyzen voor te snyden! schoon hy misschien veragtlyker en ellendiger is, die, ter voldoening van zyn smaak, deezen armen knaap eene zo beuzelagtige kunst geleerd heeft: om welke te leeren de Noodzaaklykheid hem alleen gedrongen heeftGa naar voetnoot(*). De Hoofdsom myner Voorschriften, ten aanziene van dit onderwerp, komt hier op neder. - Dat gy op zulk eene wyze leeft met uwe Minderen, als gy zoudt wenschen dat uwe Meerderen met u deeden. - Waardeert de Menschen niet naar hunne bezigheden; maar schat hun naar hunne Zeden; deeze hangen van den Mensch zelve af; 't geval schikt hem het andere toe. Hy moge, wat zyn Persoon betreft, Slaaf weezen; maar mogelyk is zyne Ziel vry. Zal het hem tot misdaad toegerekend worden, dat hy een Slaaf is? Zeg my, wie is geen Slaaf? Deeze Mensch is een Slaaf zyner wellustige Neigingen; een ander van zyne Gierigheid; een ander van zyn Eerzugt; en allen zyn wy Slaaven van VreesGa naar voetnoot(†). Hier is een Man van Burgemeesterlyke Waardigheid, die zich ten Slaaf maakt van een ryk oud | |
[pagina 395]
| |
Wyf. Daar is een Rykaart verslaafd aan eene kleine kistige Dienstmaagd. Ziet onze jonge Heeren van het meeste aanzien, de Slaaven van Tooneelspeelsters en Zangeressen. Wat nu kan schandlyker zyn dan deeze vrywillige Slaaverny? Dat, derhalven, deeze kieskeurige Knaapen u niet afschrikken van u gemeenzaam zelfs omtrent uwe Slaaven te gedraagen, of ten minsten van hun zonder een noodloozen trots te behandelen. Dat zy veeleer u beminnen en eerbieden dan vreezen. Hoe, zegt gy, wilt gy dan dat wy onzen Slaaven de vryheid geeven, en de Heeren uit hun hooger stand nederdaalen? Wie zo spreekt, zou het voegen te vrede te weezen met het geen den Goden genoeg is, die alleen geëerbied en bemind worden. Maar Liefde is onbestaanbaar met Vrees. - Veel wyzer, derhalven, handelt gy, myns bedunkens, daar gy door uwe Slaaven niet wilt gevreesd worden; daar gy hun alleen met woorden kastydt, en het voor de Dieren overlaat dat zy met hardheid en slagen geregeerd worden.’ Ik voeg hier nog by, dat cicero, plinius, en alle wyzen en braaven onder de Romeinen, over hunne Slaaven met dezelfde tederheid en menschlievenheid spreeken. - Indien dan de Slaaven volstrekt noodzaaklyk zyn in onze Zuikerplantadien, dat wy dan ten minsten hun behandelen met zo veel menschlykheids als zy deeden die het Euangelie niet kenden. - Verre van met den Gouverneur trelawny, nu veertig jaaren geleeden, boertende te zeggen: ‘Wat betekent het lyden en de dood van een handvol Buitenlandsche Menschen, indien wy beter Waar ter Markt kunnen brengen!’ |
|