Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVyfde brief.Gloucester, Aug. 1792.
myn heer!
Op den weg na Gloucester, omtrent twee mylen van Oxford, heeft men, van een hoog opgaanden grond, het schoonste gezigt op die Stad, welke zich, omringd | |
[pagina 337]
| |
door een zeer wyduitgestrekt Landschap, in al derzelver luister vertoont; ter slinker zyde, in deezen stand gezien, doet zich een groote uitgestrektheid welbebouwd land op. Van hier tot Whitney, is het land vlak, en ryst bykans onmerkbaar op. By Ensham staat een groot onbewoond Gebouw, 't geen alzins het voorkomen heeft van het overblyvend gedenkteken eener mislukte onderneeming. Ik giste dat het tot eenig Fabriek bestemd geweest was; doch de Postillion onderrigtte my, dat het een Herberg geweest ware; en nu niet aangehouden wierd, uit hoofde van een geschil over den eigendom. - Ensham, voorheen een koninglyk, is thans een arm, Dorp. 'Er zyn nog eenige overblyfzels van eene Abtyd. Onder alle de Huizen zyn 'er slegts drie of vier, die draaglyk mogen heeten. De Kerk is een eenvoudig oud Gebouw. Witney, of Whitney, zeven mylen van Oxford, is de Stad in welke de meeste Manufacturen zyn in dit Landschap; eene plaats van hooge oudheid, en heeft dezelve de eer van de tyden der Legenden overleefd, om het vertoon te maaken van een werkzaam leeven en voorspoed geevenden arbeid. Whitney is, nogthans, eer een volkryke, dan een welgebouwde, Stad, de Huizen staan 'er niet geregeld. De Huizen van veele byzondere Persoonen geeven blyk van de welvaard der Eigenaaren. Het Stadhuis is een net gebouw. De Kerk prykt met een vry goeden Toren. De Dekenfabriek is 'er in een zeer bloeijenden staat. De Handel op 't Vasteland heeft onlangs vlugt genomen. - Men berigtte my, dat men te deezer plaatze, weeklyks, tagtigduizend Ponden wol verwerkt. Deeze groote behoefte geeft bezigheid aan de omliggende Dorpen, ze wel als aan alle de Spinneryen in de Stad. Te Whitney zelfs houdt deeze Fabriek honderd en vyftig getouwen bezig, en meer dan vier duizend persoonen van allerlei ouderdom en vermogen leenen de hand, tot het voortzetten van dien arbeid. - De Waschmolens hebben overvloed van water uit de Windrush. Het water deezer kleine Rivier wordt verondersteld, iets in zich te hebben, 't geen 't zelve meer dan eenig ander water geschikt maakt tot de bleekery. Ik kan niet wel twyfelen aan iets, 't geen elk hier zo gereedlyk beweert; doch tevens niet naalaaten my te herinneren, dat 'er een tyd geweest is, waarin men veronderstelde, dat het water | |
[pagina 338]
| |
van de Theems het uitsluitend vermogen bezat, om 'er goeden Porter van te brouwen - en niet die geheele Rivier; maar alleen dat gedeelte, 't welk vloeit van Westminster-bridge tot Wapping, te welker plaatze het water, zo het eenige byzondere kragt of eigenschap kreeg, althans die van Zuiverheid niet was. Doch wy weeten, dat, tegenwoordig, eenige der voornaamste Brouwers, te Londen, het water van de Theems niet gebruiken, zonder dat het eenige vermindering toebrengt aan den Porter, dien zy afleveren. Eer ik Whitney verlaat, moet ik u berigten, dat de Openbaare School voorzien is van eene vry goede Boekery: eene byzonderheid, welke wy niet altoos aantreffen in grooter en ryker Steden. Vóór dat ik ter Stad uitreed, werdt het rydtuig omringd door een hoop bedelende kinderen, wier zingende toon en lastig aanhouden uitweezen, dat zy tot het bedelen als opgebragt, of in derzelver opvoeding dermaate verwaarloosd waren, dat zy het uit noodzaaklykheid deeden. Wat men ook zegge van den voorspoed en welvaard eener Stad waar Manufacturen zyn, dienen voorwerpen van deezen aart, om iets van de rekening af te trekken. Niets, byzondere aandagt verdienende, deedt zich op te Minster Lovel, waar ik vervolgens aankwam, dan de ruïnen van een Klooster, gelegen in eene valei aan den oever van de Windrush. Zulk een stand, heeft men opgemerkt, werd doorgaans gekoozen door de aanleggers van Godienstige Gestichten. Burford is aangenaam gelegen op eene hoogte, ten zuiden van de Windrush, die, niet verre van hier, in Oxfordshire komt, en de laagere gronden bewatert. De Stad heeft thans weinig 't geen eens Vreemdelings weetgierigheid uitlokt. Nogthans verheft zy zich op eenige geschiedkundige vermaardheid; een gevegt naamlyk, 't welk plaats gehad heeft tusschen ethelun, een West-Saxisch Lord, en ethelbald, den Koning van Mercia, waarin de laatstgemelde de nederlaag kreeg, en zyn Standaart hem ontnomen werd. Ter gedagtenisse hier van hebben de Inwoonders, veele jaaren daar naa, een Ommegang gehouden, met een Standaart, waar by zy een Reus voegden: want wat is een Standaart zonder Reus? - Ten huize van Mr. lenthall zyn eenige schoone Schilderyen; maar een toeval verhinderde my dezelve te bezigtigen. | |
[pagina 339]
| |
Gloucestershire treedt men in te Little Barrington. Lord sherborne's Huis en Landgoed ter rechterhand laatende liggen, komt men te Northleach, gelegen te midden van de Cotswold-hills, die het eerst den oogen bieden de schilderagtige Gezigten, welke de Natuur met eene zo ruime hand aan dit Landschap geschonken heeft. De Kerk van Northleach is een gebouw van hoogen ouderdom, en behelst eenige niet onaanzienlyke Gedenkstukken. De Huizen zyn over 't algemeen goed, schoon de Linnenhandel, waar door deeze Plaats voorheen vermaard was, grootlyks afgenomen is, ter oorzaake van gebrek aan water. Aan 't einde van Northleach is een nieuw Tugthuis, zeer goed geschikt ter gevangenisse, en tot den arbeid. Te deezer Stede nam ik myn middagmaal in the King's Head. Wat iemand eet, in 't breede te berigten, is zeer onverschillig; doch het is onmogelyk in deezen oord, en andere, wyd van de Hoofdstad afgelegen, te reizen, zonder waar te neemen, hoe zeer, in de laatste jaaren, de Herbergen verbeterd zyn. Zulks moet buiten twyfel toegeschreeven worden aan de verbeteringen der wegen, en de grooter gemaklykheid in het reizen. Eene reis van een honderd mylen herinnert ons niet langer aan de wisselbeurtigheden des menschlyken leevens, noch gaat gepaard met eene ernstige toerusting om zyn Uitersten Wil te maaken, enz., veel min is dit de bezigheid van drie of vier dagen reizens. De gemaklykheid, waar mede men, 't zy uit noodzaaklykheid of vermaakshalven reizende, den weg aflegt, moedigde de Herbergiers aan, om ook het hunne toe te brengen tot veraangenaaming der reizigeren, en by het noodige het verkwikkende te voegen. Was rans Spek en Eijeren, veele jaaren geleden, niet het eenige, 't geen men op plaatzen aantrof, waar men thans onthaald wordt op verscheidenheid van lekkere spyzen? Wanneer men verder dan Northleach komt, is de weg zeer steenagtig, en het oog ontmoet, 't geen een tegengif is van alle schoonheid, steenen omheiningen. - In den avond kwam ik te Cheltenham; den ouden weg te Frogmill verlaaten hebbende. Men betuigde my te Cheltenham, dat het my onmogelyk zou weezen daar een bed te vinden, en men verzogt my beleefdlyk, dat ik de moeite niet zou doen om uit het rydtnig te komen. Naardemaal ik my voorstelde na deeze plaats weder te keeren, als dezelve meer toeganglyk was, reed ik voort na | |
[pagina 340]
| |
Gloucester, langs een weg, die ten allen tyde vry slegt is, maar nu, uit hoofde van den onlangs gevallen regen, te slegter. Men schynt egter eenige moeite gedaan te hebben om den grond vaster te maaken. De steenen, waar mede de weg bestraat is, worden gebragt van Bristol en Chepstow. In de nabuurschap wordt eene soort van steen gevonden, die men veel goedkooper zou hebben; doch dezelve kan geheel niet dienen. Van de gezigten in Gloucestershire, hebt gy veel hooren spreeken. Wat men ontmoet, naa Northleach voorby gereeden te zyn, kan in de daad dienen om u te verlustigen; maar dewyl ik niet kan roemen eene pen te bezitten, in staat om dit alles met eene genoegzaame verscheidenheid, in het breede, te beschryven, zal ik voor ééns de pen leenen van den grootsten meester in het met woorden schetzen van schilderagtige Tafereelen. ‘Het Landschap Gloucester is verdeeld in drie voornaame deelen, de Wolds, of de hooge bergagtige gronden na het Oosten - de Valei van de Severn in het midden - en het Woud van Dean in het Westen. Het eerste waren wy doorgegaan by ons inkomen in Gloucestershire: de hoogte, waarop wy ons tegenwoordig bevonden, maakte 'er het uiterste gedeelte van. Hier veranderden de hoogten, welke wy bykans ongemerkt opgeklommen waren, eensslags in een laager grond; en de groote uitgestrektheid van een wyd land vertoonde zich op eenmaal aan ons oog. Ik weet niet dat ik immer my sterker getroffen voelde, door de zonderlingheid en grootschheid van eenig Landschap. De Natuur brengt doorgaans verscheide Landschappen zamen, door eene gemaklyke wyze van verbinding. Verheft zy den grond aan den eenen kant, door een langzaamen opgang, zy vereenigt die gemeenlyk met het land aan de andere zyde, ongevoelig. Wy gaan, zonder het te bemerken, van den eenen grond op den anderen. Alles geschiedt allengskens. Maar, wanneer de Natuur in 't stoute werkt, en een meer byzonderen styl aanneemt, gelyk hier; wanneer zy een land laat opryzen honderd mylen lang (van Londen af) en dan dien opgang op ééns afbreekt, en ons op den kant van eene steilte brengt, van waar men in eene wydstrekkende valei ziet, vinden wy ons onmiddelyk getroffen door de nieuwheid en grootschheid des opengeschooven tooneels. Het was de Valei van de Severn, die zich voor | |
[pagina 341]
| |
ons opende. Misschien kan in Engeland nergens een afstand zo ryk, en teffens zo uitgestrekt, gevonden worden. Wy zagen de Rivier bykans van het eene tot het andere einde, met bogten loopende, veele mylen lang, in eene strekking na het Noordwesten. Het oog verloor zich in de veelvuldigheid der voorwerpen, welke het zelve op ééns troffen; het liep, als 't ware, in 't wilde over de wyde uitgestrektheid, met bewonderende verrukking, eer het bedaard genoeg kon zien, om eenige zamenhangende waarneemingen te doen. - Eindelyk begint men onderscheidener te zien, en de gedeelten van het wydstrekkend ruim te beschouwen. Noordwaards ziet men in de Valei langs den loop van de Severn. De Stad Cheltenham ligt beneden onze voeten op den afstand van twee of drie mylen. De Valei scheen vervolgens bepaald door de grensscheidingen van de Bredon-bergen aan de regter, en door de Malvern-bergen aan de slinkerhand. Recht in 't midden der Valei, tusschen deeze bergen, ligt Tewksbury, in 't hout gedooken; de groote Kerk maakt, zelfs op deezen afstand, eene aanzienlyke vertooning. Een weinig ter regterhand, maar verre in 't verschiet, doen zich de toorens op van Worcester, als het helder weer is; bovenal wanneer een toevallige valling van het licht dezelve afscheiden van de bergen van Shropshire, die het tooneel sluiten. Westwaards heeft men het gezigt op Gloucester. En hier is het opmerkelyk, dat, daar de voorwerpen in het Noordlykst gedeelte der Valeie bepaald worden door de bergen van Bredon en Malvern, uit dit oogpunt, de Valei begrensd is door twee andere Bergen, die, schoon op zichzelve van niet veel beduidenis, een bepaald character geeven aan dit tooneel, en des te meer dewyl ze beide afgescheiden van alle andere voorwerpen staan. Een deezer Bergen is bekend onder den naam van Robin'swood, de ander by dien van Church-down, ter oorzaake van de zonderlingheid eener Kerke op den top gebouwd. - Tusschen deeze twee Bergen vertoont zich het groot voorwerp der Valeie, de Stad Gloucester, welke zich als opbeurt boven boschryke tooneelen. - Verder op dan Gloucester gaat het oog de Valei door op grooter afstand, tot deeze zich vereenigt met een keten bergen. Meer Westwaards doet zich een boschgezigt op, zamengesteld uit het geboomte des Landschaps, veree- | |
[pagina 342]
| |
nigd met het Woud van Dean. Van dit gezigt is de hoofdtrek de mond van de Severn, waar dezelve eerst het character van grootheid aanneemt, door zich te vermengen met den Oceaan. Een klein gedeelte daarvan alleen vertoont zich in een scherpen hoek over het houtgewas heen. Maar het oog, aan het verschiet gewoon, zulk een waterplas ziende, hoe klein dezelve ook schyne, en op zulk een afstand een bepaalde gedaante behoudende, besluit tot de volle grootte. Het gebergte van Welch, 't welk zich verderop dan de Severn verheft, dient om het denkbeeld te vergrooten; want, door een gelyke horizontaale lyn te vormen langs den kant van het water, zet 'er dit het vertoon aan by van een Zeeboezem, gelyk dezelve waarlyk is.’ Dus verre de Heer gilpin; en indien zyne beschryving u niet eenig denkbeeld geeve van het verrukkend gezigt, 't geen ik heden zag, zal het voor my eene vrugtlooze pooging weezen dezelve te onderneemen. Naa eenige oogenblikken getoefd te hebben in de Bell Inn, een Huis opmerkenswaardig, dewyl het ter Geboorteplaats strekte aan den vermaarden george whitfield, waar hy, ten eenigen tyde, de laage bediening van Oppasser bekleedde, ging ik na het huis van onzen Vriend *****; ik werd 'er, om 'er het minst van te zeggen, ontvangen op eene wyze, welke myne verwagting in geenerlei opzigt te leur stelde. De opwagting was vriendlyk zonder overlaading, en gastvry zonder gemaaktheid. De Stad Gloucester heeft veele voordeelen, uit derzelver ligging herkonistig. Gebouwd op eene geregelde hoogte, en verdeeld in vier deelen door twee straaten, die elkander kruissen op het hoogste punt, wordt gezondheid en zindelykheid op de minst kostbaare wyze bevorderd. De Straaten, rechte hoeken maakende, geeven 'er eene geregeldheid aan, die alleen vermindert door den ongelyken bouw der Huizen; doch dit is eene onvolkomenheid met geen wensch weg te neemen. Gloucester was ongetwyfeld, oorspronglyk, eene sterke plaats; en de Geschiedschryvers zyn niet spaarzaam geweest in het ophaalen van de veelvuldige belegeringen, welke zy doorstondt. Van die sterkte, of zelfs van schyn van sterkte, is thans weinig overgebleeven. Gelyk in alle Steden des Koningryks, zyn de Wallen en Poorten weggenomen; zints het midden der jongstverloo- | |
[pagina 343]
| |
pene Eeuwe heeft men voor geen binnenlandschen oorlog gevreesd. Een of twee Poorten heeft men overgelaaten om ons de voorige dagen te herinneren, of om iets te bewaaren 't geen eerwaardig is van wegen de oudheid, of agtenswaardig om de schoonheid. De Westpoort, gebouwd onder de Regeering van hendrik den VIII, is nog in 't geheel, en, niets van geschut te vreezen hebbende, kan dezelve nog een reeks van jaaren tarten. Voor een Vreemdeling is de Hoofdkerk het eerste voorwerp 't welk zyne Nieuwsgierigheid uitlokt; en men doet aan dit Gebouw niet meer dan regt, wanneer men verklaart, dat de schoonheden van het zelve het naauwste onderzoek kunnen doorstaan. Deeze Kerk wordt gehouden voor het volmaaktste voorbeeld van den Gothischen Bouwtrant in geheel Engeland. Dit denkbeeld is niet volkomen juist, en betreft het buitenste alleen. Van binnen treft men iets Saxisch en Grieksch aan; de uitwerking hiervan is niet eenpaarig. De Tooren is een der schoonste Bouwgevaarten van deeze soort; de evenredigheden zyn allerkeurlykst in agt genomen, en, op een kleinen afstand gezien, vertoont zich dezelve als kantwerk. Het Glasraam aan 't Oosteinde, voor het grootste in Engeland gehouden, stak eertyds uit door de geschilderde Glazen, doch de kleuren zyn verschooten, zo dat men tegenwoordig alleen kan gissen wat het bepaald wil verbeelden. De vervaarlyke dikte der Pylaaren, die het dak van het ruim der Kerke onderschraagen, heeft men geoordeeld dat geene behoorlyke evenredigheid hadt tot de hoogte; en ik kan zulks niet tegenspreeken. Waren dezelve gegroefd, zulks zou veel van dit logge voorkomen wegneemen. Dit heeft men alleen aan twee Pylaaren gedaan. De Heer gough schryft, in zyne uitgave van camden's Britannia, dat men, by eene onlangs te werk gestelde uitgroeving deezer Pylaaren, bevonden hadt, dat ze opgevuld waren met losse ongeregelde steenen. Men verzekerde my, egter, dat dit een misslag is; ik zou, derhalven, wel wenschen dat men dit werk doorgezet hadt. De gewoonte, om met zwaare Pylaaren en ronde Boogen te bouwen, wordt toegeschreeven aan de Normannen; en deeze Hoofdkerk, als mede die van Durham, Norwich en Worcester, leveren 'er blyken van op. De Hoofdkerk van Gloucester wordt zeer net en zin- | |
[pagina 344]
| |
delyk onderhouden: eene waarneeming nogthans, die op dezelve alleen niet past. De meeste Hoofdkerken in Engeland mogen aangehaald worden als tot eere strekkende van hun wien de zorg daarover is aanbevolen. Om eene Hoofdkerk te zien, waarin kladdigheid en verwaarloozing de overhand hebben, moet men gaan in Westminster-abbey; een Gebouw, 't welk men, om de eene of andere reden, aan de verwoestende hand des tyds heeft overgegeeven, zonder dat een vriendlyke hand zich uitstrekte om den voortgang van derzelver verval te stuiten. Een trap van tweehonderd en zes-en-zeventig treden opgeklommen zynde, bereikten wy den top van het dak. Van daar heeft men een alleruitgestrektst gezigt over de Valei, in welker middenpunt Gloucester ligt. Van deeze hoogte ziet men dat de Stad in de gedaante van een Kruis gebouwd is; eene byzonderheid van Godsdienstigen eerbied, welke, met de veelvuldige overblyfzels van Godsdienstige Gestigten in dezelve, aanleiding gegeeven heeft tot het Spreekwoord: Zo zeker als God in Gloucester is! Dit, ten minsten, dunkt my de waarschynlyke oorsprong van deeze uitdrukking; want met alle myne vooringenomenheid voor eene Stad, aan de vriendlykheid van veelen welker Inwoonderen ik reeds de hoogste verpligting heb, kan ik 'er niet van zeggen 't geen petronius van Athene verklaarde, ‘dat het gemaklyker valt 'er een God dan een Mensch te vinden.’ Men treft in deeze Hoofdkerk verscheide fraaije nieuwe Gedenktekens aan, die tot eere strekken der Kunstenaaren, schoon hunne naamen de vermaardheid niet verkreegen hebben van een roubilliac, een banks, of een bacon. Het Grafgedenkteken van eduard den II, die onmenschlyk vermoord werd te Berkeley Castle, is het opmerkenswaardigste van de oude Grafplaatzen. Men heeft 'er eene Afbeelding van in rapin's Historie; doch het is onlangs met zeer veel naauwkeurigheid in Plaat gebragt door Mr. bonner, en, zo ik meen, geschikt voor byland's Antiquities of Gloucestershire. De groote offeringen aan de Kist, die de overblyfzels van deezen ongelukkigen Monarch besloot, stelden de Abten in staat om deeze Hoofdkerk te stigten. Koning hendrik de VIII rigtte den Bisschoplyken Zetel van Gloucester op. De lyst der Bisschoppen klimt slegts tot vier-en-twintig op; doch mag op eenige ver- | |
[pagina 345]
| |
maarde naamen boogen; als hooper de Martelaar, fowler, benson en warburton. By deezen mag ik voegen een naam, die door de Inwoonders vermeld wordt als geen gering cieraad op de lyst der Bisschoppen, de tegenwoordige Bisschop tucker, wiens geleerde en vaderlandlievende arbeid bewondering verwekt heeft, zelfs dan wanneer dezelve somtyds geen dankbaarheid baarde. Het Land is iets aan den Hoogeerw. tucker verschuldigd; doch 'er was een tyd van staatkundige dolheid, wanneer zyn raad, was dezelve opgevolgd, het Volk onder grooter verpligting aan hem zou gebragt hebben. Hy is thans in zyn tachtigste jaar, en geniet eene vry goede maate van gezondheid; doch, om zyne eigene woorden te gebruiken, ‘de Klok heeft voorslag geslaagen.’ Het oude Abtdy Capittelhuis is voor omtrent anderhalve eeuw in eene Boekery veranderd; de Collegie Boekery geheeten. Onlangs heeft men 'er eenige gisten aan gedaan; doch de verzameling is klein. De Kerken van Gloucester zyn gemaklyk; doch meest oude Gebouwen, waarin men niets opmerkenswaardigs ontmoet. Het Ziekenhuis is, boven alle uitzondering, het beste Gebouw van die soort in geheel Engeland, naar deszelfs grootte. Het is zo wel ingerigt, dat alle hinderlyke stank geweerd worde, en de kieskeurigste bezigtiger daar van geen den minsten hinder heeft. Weinige huizen van byzondere persoonen zyn zo geschikt om de herstelling der Zieken te bevorderen. De vertrekken zyn hoog en ruim, en krygen genoegzaame lugt. 'Er zyn, door elkander, honderd Patienten in, die opgepast worden door bekwaame Mannen van de kunst. Toen de Koning en Koningin, in den Jaare MDCC-LXXXVIII, zich hier bevonden, preezen zy dit Gestigt grootlyks, en de Bestunrders, zich wenschende te bedienen van de Koninglyke goedkeuring, hebben deeze omstandigheid met gouden letteren vermeld in de Vergaderplaats. - Dit Ziekenhuis wierd gestigt uit openbaare giften en ersmaakingen; en wordt onderhouden door eene jaarlyksche inschryving. Bisschop benson voorzag de noodzaaklykheid van zulk een Huis voor deeze Stad, en besprak 200 Pond St. tot dit einde. Ik ben, enz.
(De Zesde Brief by eene volgende gelegenheid.) |
|