dan welke de Stedelingen zoeken in hare dartele vermaken. - Hier word hy op de verrukkendste schoonheden vergast, terwyl menige Stedeling, menige vadzige Stedeling, al dat schoon verslaapt; liggende het grootste deel van den dag op zyn Legerstee te ronken, onaandoenelyk voor wezenlyke vermaken.
Palemon smaakt alle de genoegens op het zalig land, welke eene stille kalmte aan de ziel bezorgen. Dit zalig Lot verwisselde hy voor geen Koningskroon, noch voor het verwyfde leven van menigen dartelen Stedeling. - Palemon slaapt geruster op een handvol stroo, of in het malsche Gras, dan de onrustige Vorsten op het zagte dons. - Wat slaapt de Landman gerust - de dagelyksche bezigheden schenken hem de zaligste rust zonder eenigen kommer of zorg, door welke veele Grooten der aarde verteerd worden. - Afgemat van zorgen, brengt veelal de Vorst veele flapelooze nagten door. Zo veel verschilt de hoogheid by de lage en diepe eenvouwigheid, dat de laatste ons de hoogste aardsche gelukzaligheden schenkt; terwyl de eerste niets baart dan geduurige kwelling en verdriet: - want men slaapt veel geruster, zonder zorgen, op den harden grond - dan op de zagste bedden - wanneer men, afgemat van zorgen, jammerlyk gefolterd word.
Met het opgaan van den dageraad verlaat palemon vrolyk zyne Legerstede. Hy ziet de Zon uit de kimmen ryzen, en hare eerste stralen op de toppen der heuvels verspreiden. - Dan lacht hem al de Natuur aan - en in den vroegen morgen word hy op de verrukkendste schoonheden onthaald - Schoonheden, die de vadzige Stedeling verslaapt - of die hy ten minsten niet kent, om dat hy, veel te veel verslaafd aan zyne bedorven levenswys, gewoon is de orde in de Natuur om te keeren; gebruikende veelal den dag voor den nagt, en den nagt om te waken - den dag op zyne Legerstede te blyven ronken.
Als de blonde dageraad aanbreekt - dan daagt ook het geluk van palemon met denzelven. - Te gelyk met het opgaan van den dag ryst ook palemon's genoegen. - De schelle Leeuwrik verwelkomt hem in de Velden, terwyl hy al zingende uit het malsche Gras opryst, en trillende op wapperende Wiekjes de Lugt inroeit. - De bonte en gespikkelde Melkkoejen lekken vast de zagte paarldruppelen van de jeugdige Grasscheutjes, en welriekende Kruiden, en geurige Bloempjes. - Al bulkende verwelkomen zy palemon in de groene beemden, terwyl hy alom onthaald word op de liefelykste balzemgeuren, welke zich wyd en zyd door de ruime Velden verspreiden. - Al 't gebloemt, door zagte dauwdruppeltjes verkwikt, opent zich, en lacht de opkomende Zon vriendelyk aan. - De bruin geschubde Vischjes dartelen vol