Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 300]
| |
grooten overvloed van Erica arborea van de grootste soort; Arbutus unedo, Myrth, altoos groene Eik, enz. Een der aartigste dingen in den Tuin is eene kunstige Ruïne van een Tempel, gelegen in een boschje, met water. Twee zeer lange en hooge geschooren haagen van smalgebladerde Myrth loopen van den weg na het Huis, die alleen treffen door het gewas waaruit ze bestaan, en de geheele ongelykheid in aanleg van het overige. Op eenige groote boomen agter het Huis, ontdekte ik voor de eerste keer de Hypnum Smithii, dicks, Fasc. 2. p. 10. Doctor caneferi, Hoogleeraar in de Natuurlyke Historie, nam ons mede na de Universiteit, een heerlyk Collegie, eertyds behoorende aan de Jesuiten; het loopt zeer in 't ooge door de grootschheid van het voorplein, den trap, de gaanderyen, en de twee marmeren Leeuwen, door parodi vervaardigd. De Verzameling van Mineraalen is groot en goed; dit mag ook gezegd worden van den Toestel tot de Lessen over de Natuurlyke Historie, en de Proefondervindelyke Natuurkunde. Dr. batt is Hoogleeraar in de Scheidkunde. De Inrigting is nog in haare opkomst, en de begiftigingen zyn verre van schitterend. Weetenschap is eene plant van langzaamen groei, en het aankweeken van dezelve by de Genueezen nog geene mode geworden. De Familie van de durazzos staat bykans alleen als Aanmoedigers. De Opera te Genua is vry goed; doch het viel verveelend het zelfde stuk avond op avond te hooren herhaalen, schoon het een zeer goed stuk is, Virginia. Ingevolge hier van letten weinigen op de uitvoering; uitgenomen wanneer een geliefd Air voorkomt. Deeze eer werd bestendig beweezen aan den bekoorelyken Zang:
Idol mio, quest' alma amante,
Sempre fida a te sara.
De Baletten, agter ieder Bedryf, worden zomtyds veranderd; doch zy steeken niet uit. De Toehoorders houden zich meest bezig met Visites te geeven en te ontvangen. Een oploopende gaandery, op gelyke hoogte met de benedenste Loges, heeft gemeenschap met den Bak, en verschaft aan de Heeren eene zeer gereede gelegenheid, om gemeenschap te hebben met de Dames in die Loges. - In den Zomer speelt men Comique Operas, en zeer goed. | |
[pagina 301]
| |
De edele Genueezen leggen alle Tytels af, behalven dien van Patrizio Genoëse. Schoon veelen hunner, uit hoofde van de Leenen of Goederen, welke zy in andere Landen bezitten, het regt hebben, om zich Marquisen of Graaven te laaten noemen, heeten zy doorgaans eenvoudig Signore, en voorts worden zy betyteld met hun Doopnaam; dit geschied ook ten opzigte van de Vrouwen. Meestal gaan zy in 't zwart gekleed, met kostbaare Kanten, doch geen Juweelen, dan in Ringen, waar mede de vingers dikwyls overstallig belaaden zyn. Op het Land, en 's morgens, draagen zy een nagtgewaad van veelerlei kleuren. Veele van de oudste Huizen te Genua hebben, even als te Bologne en in andere Steden, wagttoorens, veilige wykplaatzen vóór de uitvinding van het schietgeweer. Ze zyn beklimmenswaardig, uit hoofde van het schoon gezigt, 't welk men van die hoogten heeft. Op den 17 van January, de Dag van St. Anthony, woonden wy eene zonderlinge plegtigheid by; de zegening van alle de Paarden, Muilezels en Ezels, in de geheele Stad; deeze werden, met linten vercierd, geleid tot een der deuren van de Kerk, toegewyd aan deezen beestlievenden Heilig. Daar stond een Priester gereed, om ze met wywater te besprengen. Eenige van deeze Dieren ontvingen het met veel grooter Devotie, dan andere; zommige scheenen des zodanig verschrikt, als de Duivel zelve zou hebben kunnen doen, wanneer hy met heilig water besprengd werd. - Dit wordt alle jaaren verrigt, en de Doge is 'er altoos by tegeuwoordig. Een loflyke en godsdienstige zamenwerking van Kerk en Staat; die de een den ander onderstutten in deeze heilige en weldaadige Plegtigheid!
* * * *
Men zegt, in 't algemeen, dat de Zee, omstreeks Genua, niet vischryk is; nogthans was 'er overvloed van de beste Visch op de markt. De Raja Torpedo wordt hier menigmaal geëeten. Aan de tafel van den Marquis durazzo hadden wy, op Vastendagen, Visch in zulk een overvloed en verscheidenheid, als ik nimmer voorheen zag. Men boodt my beleefdlyk Vleesch op zulke dagen aan, doch welvoegelykheid en neiging deeden my dit aanbod weigeren: want de verregaandste Epicurist zou | |
[pagina 302]
| |
over de tafel op Vastendag, te Genua, voldaan weezen, en, zo het hem niet gezegd wierd, niet anders denken, of de helft der voorgezette spyzen bestondt uit vleesch; het zou hem niet in de gedagte komen, dat een der aanzittende Gasten ten oogmerk hadt het lyf door onthouding eenige kwelling aan te doen. Vrugten worden 'er in genoegzaamen overvloed op de Markt gevonden, en zeer fyne, inzonderheid Vygen van verscheidenerlei soorten, en Perziken; in den wintertyd Granaatappelen, en allerlei soort van zeer keurige Appelen; een derzelven, Filo di cassa geheeten, heeft een geur niet ongelyk aan die van een Pynappel, en is in veele deelen half doorschynend. Dadels uit de Levant hebben zy veel beter dan wy in Engeland, en de wortels van den Cyprus esculentus zyn 'er niet zeldzaam: de smaak is niet ongelyk aan die van Hazelnooten, doch 'er loopen houtagtige draaden onder. Het Gemeene-volk eet veel brood van Kastanjes, dat verre van smaaklyk is; en eene soort van Pudding gemaakt van de Cicer arietinum. Eene der zeldzaamste dingen te Genua is de openbaare Bakkery, onder het bestuur van eene byzondere daar toe aangestelde Overheid: hier mag alleen, volgens de wet, Brood om te verkoopen, gebakken worden: nogthans bakt men in verscheide deelen der Stad, ter sluik, Brood, 't welk onder de hand verkogt wordt, en niet weinig Broods wordt in de Huizen, ten byzonderen gebruike, gebakken. Gelukkig voor my was deeze openbaare Bakkery, onder het laatste, 't geen ik in Genua zag; want ik kon, het overige van myn verblyf, het gezigt van Brood naauwlyks verdraagen. Eene plaats van wachlyker onzindelykheid, dan die Bakkery, kan men zich bezwaarlyk verbeelden. De Werklieden, die den geheelen nagt door arbeiden en over dag rusten, ter oorzaake van de hitte, zyn naakt, uitgenomen een klein dekzel ter welvoegelykheid, en een paar muilen; maar zy kneeden het deeg met bloote voeten. Alle deelen der Broodbakkery staan in volmaakte eenstemmigheid met dit fraaije bedryf. Vyf of zes Ovens waren 'er aan den gang; doch ik verwagtte veel meer te zien in deeze Bakkery, de Volkrykheid der Stad in aanmerking genomen zynde. - Wanneer zullen de Staatsbestuuren de nadeelige gevolgen leeren kennen van zulke uitsluitende Voorregten? Kunstige Bloemen worden hier vry goed gemaakt. Het | |
[pagina 303]
| |
Schryfpapier is uitmuntend. Men verhaalde my, dat het Papier, in Engeland gebruikt tot het maaken van Speelkaarten, uit Genua komt. Myns bedunkens heeft men het Character der Genueezen, in 't algemeen, ten minsten van de hoogere rangen, niet wel begreepen. 'Er mag, 't is waar, menig een onkundige, niets beduidende, en naar evenredigheid trotsche, onder den Adel gevonden worden; doch welk Land is zonder zulke Edelen? Maar 'er zyn, die het tegenbeeld daar van mogen heeten, aan welken hun Rang hun niet tot schande, maar tot eere, strekt. Wat de Verkeering betreft, de lyn van onderscheiding wordt zeer zigtbaar getrokken tusschen de Edelen en de Onedelen; doch die onderscheiding volgen zy meer die onmiddelyk op den hoogsten rang volgen, dan het gros des Volks. De laatstgemelden zyn open en vry in hunne wyzen van doen, zonder slaafschheid, met veel Republikeinschen geest. Een edel Genuees gedraagt zich, ten hunnen opzigte, altoos minzaam. Het Volk is meer dan ééns vreeslyk geweest voor zyne Bestuurders, en toen de Koning van Napels, weinige jaaren geleeden, Genua bezogt, betoonde het zo groot eene genegenheid voor hem, dat hy, om eerbetooningen en onlusten, waar in hy geen zin hadt, te ontgaan, de Stad in alle haast verliet. De openbaare Zeden zyn zeer betaamelyk, en de Policie is vry goed. De vreemde gewoonte van Cicesbeos, of Cavalieri serventi, werkt hier in volle kragt: maar de weezenlyke natuur deezer Gewoonte, met alle de verder afgelegene gevolgen, is al te kronkelig eene doolhof voor een Vreemdeling, om 'er zich in te begeeven. Ongetwyfeld kan het een ryke bron van Zedeloosheid weezen; maar is het die niet noodzaaklyk, en is zulks dikwyls voor de ééne der Partyen zo lastig, als het knellendst Huwelyksjuk kan weezen. Ik heb jonggetrouwde Mannen gekend, van zeer veel fatsoen, die moeds genoeg bezaten, om aan haare Vrouwen deeze opoffering aan de Mode te weigeren, die teffens de post van Cicesbeo weigerden waar te neemen; doch weinigen kunnen langen tyd den vloed des heerschenden denkbeelds wederstaan. Zeer oplettend zyn de Genueezen omtrent hunnen Godsdienst; bestendig woonen zy de Mis by, en zyn verbonden in veele broederschappen van boetedoening; zich verpligtende om de Zieken te bezoeken en de Dooden | |
[pagina 304]
| |
te begraaven. - Ik had niet veel gespreks met myne byzondere Vrienden, over dit onderwerp; schoon my nu en dan door anderen Vraagen werden voorgesteld, ten opzigte van onze Engelsche Kerk. Naardemaal myn eenig doel, in gesprekken over den Godsdienst, altoos daar heenen strekt, om Liefde te bevorderen, en Afkeerigheden te verzagten, gedroeg ik my steeds daar mede overeenkomstig, by die gelegenheden. Zy, met welken ik in dusdanige gesprekken geraakte, drongen aan op de noodzaaklykheid van de Biegt. Ik beduidde hun, dat onze Kerk die vertroosting verschafte voor die dezelve begeerde, en dat elke Secte onder de Christenen, in geestlyke zaaken, de raadpleeging met de Bedienaaren van het Euangelie toestondt. Dit oordeelde men niet voldoende; want de Roomsch-Catholyken merken de Biegt aan, als een onvermydelyke pligt. Ik waagde van verre aan te duiden de ongelegenheden, welke konden ontstaan uit slegte Biegtvaders, enz. Zy wilden niet toestemmen, dat 'er eenige ongelegenheden uit konden voortkomen: want dat naauwlyks ooit een Biegtvader het bestaan had, den Eed van geheimhouding te schenden; de weinigen, die het immer ondernamen, waren, naa dit Godloos misdryf, wonderdaadig met stomheid geslaagen! Allerongerymdst dunkt het den Roomsch-Catholyken hier, dat onze Koning het Hoofd der Kerke is: doch zy vergeeten, dat 'er geene ongerymdheid bestaan kan, of men moet een vast punt hebben om dezelve te bewyzen: 't geen allen moeten toestemmen dat hier geheel ontbreekt. Een Engelschman verstaat, wanneer hy den Koning het Hoofd der Kerke noemt, daar door niets anders, dan dat de Paus dit Hoofd niet is. Ik vergunde myne Genueesche Vrienden daarom zich met dit denkbeeld van ongerymdheid zo zeer te vermaaken als het hun behaagde. Ik geloof, in de daad, dat zy, ten mynen opzigte, niets anders gevoelden, dan liefderyk mededoogen; en als ik hun de weezenlyke deelen des Protestantendoms ophaalde, scheenen zy my aan te merken als een Byna Christen; zeggende misschien by zichzelven: ‘Gave god! dat gy het niet byna, maar geheel, waart!’ Het is opmerkelyk, dat de Genueezen de Engelschen bykans in 't zelfde licht beschouwen, als wy hun doen: een achterhoudend, trotsch, Volk; zich liever by elkander vervoegende, dan met Vreemden verkeerende. Nog- | |
[pagina 305]
| |
thans zyn zy zeer in hun schik, wanneer een Engelschman in hunne gezelschappen wil komen; hunne zeden, taal, en gewoonten aanneemen, en de Zeldzaamheden hunner Stad bewonderen. Onze Manufactuuren zyn zeer by hun gezogt, schoon zy in wyze van Kleeding de Franschen meest volgen. Niettegenstaande het te Genua zeer gebruiklyk is te voet te gaan, doet men dit meest altoos met den hoed onder den arm: want men zou het hoogst onbeleefd vinden, als iemand in een gezelschap kwam met het hair door het opzetten van den hoed in wanorde gebragt. |
|