Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijWeetenswaardig berigt wegens de inwoonders van Kubesha, in het land der Lesguis Tartaaren, aan de westkust der Caspische Zee.(Opgemaakt uit Colonel gaeber en Major rennell.)
De Stad Kubesha, gelegen naby de Rivier Koisu, in het Land der Lesguis Tartaaren, is eene groote sterke Stad, gebouwd op eene hoogte, tusschen hooge bergen. De Inwoonders noemen zich Franken, (de bekende algemeene naam van alle Europeaanen in 't Oosten), en verhaalen, dat hunne Voorouders herwaards gebragt wierden door zeker toeval, waarvan zy thans de byzonderheden niet meer weeten te vermelden. De algemeene gissing is, dat zy by schipbreuk op de kust kwamen; doch zy, die meenen in de geschiedenis deezer Stad meer bedreevenheids te bezitten, geeven het in deezer voege op. De Grieken en de Genueezen, zeggen zy, dreeven, geduurende verscheide Eeuwen, eenen sterken Handel, niet alleen op de Zwarte Zee, maar ook op de Caspische, en hadden zeker kennis aan de Mynen in deeze Gebergten, uit welke zy, door hunne Handelgemeenschap met de Inboorelingen, veel Zilvers, Kopers en andere Metaalen, kreegen. Om deeze ter plaatze zelve te verwerken, zonden zy een aantal Werklieden derwaards, die 'er Werkplaatzen oprigtten, en de Inboorelingen onderweezen. Volgende invallen van de Arabieren, Turken en Mongulers, waar door de Mynwerken gestaakt, en de Werkplaatzen, daar aangelegd, verlaaten werden, verhinderden de Vreemdelingen om te rug te keeren; weshalven zy hier bleeven, en voor zichzelven een Gemeenebest oprigtten. 't Geen dit Verhaal meer waarschynlykheids byzet, is, dat de Inwoonders van Kubesha, nog heden ten dage, zeer bekwaame Werklieden zyn, en zeer goede Snaphaanen maaken, als mede Zabels, Gemaliede Kolders, en verscheide Artikelen in Goud en Zilver, ter verzending, bearbeiden. Zy hebben, desgelyks, tot hunne eigene ver- | |
[pagina 292]
| |
dediging, kleine koperen Kanonstukjes, drieponders, die zy zelve gegooten hebben. Zy munten Turksch en Persiaansch Zilvergeld, en zelfs Roebels, die gereed in den omloop komen; dewyl ze het volle gewigt en de vereischte waarde hebben. De Inwoonders van Kubesha bezitten in hunne Valeien Weid-, Koornlanden en Tuinen; doch zy koopen het grootste gedeelte van het Koorn, 't welk zy gebruiken; ten aanzien van hun bestaan meest vertrouwende op den verkoop van de by hun bewerkte Waaren, die zeer bewonderd en gezogt worden in Turkyen, Persie, en in de Krim. Over 't algemeen vinden zich de Kubeshaërs in goeden doen, zyn een gerust en onbeschadigend Volk, maar grootmoedig en onashanglyk. Hunne Stad word aangezien als een onzydig Grondgebied, waarop de nabuurige Vorsten hunne Schatten veilig kunnen vertrouwen. Zy stellen 's Jaarlyks twaalf Magistraats-Persoonen aan, welke zy de onbepaaldste onderwerping betoonen; en, naardemaal alle de Inwoonders op den voet staan der volkomenste Gelykheid, is elk hoofd voor hoofd verzekerd, dat hy op zyne beurt een deel in het Stadsbewind zal krygen. In den Jaare MDCCXXV, erkende de Overheid, zo wel als de Usmei, de Souverainiteit van Rusland; doch zonder het betaalen van eenige SchattingGa naar voetnoot(*). De Major rennell heeft dit berigt van den Colonel gaeber, als zeer geloofwaardig, aangehaaldGa naar voetnoot(†). De Lesguis, in wier Land de Stad Kubesha gelegen is, zyn Tartaaren; en hun Land wordt door de Georgiers nu eens Lesguistan dan eens Daghestan genoemd. Ten Zuiden en ten Oosten is het bepaald door Persie en de Caspische Zee; ten Zuidwesten en Westen door Georgie, de Ossi en Kisti, en ten Noorden de Kisti en Tartaarsche Stammen. Het is verdeeld in verscheide Districten, in 't algemeen onafhangelyk van elkander, en bestuurd door Opperhoofden, van het Volk zelve gekooren. Aan een van deeze Districten schryft de Colonel gaeber de volgende zeer zonderlinge gewoonte toe: | |
[pagina 293]
| |
‘In het District, onderworpen aan de Usmei, of Khan, der Caitaks, is het gebruiklyk, dat, wanneer de Usmei een Zoon heeft, deeze van Dorp tot Dorp rond gebragt wordt, en beurtlings gezoogd door elke Vrouw die een zuigend Kind heeft, tot dat des Khans Zoon gespeend is. Deeze gewoonte, die eene soort van Broederschap tusschen den Prins en zyne Onderdaanen te wege brengt, veroorzaakt, dat zy zeer aan elkander gehegt zyn.’ De Lesguis Tartaaren stammen waarschynlyk af van de Stammen der Bergbewoonderen, by de oude Aardrykskundigen bekend onder den naam van Lesgoe, of Ligyes. De sterkte huns Lands, een bergagtig Gewest, welks toegangen alleen aan de Lesguis Tartaaren bekend zyn, heeft het, naar allen schyn, ten allen tyde beveiligd tegen den inval van Vreemden. Zy bestaan voornaamlyk van de Veeteelt, en roovende uittochten in de landen hunner ryker Nabuuren. - Geduurende de Onlusten in Persie, omtrent het begin deezer Eeuwe, plunderden zy, herhaalde keeren, de Steden Shamachie en Ardebil; hunne verwoestingen uitstrekkende in de nabuurige Oorden: ook heeft men den tegenwoordigen elendigen staat van Georgia, en een gedeelte van Armenie, toe te schryven aan de veelvuldigheid hunner strooperyen. In persoonlyke gestalte, kleeding, en algemeene leevenswyze, gelyken zy, voor zo verre zy ons bekend zyn, zeer veel op de Circassiers. |
|