| |
Het voordeel der laauwwarme baden in de langzaame zenuwkoorts (Febris lenta nervosa), met eenige waarneemingen bevestigd,
door J.D. Brandis, Med. Dr., Gezondheidsraad en Bron-Artz te Driburg.
(Een Uittrekzel uit eene Hoogduitsche Verhandeling.)
Overtuiging en ondervinding hebben my bewogen de Laauwwarme Baden, in de zogenaamde langzaame Zenuwkoortzen (Febres lentoe nervosoe) aan te raaden: ik zal myne Waarneemingen daaromtrend mededeelen.
In den Winter van 't Jaar 1785, was deeze Koorts in Göttingen vry gemeen, en ging dikwyls met onzuiverheden in de maag, galachtige en slymige vuiligheden, vergezeld;
| |
| |
over het algemeen scheen zy nochtans doorgaans tot het genoemde soort der Koortzen over te hellen.
Men ontdekte geene duidelyke of zekere tekenen dat de Koorts geheel afging, de Harsenen (Sensorium) wierden voornaamlyk aangedaan; men gevoelde een doffe pyn in het agterhoofd, eene byzondere zwakheid en stompheid der zintuigen, of ook wel eene tegennatuurlyke gevoeligheid van dezelve, een kleine ongeregelde, zomtyds min of meer snelle, pols, eene algemeene neerslagtigheid, raauwe zeer heldere, nu en dan ook wel zeer natuurlyke, pis, slaapeloosheid of eene groote geneigdheid tot slaapen, maar zonder eenige verligting, dikwyls buikloopen, doch zonder verbetering; deeze waren de ongemakken, waarover de Lyders in de eerste agt of twaalf dagen meestal klaagden, maar die ondertusschen daar by doorgaans nog in staat waren, om zich van het bedde te kunnen onthouden.
Van tyd tot tyd wierden de Harsenen nog sterker aangedaan; 'er kwam, by gebrek aan geheugen, ongevoeligheid (Apatia), stille ylhoofdigheid, enz.; en de Ziekte eindigde doorgaans eerst in de vyfde of zesde week door den dood, die gewoonlyk na hevige stuiptrekkingen volgde.
Op deeze wyze, zag ik een jong Geneesheer in de zesde week der Ziekte sterven, wiens Lyk ik ook geopend heb. Korten tyd hierna wierd een ander jong Geneesheer, eene van myne geachtste Vrienden, die met my het voornoemde Lyk geopend had, op bykans gelyke wyze, door deeze Koorts aangetast. Ik zag hem niet eer, uit hoofde dat ik eenige dagen van Göttingen afwezend was geweest, dan nadat hy reeds over de agt dagen ziek gelegen had. Zyn toestand was ten uitersten bedenklyk, zyne Harsenen ten eenemaale aangedaan, eene geweldige neerslagtigheid wisselde van tyd tot tyd met dwaalspraak (Irrereden) af, de pols was klein, onregelmaatig en zeer snel, men kon niet merken dat de Koorts afging, en van opzwellende onzuiverheden in de ingewanden kon men geen het minste kenteken ontdekken.
Zyn Geneesheer had hem, ingevolge van deeze aanwyzing (indicatio), blaartrekkende pleisters aan de Kuiten laaten leggen, verordineerde den Wyn, en liet inwendig de Campher en Koortsbast gebruiken.
Deeze prikkelende middelen scheenen ondertusschen zyne Harsenen nog erger aan te doen, de ylhoofdigheid wierd
| |
| |
sterker, en de angstvalligheid nam in een zeer hoogen graad toe. In deezen toestand raadde ik, om den Lyder tot stilte te brengen, het Laauwwarme Bad aan, waar toe zyn andere Geneesheer bewilligde: behalven dit, lieten wy de Campher, Wyn en Koortsbast, weg, en verordineerden, in derzelver plaats, de Spiritus Mindereri, en laauwwarm waterachtig drinken, met een weinig Wyn vermengd. De heilzaame uitwerking van dit eerste bad was zo duidelyk zigtbaar, dat het my even zo weinig moeite by zyn anderen Geneesheer kostte, om tot voortzetting der geneezing van dit middel gebruik te maaken, als by zyne Oppassers, wien het zeer moejelyk viel een zodanig bad, op een Kamer van de derde verdieping, klaar te maaken, ook had ik niet nodig om den Lyder zelve, met veele woorden, daar toe te beweegen. Na een half uur in het bad doorgebragt te hebben, was de Lyder van zyne ylhoofdigheid zo wel als van de angstvalligheid bevryd, hy drukte my de hand, en verzekerde daar by, dat hy zig nu heel wel bevond, en door dit middel ongetwyfeld zoude gered worden. Op deeze wyze wierd met het baden agt of tien dagen aangehouden, daaglyks bragt ik myn Vriend zelf in het bad, en had daar voor die belooning, dat ik hem daaglyks beter, en ten laatsten volkomen weder hersteld, zag.
In Hildesheim zag ik, in het Jaar 1789, eene juist daar mede overeenstemmende Ziekte zeer algemeen grasseeren; ik maakte van myn middel zeer dikwyls gebruik, overal waar men het slegts konde aanwenden, en altyd met het beste gevolg. Ik zal slegts twee gevallen aanvoeren, die, zo als ik vertrouwe, ten voordeele van myne meening, zeer veel bewyzen zullen.
Ik kreeg voor het eerst, in een zeer klein Huis, een Winkelknegt te bezoeken, die aan deeze Ziekte laboreerde. Dezelve ging volmaakt denzelfden weg, als de reeds hier voor duidelyk genoeg beschreevene Zenuwkoorts; eene menigte van geheel tegenstrydige toevallen, die zig evenwel alle uit eene byzondere aandoening der Harsenen lieten afleiden, volgden op elkander. In de derde Week kwam de ongevoeligheid, stompheid en ylhoofdigheid. Ik had volle zeven weeken tyd, om alle mogelyke middelen te kunnen in het werk stellen, en ik heb gewis niets van alles, wat my bekend was, onbeproefd gelaaten; Wyn, Naptha, en diergelyke middelen meer, dikwyls, en in groote giften, voorgeschreeven; maar
| |
| |
van het Laauwwarme Bad, hoe dikwyls ik zulks ook voorsloeg, kon, uit hoofde van de plaatslyke omstandigheden, waarin de Lyder was, geen gebruik gemaakt worden; hy stierf in het midden van de achtste week.
Onmiddelyk daarop wierd in het zelfde Huis een jong Meisje door die zelfde ziekte aangetast; de toevallen waren terstond by het begin der ziekte reeds veel heftiger; eene onweerstaanbaare droefgeestigheid en angstvalligheid, vergezeld van een doffe pyn in het agterhoofd, sluipende remitterende Koorts, enz. noodzaakten de Lyderes, om na zes of acht dagen reeds het bedde te moeten houden, en kort daarna, omtrend den twaalfden of veertienden dag, vertoonde zich reeds de zo vreeslyke ongevoeligheid, die met ylhoofdigheid vergezeld ging. Hier drong ik myn voorslag door, en bragt het omtrend den vyftienden of zestienden dag der ziekte zo verre, dat de Lyderesse in een Laauwwarm Bad wierd geplaatst.
De uitslag beantwoordde ten vollen aan myne belofte, de ylhoofdigheid wierd minder, de ziekte nam, zonder eene duidelyke scheiding (Crisis), van tyd tot tyd, af, en, na verloop van vier weeken, was dezelve geheel weggenoomen; maar de herstelling der krachten vorderde zeer weinig: eerst na verloop van zeven of acht weeken was de Lyderesse in staat van te kunnen uitgaan, en het uitvallen van al het hair bewees, overtuigend, van hoe veel gewigt haare Krankte geweest was.
In de maand February 1790, wierd ik om raad gevraagd voor een jong Koopman, welke, na alle omstandigheden, die men my bericht had, aan dezelfde Koorts ziek lag. Hy was door een ander Geneesheer, zederd drie weeken, gedeeltelyk met zagte uitdryvende, gedeeltelyk met opwekkende, middelen behandeld. De ongelukkige omstandigheden, welke, ten dien tyde, uit hoofde der ziekte van myne eigene Vrouw, in myn huis plaats greepen, lieten my niet toe, om de zorg voor deezen Lyder op my te neemen; myn advis was derhalven over het geheel, dat ik die Koorts voor een van de tegenwoordig heerschende sleepende Zenuwkoortzen hield, en dat ik wenschte, dat de Geneesheer op het gebruik maaken van Laauwwarme Baden zyne aandagt vestigen mogt. Zyn Geneesheer schynt echter geen vertrouwen in dit middel gesteld te hebben, en dus wierd het ook niet gebezigd. Veertien dagen daarna, toen ik in staat gesteld was, om myne bezigheden weder op te vatten,
| |
| |
wierd ik op nieuw by deezen Lyder geroepen, de Geneesheer, die hem tot nu toe had bediend, had alle hoop, om hem te kunnen redden, opgegeeven, en zeker bevond hy zig ook in den gevaarlyksten toestand. Hy lag geheel buiten kennis, alle ontlastingen ontliepen hem zonder eenige bewustheid daar van te hebben; gestadig pruttelde hy in zyne ligte ylhoofdigheid zo wat binnensmonds, of maakte allerlei beweegingen met zyne armen, plukte aan de beddelakens, enz. De pols was zeer klein en snel, het opspringen der trekkers was aanhoudend, de tong droog, glanzend rood, en zonder beslag. Dikwyls ontstond 'er een hoest, waar door een weinig schuimend dun bloed opkwam. De ziekte had nu reeds vyf volle weeken aangehouden. Van ontlastende en opwekkende middelen had men rykelyk gebruik gemaakt, en zederd een geruimen tyd tot sterke giften Wyn, Muscus, enz. zyn toevlugt genoomen. In weerwil van alle deeze bedenkelyke omstandigheden, maakte ik echter geene zwaarigheid om de Laauwe Baden aan te raaden; ik stelde in dezelve, als een zeer werkzaam Krampstillend middel zynde, zeer veel vertrouwen, en was overtuigd, dat ik daar door ten minsten geen nadeel konde toebrengen, en bovendien waren alle de omstandigheden reeds van dien aart, dat zo wel de Geneesheer als de Bloedverwanten overvloedige redenen hadden om alles te mogen waagen. Het eerste Bad bragt reeds eene merkelyke verligting te weeg, en spoorde ons daardoor aan om het zelve vlytig voort te zetten; door de hoest wierd alreeds geen bloed meer uitgeworpen; de stoelgang wierd ook minder, en niet meer zonder bewustheid ontlast. Na verloop van acht dagen, zag men reeds eene aanmerkelyke beterschap, en, na nog omtrend drie weeken, was de Lyder volkomen hersteld. - - -
Dus verre de Aucteur. Het voorgaande en volgende, in deeze Verhandeling vervat, heeft ten oogmerk het nus deezer Baden, in deeze en andere Koortzen, te beredeneeren, en tegen het gevoelen van den Heer markard te verdeedigen; doch zulks was voor ons Maandwerk te omslagtig, daar men echter zints eenigen tyd hier in Amsterdam, een en andermaal, deeze Koorts ook reeds waargenomen heeft, oordeelden wy het niet ondienstig, den Heeren Geneesbeöefenaaren met deeze Waarneemingen, ter nadere beproeving, bekend te maaken. Eene en zeker niet geringe zwaarigheid valt hier by nog uit den weg
| |
| |
te ruimen, en deeze is, waar krygt men zulke groote Kuipen, die tot zodanig een Bad vereischt worden? Voor Burgerlieden is het zo wel te omslagtig als te kostbaar, om 'er zelve een te laaten maaken, en dan zoude die ook waarschynlyk niet veel eer klaar zyn, dan tegen dien tyd dat de Lyder daarvan geen nut meer konde hebben; om hier omtrend in tyds te zorgen, was 'er, na ons inzien, niets beter, dan dat eenige Kuipers zodanige Badkuipen in voorraad vervaardigden, om dezelve, by voorkomende gelegenheden, voor een maatigen prys te kunnen verhuuren, en waarby men dan alleen maar op eene behoorlyke reiniging had te letten: dat nu, indien dezelve dikwyls vereischt wierden, het, ten minsten in deeze Stad, aan geene Kuipers ontbreeken zoude, die hiertoe bereidwillig zullen zyn, valt niet aan te twyffelen; en, daar dezelve ook, in verscheide andere Ziekten, met veel nut, kunnen gebezigd worden, zoude daar door aan het algemeen een wezentlyken dienst gedaan worden.
De Vertaaler R.M.D.
|
|