Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijVierde brief.Oxford, Aug. 1792.
myn heer!
De onderzoekende Reiziger overweegt zelden, dat het zomtyds niet zeer gemaklyk, en by wylen ook niet geheel voegelyk, is, poogingen te doen ter vervullinge zyner nieuws gierigheid. Ik heb nu en dan, in den loop myner reizen op andere plaatzen, door het een en ander uit te schieten, gekreegen, wat my op rechtstreeks vraagen zou geweigerd ge- | |
[pagina 216]
| |
weest zyn. Wanneer iemand ons zyn Landgoed vertoont, moeten wy niet vraagen, wat het jaarlyks opbrengt; wanneer hy ons door een fraai huis geleidt, durven wy niet vraagen hoe veel het kost, schoon onze nieuwsgierigheid altoos dringt tot het doen van dusdanige voorstellen, als wy bevinden dat het Landgoed uitgestrekt, en de inrichting van alles kostbaar, is. Ik wenschte wel in staat te weezen met zekerheid u te kunnen vermelden, hoe groot de Inkomsten zyn der Universiteit te Oxford; doch, om zeer in 't oog loopende redenen, kon ik dit niet net te weeten komen. Gy moogt u, in de daad, eene vry groote somme voorstellen; doch het gaat vast dat gy verre boven of beneden de waarheid in uw gissen zult weezen. Men heeft geen oogmerk om u te misleiden; maar het is zeer bezwaarlyk verzekering te bekomen van alle de sommen om de rekening net op te maaken. De Inkomsten der Universiteit te Oxford zyn, in den vroegsten tyd, gereezen uit de milddaadigheid onzer hendriksen en wolseys, van Vorsten en Staatslieden; maar, zints het begin deezer Eeuwe, toegenomen door de giften van Kerkvoogden en andere geleerde Zoonen van deeze Alma Mater, wier bekwaamheden en vlyt hun tot hooge Bedieningen in de Kerk opvoerden, of Rykdom deeden verwerven in eenig geleerd Beroep. Menschen van geen rang, alleen met schatten van Geleerdheid van hier verirekkende, zyn wedergekeerd als Bisschoppen, Regters en Begunstigers. Ten tyde van Bisschop sancroft, bedroeg de geheele som der jaarlyksche Inkomsten van de Collegien 23,190 Pond. St., van welke, naa de noodige aftrekkingen, achttien duizend Pond. St., overbleeven tot onderhoud van Persoonen tot de Collegien, als Leden of Bedienden, behoorende. De Bisschop rekent mede dat twaalf honderd Persoonen in de Stad, als Winkeliers van veelerlei soort, door de Universiteit bestaan. Dit alles kunt gy vinden in tanner's handschriften in de Bodleiaansche Boekery, uitgegeeven door Mr. gutch. Dat de tegenwoordige Inkomsten de bovengemelde overtreffen, is boven allen twysel verheeven. Christ-Church alleen bezit een Inkomen van 12,000 Pond. St. 's jaarlyks, uit Landeigendommen. Het gaat desgelyks vast, dat de noodige Uitgaven die der voorgaande berekening te boven gaan. Het plan, omhelsd, zo ik meen, in het laatste gedeelte der jongst verstreekene Eeuwe, tot behoud en aanwas van de Collegie Landgoederen, was alleruitmuntendst. Swift zegt, dat zy, in stede van haare Remen te bepaalen tot eene zekere Geldsomme, met de Huurders overeenkwamen om den prys te betaalen van zo veele Schepels Koorn, gerekend naar den Marktprys van twee jaargetyden: want een Schepel Koorn heest een weezenlyke inwendige waarde, 't geen het geval van Goud en Zilver niet is. Indien men van dit plan niet | |
[pagina 217]
| |
was afgestapt, zouden de Collegien haare Fondsen geheel en al behouden hebben tot deezen dag toe. Terwyl in dien zelfden tyd de Maakingen dezelve grootlyks vermeerderden. Waar by gy in aanmerking moet neemen de natuurlyke en voortgaande verbeteringen der Landeryen. Dr. watson, de tegenwoordige Bisschop van Landaff, berekent de Kerklyke Landeryen, aan Oxford toekomende, op 120,000 Pond. St. Die van Cambridge bedraagen omtrent de helft van deeze som. - Ik heb reeds aangeduid, dat de Universiteit zelve, als een groot lichaam aangemerkt, zeer verre van ryk is. Giften gedaan aan een der Collegien, hoe groot ook, draagen niets by tot het Fonds der Universiteit. Door zeer strikte Wetten wordt de Universiteits Kleeding in gebruik gehouden. Geen Student mag in 't openbaar verschynen, dan met Mantel en Hoed. De rede hier voor is een oude. Wood schryft, ‘dat, in vroegeren tyd, Persoonen, voorhebbende eenig slegt stuk uit te voeren, een Studenten Mantel omsloegen; maar dien, als zy gevaar liepen van geval en gestraft te zullen worden, wegwierpen, om voor geen Studenten door te gaan.’ ‘Dit,’ voegt hy 'er nevens, ‘was 'er ten dien tyde zeer in zwang, en ik heb het meermaalen ten mynen tyde zien pleegen, tot groote schande voor de Universiteit.’ - Dit bedryf is tegenwoordig een weinig veranderd. Jonge Heeren, ‘wanneer zy voorhebben eenig slegt stuk uit te voeren,’ werpen alles af wat eenig vertoon van geregeldheid maakt, en loopen geen gevaar altoos van voor Studenten gehouden te worden. Volgens eene Vaststelling, in den Jaare MDCCLXX gemaakt, in eene Zamenroeping, heeft geen Hoofd van eenig Collegie, noch alle de Hoofden der Collegien te zamen, regt om ontslag te verleenen van, of verandering te maaken in, eenig gedeelte van de Academie-Kleedinge, zonder toestemming der Zamenroeping, welke het Wetgeevend Lichaam uitmaakt. - Toen ik my eenige jaaren geleeden te Oxford bevondt, op een tyd van onlusten wegens het verkiezen van Staatsleden, zag ik een Student, die een ruigen Vossenstaart aan zyn Hoed droeg. Op myne Vraag, welk een gedeelte van de Academie-Kleeding dit vreemd cieraad mogt weezen? kreeg ik ten antwoord, dat de jonge Heer een Marquis was! Ik had gelegenheid, om waar te neemen, dat een gedeelte der Kerklyke Tugt, of Ordening, hier met groote onpartydigheid wordt aangekleefd en onderhouden. De byzondere Doop aan Huis vermag hier aan niemands Kind bediend worden. Een Dame van hoogen Rang, onlangs te Oxford in het kraambedde bevallende, zogt te vergeessch verschoond te worden van de Gemeenheid der openbaare bediening des Doopzels; maar men ken het haar niet veroorloven, en zy hadt het verdriet van deeze Godsdienstige verrigting te moeten laaten vol- | |
[pagina 218]
| |
voeren in de plaats ten openbaaren Godsdienst geschikt! Het is, nogthans, opmerkenswaardig, dat de Geestlykheid in 't algemeen, overal elders, dit als eene onverschillige zaak beschouwt. De Universiteit - Leerreden wordt in St. Mary, of de Universiteit-Kerk, alle Zondagen gehouden, uitgenomen in de Vasten. De plegtigheid, te dier gelegenheid, is u mogelyk nieuw. De Vice Kanselier, en de andere Hoofden des Universiteit, de Doctoren, enz. vergaderd zynde, wordt 'er een Muzykstuk, naar welgevallen, aangeheeven door Dr. hayes, of een zyner Leerlingen; naa 't welke de Choristen een Psalm aanheffen. De Leeraar begint dan met een algemeen Gebed voor de Kerk, den Koning, de Koninglyke Familie, de Universiteit, den Kanselier, den Vice Kanselier, enz. enz. In dit gebed vermeldt hy ook de Stigters en Begiftigers van het Collegie (waar toe hy behoort) by Naame. Naa het Gebed en de Leerreden, vertrekt de Vice Kanselier en de verdere Academiehoosden, in staatlyken trein, en, die in de Wyk woonen, komen, om de gewoone Morgengebeden te hooren van den Wykleeraar of den Voorleezer. Veelligt zoudt gy u verbeelden dat dusdanig eene Leerreden eene geleerde Redenvoering zal weezen, dat is, een stuk van Geleerdheid en oordeelkundige scherpzinnigheid, van dien aart, dat dezelve voegde voor de agtbaarheid dier Toehoorderen. Dit, nogthans, is altoos het geval niet; ik bevond het zo. Wat ik hoorde waren eenvoudige, welingerigte, Leerredenen over eenige Hoofdleering des Christendoms. Deeze gewoonte, om de Universiteit-Leerreden by te woonen steunt op een oud gebruik. Vreemd eenigzins, dat de Dienst het bywoonen van de Academieleden niet zo wel als de Leerreden vordert. Dan misschien oordeelt men het genoegzaam dat zy dien in hunne eigene Kapellen houden. De voordeelen van een zuivere en lugtige Marktplaats zyn zo veele, dat ik niet kan naalaaten die van Oxford, als een voorbeeld, aan te pryzen. Omtrent twintig jaaren geleden, stonden deeze onvermydelyk noodwendige Waaren hier en daar op straat, gelyk nog het geval is in eenige Landsteden; maar nu is 'er eene nieuwe algemeene Markt opgerigt, tusschen de High-street en Jesus College Lane, zeer ruim en gemaklyk. De Leevensmiddelen, daar te koop gesteld, zyn overvloedig, en van een redelyken prys. Drie toegangen loopen 'er heen in rechte lynen; deeze, van elkander in het midden doorsneden, geeven een vryen omloop aan de lugt. Van wegen de Univer siteit zyn 'er Leden van dezelve aangesteld tot Marktmeesters, die de Eetwaaren keuren, en toezigt op de Maaten en Gewigten hebben. Dit werk, even als andere van hooge noodzaaklykheid, wordt in groote Steden veelal toevertrouwd aan Lieden van den laageren rang, voor welken het nu en dan voordeelig kan weezen kleine misslagen over 't hoofd te zien. | |
[pagina 219]
| |
Het Stads-Gevangenhuis is fraay, en wel hegt gebouwd, door blackburn; dan misschien te groot. Oxford's Inwoonders moesten wel zeer slegt worden, indien de helft van dit Gebouw noodig zou weezen om de Onverlaaten te huisvesten. De Landschaps-Gevangenis, by het Oud Kasteel gelegen, is slegts gedeeitlyk voltrokken; maar zeer wel ingerigt; met een nette Kapél. De Misdaadigers worden zeer nuttig bezig gehouden met het graaven van een Kanaal, en aan andere Werken. Ik heb eene Rekening gezien, waar uit bleek, dat deeze Gevangenen, door hunnen arbeid, naa aftrek van het noodige onderhoud, eene jaarlyksche winst van 115 Ponden St. aanbragten. Die zelfde Persoonen, werkloos blyvende, als te Londen en in andere Gevangenhuizen, zouden, naar eene maatige betekening, het Landschap op ruim 122 Pond. St. 's jaarlyks te staan gekomen weezen. Naardemaal dit de laatste Brief is, welke ik u uit Oxford schryve, heb ik denzelven open gehouden, om u tevens een berigt te zenden van een buitenstapje, 't welk ik gedaan heb, na Nuneham Courtenay, het Verblyf van den Graaf harcourt; een voorwerp, 't geen weinigen naalaaten te bezigtigen, als zy zo naby in de nabuurschap komen. Op den weg is niets dat de aandagt trekt, of het moest Sandfort weezen, waar men de kleinste Kerk, en het grootste Kerkhof, in geheel Engeland, vindt. De Wedde des Predikants heeft meer van de kleinte des Kerks, dan van de grootte des Kerkhofs; dezelve is niet meer dan 30 Pond. St. 's jaars. Nuneham Courtenay is, naa veelvuldige lotwisselingen, thans een eigendom van de harcourt Familie. Het Huis, gebouwd door den laatst overleden Graaf, is zints veel veranderd en vergroot. 't Zelve is een fraay eenvoudig Gebouw, staande in een perk van omtrent zeven mylen in den omtrek, 't welk een grooter verscheidenheid van stoute en schilderagtige voorwerpen aanbiedt, dan misschien eenig ander. Van dezelve zegt horace walpole, (min bekend dan de tegenwoordige Lord orford,) ‘dat 'er eenige waardig zyn het stoute penseel van rubbens, en andere voorwerpen opleveren voor de zagte zonneschyntjes van claude.’ De Tuinen zyn aangelegd door brown, wiens vry goede fmaak voor de onbevlekte schoonheden der Natuure in den Bloemhof niet doorstraalt. Deeze kleine plek gronds heeft hy, by wyze van betovering, groot willen doen schynen. De Wandelpaden, Grotten, enz. zyn vercierd met Borstbeelden van weezenlyke en ingebeelde Persoonadien; men ziet 'er flora, cowley, cato, apollo, faunus, locke, enz. met Opschristen uit verschillende Schryvers ontleend. De Grot is zamengesteld uit ruwe steenen, gemengd met versteeningen, om een natuurlyke Grot na te bootzen. In het Huis treedt men door een Portaal, vercierd met Do- | |
[pagina 220]
| |
rische Kolommen, en Afgietzels van oude Standbeelden; men klimt langs een ovaalen trap in eene Zaal, dertig voeten lang, zestien wyd, en achttien en een half hoog, behangen met blaauw Damast. De Schilderyen, hier, zyn meest Familie Pourtraiten; en Susanna met de Boeven, door annibal caracci. Van dyck's Henrietta Maria, Gemalin van Carel den I, is onder de beste overblyfzels van dien Meester. - De Voorkamer heest, behalven andere uitsteekende Schilderyen, een Gezigt van een gedeelte van de Kaay en Baay van Napels, door gaspar occhiali; een Gezigt van een gedeelte van Rome en den Tiber, door denzelfden; twee schoone Koppen, door cornelius janssen; Koning William jaagende, door wootton; Christus de Wisselaars uit den Tempel dryvende, op Marmer, door bassan. - In de Boekery ontmoet men eenige keurige Pourtraiten van de hand eeniger laatere Meesters; Prior door dahl; Mejuffrouw Pritchart, de Actrice, door pine; Whitehead, den Gelauwerden Dichter, door wilson; Rousseau, door gogain, volgens ramsay; en Mejuffrouw Siddons, de Actrice, door hamilton: van dit stuk is een Plaat. - In de Eetzaal zyn Sir joshua's Afbeeldzels van den tegenwoordigen Graaf en Gravinne, in hun plegtgewaad; twee schoone Landschappen van ruysdaal en claude; één van snyder's beste stukken, Honden en dood Wild. - In den achthoekigen Kamer is barocci's beroemde Heilige Familie; de Madona van guido; een heerlyk Schilderstuk door poussin, verbeeldende Moses, de wateren van Meriba drinkbaar maakende. In dit vertrek vindt men verscheide kleine Schilderstukjes van groote verdiensten, inzonderheid een Pourtrait van sofonisba angusciola, van haar eigen hand. - De groote Zaal, negen en veertig voeten lang en vier en twintig breed, bevat vier zeer schoone Landschappen, door van artois gestoffeerd, met Beelden, door teniers; Maria, de tegenwoordige Hertoginne van Gloueester, door Sir joshua; een ontwyfelbaar Origineel, door both; een Landschap met Beelden, in zyn besten trant: doch het grootste cieraad van deeze Zaal is een Landschap, door rubbens; het onderwerp, een Rydtuig omvallende by het maanlicht. Bolswaert heeft 'er een Prent van vervaardigd. De Gang, van daar loopende na 's Konings Slaapkamer, is meest bezet met Familiestukken, gelyk mede die Kamer zelve. In de Kleedkamer der Koninginne zyn verscheide uitmuntende Schilderyen, door van wyck, watteau, occhiali, enz. In 's Konings Kleedkamer zyn een groot aantal Pourtraiten. door kneller, lely, riley, janssen, enz.; als mede een uitvoerig Stuk door snyder, Honden, dood Wild en Vrugten, verbeeldende. - Maar alle de Schilderstukken in dit Huis op te tellen, zou de Copy weezen van een breedvoerige Catalogus. Over het geheel vindt men 'er Stukken van de beste Meesters, met den keurigsten smaak verzameld. | |
[pagina 221]
| |
Ik twyfel, of eenig slegt Stuk in de geheele Verzameling kan gevonden worden; en van hoe veele Verzamelingen kan men dit zeggen? De nette Kerk, in de Tuinen gebouwd, is naar de tekening van den overleden Graaf. Van buiten is dezelve Iönisch, en in naavolging van een ouden Tempel. Van binnen maaken netheid en eenvoudigheid de schoonste cieraaden uit. Het voornaamste Portaal, uit zes kolommen bestaande, heeft geene gemeenschap met de Kerk; maar dient tot eene zitting in den Tuin: de openbaare ingang is aan den tegenoverkant, en die voor de Familie is een halfrond Portaal aan het Westeinde. - Het Altaarstuk door mason, verbeeldende den barmhartigen Samaritaan, heeft veel verdiensten. Onder de byzonderheden in het Huis, had ik moeten spreeken van vier oude Kaarten. Tapytwerk, van zeer hoogen ouderdom; uitmuntende in kunstwerk en naauwkeurigheid. Twee derzelven zyn van Oxfordshire en Gloucestershire. Ze worden bewaard in een daar toe gemaakt vertrek; doch niet vertoond aan elken Bezigtiger van het Huis. Op een zeer schilderagtigen stand in den Tuin, is geplaatst de Carfax, die eertyds stondt boven aan de High-street te Oxford, een dierbaar stuk der Oudheid. Geplaatst geweest zynde waar vier wegen elkander kruisten, kreeg dit Beeld den naam van Quatre voix, een naam by verbastering veranderd in Carfax. Eenige jaaren geleden, bevondt men, dat hetzelve belemmering baarde, en werd het daarom weggenomen. De Universiteit gaf het ten geschenke aan Lord harcourt, die het in zyn Tuin plaatste, waar het een belangryk voorwerp oplevert. Het Dorp Nuneham verdient byzonder vermeld te worden, uit hoofde van deszelfs uitmuntende inrigting. De Inwoonders leeven onder het onmiddelyk opzigt der tegenwoordige Gravinne, die zulk een geest van Vlytbetoon, Zuinigheid en Zindelykheid, onder haare Landhoevenaaren heeft ingevoerd, als men zeldzaam aantreft. Belooningen worden voorgesteld aan die in de evengemelde drie hoedanigheden uitmunten; en deeze belooningen zyn gelukkig zo geschikt, dat zy een geregeld gedrag bevorderen, zonder de Gierigheid op te wekken, of open te geeven aan bedrog. De Inwoonders van Nuneham, die Verdienstlyk (Meritorious) gekeurd zyn, kunnen gekend worden van den doortrekkenden Vreemdeling; de Letter M (Merit) wordt, op last der Gravinne, aan hun deur geschilderd. Op eenige deuren ontmoette ik twee of drie M; dit duidde, haar men my berigtte, een hooger maate van verdiensten aan. De Naamen deezer Verdienstlyken staan ook aan de Kerkdeur geschreeven. Schiet iemand hunner in zyne pligtsbetragting te kort, al die eer wordt uitgewischt, en de deur blyft on- | |
[pagina 222]
| |
getekend, tot zy hun loflyk Character weder herwonnen hebben. Op het Jaarlyks Feest, gegeeven aan deeze Landlieden, worden, behalven de Pryzen van Verdiensten aan de Inwoonders die zich geduurende het verloopen jaar best gedraagen hebben, Pryzen van Vlyt toegeweezen aan de Vrouwen en Dogters die het best spinnen. De Pryzen worden in de Kerk uitgedeeld, wanneer zeer eigenaartig de plegtigheid van den dag wordt aangevangen met een Leerreden; en, naa het afloopen van alles, worden de Dorpelingen op een Middagmaal onthaald, waarop dansen en betaamlyke vrolykheid volgt. Het geheele jaar door bezoekt de Gravin deeze lieden, en slaat agt op hun gedrag; zy verrigt zulks met de genegenheid van eene edelmoedige Weldoenster; maar tevens met de voeglyke strengheid eener Oordeelaaresse. En ik hou my ten vollen verzekerd, dat zy zich ryklyk beloond vindt door de gelukkige uitwerkzels van haare onvermoeide, en (het smert my 'er te moeten byvoegen) niet gemeene, zorg voor deeze arme lieden, wier bestaan en geluk van haar afhangen. Voor hun, die by verbeelding kunnen berekenen, of die met de daad ondervinden, hoe groot een zegen een Edelman van eenen edelmoedigen aart kan weezen, door zich toe te leggen op de geluksbevordering zyner arme onderhoorigen, en die by ervaarenis weeten, dat de grootste wellust des leevens is goed te doen, moet het gedrag van veele Aanzienlyken en Ryken, voor altoos, een wonderspreuk blyven. Het Dorp Nuneham Courtenay lag voorheen op een hoogen grond; dan de laatst overleden Graaf bragt het over daar het thans ligt; hetzelve geheel herbouwende in een reeks nette Boerenwooningen: tusschen elke twee is een open plein, tot een grond om groenten voor het huishouden te teelen. De tegenwoordige ligging is gezond, gelyk het gelaad der Inwoonderen uitwyst; schoon de bewoonders van het oude Dorp van de gezondheid des tegenwoordigen een slegt denkbeeld hadden, 't geen een hunner in een ruw boersch versje, op de Kerkdeur aangeplakt, ten tyde der verandering, te kennen gaf, en zich door dit bedryf meende te wreeken op Lord harcourt, dien hy vervloekt, wegens de verplaatzing in een ongezond oord. Ik ben, enz.
(De Vyfde Brief by eene volgende gelegenheid.) |
|