| |
Verslag van het leeven en de werken van George Edwards, F.R.S. & F.S.A.
(Uit het Engelsch.)
George edwards, een uitsteekend Natuurkundige, die zich byzonder deedt kennen door zyne kunde en aftekening der Vogelen, werd den derden van Grasmaand des Jaars MDCXCIII gebooren te Stratford, een Buurt behoorende tot West-Ham in Essex.
Eenige zyner vroegste jaaren bragt hy door onder het opzigt van een Geestlyken, hewit geheeten, toen Leermeester in eene openbaare School te Laytonstone, eenige weinige mylen van edwards Geboorteplaats.
Deeze School verlaaten hebbende, werd hy besteld by eenen anderen Leeraar der Vastgestelde Kerke te Brentwood; en vervolgens, dewyl zyne Ouders hem ten Koophandel geschikt hadden, als Leerling geplaatst by een Koopman in Fenchurch-street. Hy trof zeer gelukkig eenen Meester aan, die hem met alle beleefdheid en vriendschap behandelde; en die, behalven dat hy een Man was van zeer naauwgezette Godsdienstigheid, de by Kooplieden zeldzaame hoedanigheid bezat van welbedree ven te weezen in de Geleerde Taalen.
Omtrent het midden der Leerjaaren van den Heer edwards, viel 'er iets voor, 't welk eene rigting gaf aan
| |
| |
zyne toekomende Studien. Naa den dood van Dr. nicholas, een Man, die zich in de Geneeskunde roem verworven heeft, en een Bloedverwant van edwards Meester, werden 's Doctors Boeken, die zeer menigvuldig waren, geplaatst op de kamer des Leerlings. Zo onverwagt eene gelegenheid, om kundigheden op te doen, ging by hem niet verlooren. Hy bediende 'er zich van met greetigheid, en besteedde al den ledigen tyd welken hy by dag hadt, en niet zelden een groot gedeelte van den nagt, in het doorbladeren van Dr. nicholas Verzameling, zo verre die de Natuurlyke Historie, Beeldhouw-Schilder- en Starrekunde, en de Oudheden, betrof. Zints dien tyd hieldt edwards uitzigt om Rykdommen te verkrygen, welke de Koophandel aan deszelfs yverige behartigers schenkt, op. De Winkel en de Beurs begonnen alle de bekoorlykheden te derven; en, by het eindigen zyner Leerjaaren, vormde hy het plan om buiten 's Lands te reizen, met oogmerk om zyn smaak te verbeteren, en een schat van kundigheden op te zamelen.
Edwards eerste Reis was na Holland, werwaards hy scheep ging in 't Jaar MDCCXVI, en de voornaamste Steden der Vereenigde Nederlanden bezogt. Naa een maand daar blyvens, keerde hy na Engeland weder, en onthieldt zich twee jaaren in Londen en daar omstreeks, zonder iets bepaalds, te doen, schoon wy wel mogen veronderstellen, dat hy niet afliet, zyne kundigheden in de Natuurlyke Historie te vermeerderen.
Zyne tweede Reis was na Noorwegen, werwaards hy heentoog op de uitnoodiging van een Heer, hem zeer genegen, en wiens Neef Capitein was van het Schip, waar mede edwards derwaards steevende. Een werkzaame en wysgeerige geest, gelyk de zyne, kon niet naalaaten eene hooge voldoening te smaaken in een Land, vol rotzen van eene verbaazende grootte, vol altoos groene boomen, en waar zommige van de Inwoonders naauwlyks de kunsten der beschaafdheid kenden. De Zon ging, geduurende zyn verblyf, alleen onder om weder op te gaan; weinige uuren offerde hy aan den slaap op. Zomtyds wandelde hy op de oevers van kreeken, by de holen der Zeevogelen, en andere eenzaam zwervende der gevederde Bende, op plaatzen waar hy geen stem dan die deezer Vogelen hoorde. Op andere tyden nam hy den groei der Planten waar, tusschen het gebergte, en ontmoette menigmaalen, by de Bergbewoonders, die Gastvryheid,
| |
| |
welke men schaarscher aantreft in meer beschaafde oorden. - Op zyn tocht naa Frederikstad, bevondt hy zich niet verre van het Kanon van carel den XII, Koning van Zweeden, op dien tyd bezig met het beleg van Frederikshall, voor welke plaats die Vorst sneuvelde. - Deeze omstandigheid wederhield den Heer edwards Zweeden te bezoeken; daar het Zweedsche Leger zeer tuk was om Vreemdelingen aan te houden. Niettegenstaande al zyne voorzorg en omzigtigheid, om aan geene der partyen aanstoot te geeven, werd hy eens gevat door de Deensche Wagt, die hem hieldt voor een Spion, door den vyand gebezigd om kundschap van hunne oogmerken op te doen. Nogthans kreeg hy, door het bybrengen van onlochenbaare getuigenissen zyner onschuld, zyn ontslag.
In Hooimaand des Jaars MDCCXVIII, stak edwards weder na Engeland over, en keerde, kort naa zyne wederkomst te Londen, na zyne Geboorteplaats, waar hy den Winter doorbragt. Dan begeerig om Frankryk te bezoeken, trok hy in MDCCXIX over Dieppe na Parys. De byzonderheden dier Stad bezigtigd hebbende, nam hy zyn intrek in een Dorp Greencourt geheeten, gelegen in het groote Perk van Versailles. Zyn oogmerk in het verkiezen deezer plaatze was zyne kennis in de Natuurlyke Historie uit te breiden; dan, tot zyn geen gering verdriet, vondt men op dien tyd geen leevend schepzel in de Menagerie. Naardemaal het Hof, geduurende 's Konings Minderjaarigheid, zich niet te Versailles onthieldt, was de eertyds zo wydvermaarde Verzameling van Dieren zo geheel en al verwaarloosd, dat ze alle of dood of verstrooid waren.
Ten deezen opzigte teleurgesteld, vermaakte zich edwards met de prachtige Optochten, ten toonstellingen van Reliquien, in verscheide Kerken en Godsdienstige Gestigten; byzonder zyne aandagt vestigende op de werkstukken der Schilder- en Beeldhouwkunde, in de openbaare Gebouwen.
Terwyl hy zich in Frankryk onthieldt, deed hy twee uitstappen in dat Ryk, ieder van een paar honderd Mylen. De eerste was na Chalons in Champagne, in Bloeimaand des Jaars MDCCXX; de tweede was te voet na Orleans en Blois. Deeze laatste reis volbragt hy in vermomde kleeding, met oogmerk om die Zoonen der schraapzugt te ontwyken, die hun beurs maaken met
| |
| |
de Reizigers te berooven. Dit plan bleek veel gewaagd te zyn; want 'er was zeer onlangs een Edict uitgevaardigd om de Landloopers op te pakken, met oogmerk om dezelven na America te voeren, na de Oevers van de Rivier Missisippi, waar men bevolking behoefde. Het gevolg hier van was, dat onze Philosooph ter naauwer noode een Reis na de West-Indiën ontkwam.
Toen de Heer edwards uit Frankryk in Engeland wederkeerde, zette hy zyne geliefde Studie, de Natuurlyke Historie, met allen ernst, voort; zich toeleggende, om zulke Dieren, als te zyner kennisse kwamen, te tekenen en te kleuren. Zyn voornaamste bezorgdheid was, om meer het natuurlyk, dan het schilderagtig, Schoon te bewaaren; Vogels trokken, in 't eerst, zyne aandagt voornaamlyk; en eenige der beste Afbeeldingen door hem gekogt zynde, maakte hy 'er weinige Aftekeningen van voor zich zelven. Deeze werden bewonderd door de Liefhebbers, die, door 'er een goeden prys voor te besteeden, onzen jongen Natuurkundigen aanmoedigden om met kragt zyn werk voort te zetten. James theobald, Esq. van Lambeth, een yverig Voorstander der Weetenschappen, was een der eerste Beschermheeren en Weldoenderen van den Heer edwards. Dus onverwagt aangemoedigd, nam onze Kunstenaar toe in kunde en arbeidzaamheid, en verkreeg, door zyne bevlytiging in zyne geliefde Studie, een behoorelyk inkomen, en eene wydstrekkende kennis. Niet te min liet hy zyn vlytbetoon, in den Jaare MDCCXXXI, voor een tyd vaaren, en deedt, met twee zyner Bloedverwanten, eene Reis naa Holland en Braband. Hier egter liet hy zyn tyd niet vrugtloos voorby loopen; want hy verzamelde verscheide schaars voorkomende Boeken, en hadt gelegenheid om de oorspronglyke Schilderstukken te zien van de grootste Meesters, te Antwerpen, te Brussel, te Utrecht, en in andere groote Steden.
Op aanpryzing van Sir hans sloane Bart. Voorzitter van het Collegie der Geneesheeren, werd onze edwards verkoozen tot hun Boekbewaarder, en voegde men hem kamers in het Collegie toe. Dit, 't welk het voornaame tydperk was in zyn leeven, bepaalde hem tot een post, die het meest strookte met zyn smaak en genegenheid. Thans vondt hy zich in staat om steeds gebruik te maaken van eene uitgezogte Boekery, vol van de kostbaarste Boeken over de Natuurlyke Historie, in
| |
| |
welke hy zich by aanhoudenheid oefende. - Zo werd hy by trappen een der uitmuntendste Vogelbeschryvers van ons Land, en van alle andere Landen; en ten deezen opzigte is zyne verdienste zo wel bekend, dat dezelve niet in twyfel kan getrokken worden. In 't byzonder staat hier op te tekenen, dat hy nooit anderen toevertrouwde, wat hy zelve kon uitvoeren, en dat hy het menigmaal zo bezwaarlyk vondt zich zelven te voldoen, dat hy niet zelden drie of vier tekeningen maakte, om het door hem gekoozen voorwerp in houding en character op 't volkomenst te treffen.
De Heer edwards leverde, in 't Jaar MDCCXLIII, der Wereld een verwonderlyk blyk van zyne arbeidzaamheid, door de Uitgave van het Eerste Deel zyner History of Birds. Hetzelve werd uitgegeeven in groot 4to, en behelst één en zestig Vogelen, en twee viervoetige Dieren, van welke de meesten voorheen noch afgetekend noch beschreeven waren. Ze zyn gesneeden op twee-en-vyftig Plaaten, naar oorspronglyke Tekeningen, en juist gekleurd; met volkomene en naauwkeurige Beschryvingen. Dit Deel is opgedraagen aan den Voorzitter en de Leden van het Koninglyk Collegie der Geneesheeren, wier gunstbetooningen en bystand door den Schryver met alle hartlykheid erkend worden. De Beschryvingen kwamen desgelyks in 't Fransch uit, ten dienste der Buitenlanderen; dit geschiedde ook ten opzigte van de volgende Deelen.
Het getal der Inschryveren de vuurigste verwagtingen van den Heer edwards zelve overtreffende, verscheen een Tweede Deel der History of Birds, in den Jaare MDCCXLVII, opgedraagen aan Sir hans sloane, toen Lyfarts van zyne Majesteit, en wiens verdiensten, als Natuurkundige, al te zeer bekend zyn, zo binnen als buiten 's Lands, dan dat wy des byzondere melding behoeven te maaken. De Vriendschap deezes beroemden Mans, voor onzen Schryver wordt in die Opdragt vermeld, mèt al de warmte van een gevoelig en dankbaar hart. Dit Tweede Deel bevat desgelyks één-en-zestig Vogels en twee viervoetige Dieren, op twee-en-vyftig Plaaten; met de Beschryvingen.
In 't Jaar MDCCL, kwam het Derde Deel deezes Werks uit, behelzende het zelfde getal Plaaten, en negenen-vyftig Vogelen. Het was opgedraagen aan den Voorzitter, den Raad en de Leden, der Koninglyke Societeit.
| |
| |
Het Vierde Deel zag het licht in 't Jaar MDCCLI, bestaande uit zeven-en-dertig Plaaten, waar op negenen-dertig Vogelen, en waar by gevoegd zyn zestien Plaaten met Slangen, Visschen en Infecten. Dit was het laatste Deel, 't geen de Heer edwards toen voorhad uit te geeven, en hy schynt het aangemerkt te hebben als het volkomenste van 't geen hy, de Natuurlyke Historie betreffende, voortbragt, waarom hy het opdroeg aan het Opperweezen. Die Opdragt was, buiten twyfel, zeer Godvrugtig, wat het oogmerk aanbelangt; maar de wysheid der keuze kan niet aangepreezen worden. Zulk een vermeeten is te hoog voor een Menschlyk Schepzel, en de weinige voorbeelden van dien aart, welke ons in de Geschiedenis der Letterkunde voorkomen, heeft men altoos met regt gewraakt. Misschien zullen zommigen onzer Leezeren begeerig zyn, om te zien op welk een trant onze Natuurkenner zich in deeze zeldzaame Opdragt uitdrukt; dezelve was kort, en van den volgenden inhoud:
‘Aan god,
den Eén Eeuwigen! den Alomtegenwoordigen, den Alweetenden en Almagtigen, Schepper aller Dingen, die bestaan! van Kringen, onafmeetbaar groot, tot de kleinste Stofvezeltjes, wordt dit Ondeeltje opgedraagen en toegeheiligd, met alle mogelyke Dankerkentenisse, Ootmoed, Vereering en hoogste Aanbidding, beide van Lichaam en Geest,
door
Zyn alleronderdaanigst en nederigst Schepzel
george edwards.’
Schoon men uit onzes Schryvers Opdragt aan de Godheid zich veelligt zou verbeelden, dat hy ten oogmerke had zynen schryfärbeid te staaken, was zyn geest veel te werkzaam, en zyne zugt ter kennisse veel te vuurig, om zich te vergenoegen met het geen hy reeds gedaan hadt. In gevolge hiervan schonk hy, met den Jaare MDCCLVIII, der geleerde Wereld, het Eerste Deel van zyne Gleanings of Natural History; vertoonende zeventig onderscheide Vogelen, Visschen, Insecten en Planten, meest tot dien tyd onbeschreeven, volgens de Na- | |
| |
tuur gekleurd, op vyftig koperen Plaaten. Dit Deel was opgedraagen aan de Bezorgers van het Britsche Museum. Een Oordeelkundig Boekbeoordeelaar heeft, van dit Werk spreekende, de volgende schatting betaald aan de verdiensten onzes Schryvers: ‘Alle Schryvers over de Natuurlyke Historie zyn van geene gebrekkigheid te beschuldigen; veelen hebben Afbeeldingen naar het leeven geschonken, en ze op de naauwkeurigste wyze uitgevoerd. Onder deezen verdieut de Heer edwards op de onderscheidenste wyze vermeld te worden; zyne Afbeeldingen, en in zyne Gleanings of Natural History, en in zyne History of Birds, zyn zeer stipt de Natuur gevolgd. Wy verwonderen ons, derhalven, niet, dat zy zo welkom geweest zyn by allen, die smaak vinden in juiste Afbeeldingen, op de schoonste wyze vercierd. Het hoofdvoorwerp is hier altoos getekend in eene natuurlyke en bevallige houding, vry van alle styfheid of gemaaktheid; voorts zyn de Plaaten zodanig vercierd, dat zy veel toebrengen om de schoonheid van het hoofdvoorwerp te meer te doen afsteeken. Eenigen, 't is waar, hebben beweerd, dat de Dier- en Plantbeschryvers, in dusdanige Werken, te veel speelens aan de verbeelding gaven, en, om de fraaiheid hunner Plaaten te vermeerderen, 'er veele trekken byvoegden in de natuur niet te vinden. Dan, ten opzigte van den Heer edwards, hebben wy eenige
moeite genomen om ons zelven daaromtrent te voldoen, door veele zyner Afbeeldingen te vergelyken met de oorspronglyke van welke zy ontleend waren; en wy kunnen, met volkomen waarheid, belyden, dat wy in alle deelen eene treffende gelykheid vonden, zo in de Tekening als in de Kleuren. De Heer edwards heeft, 't is waar, zich bediend van de kunst om zyne Plaaten op te cieren, door een fraai contrast te maaken tusschen de kleuren der Hoofdvoorwerpen, en die der Bycieraaden; maar, ook ten deezen aanzienen, week hy nimmer af van de natuur, hy koos zodanige voorwerpen, wier eigenaartige kleuren dit Contrast vormden. - De Heer edwards wist, daarenboven, zyne Voorwerpen te plaatzen in zulk eene verscheidenheid van bevallige houdingen, dat het oog niet vermoeid wordt door eene verveelende eenzelvigheid van stand; welke ten gelyken tyde verraadt en eene schraalheid van vinding, en eene onoplettenheid in de beschouwing der voorwerpen zelve. - | |
| |
Eene andere byzonderheid, welke de Werken van den Heer edwards te dierbaarder maakt, bestaat hier in, dat de meeste Voorwerpen de zodanige zyn, als men voorheen niet beschreeven of afgebeeld vondt, of van welken men by anderen geene dan gebrekkige Afbeeldingen aantrof; zo dat het daadlyke toevoegzels zyn tot de Natuurlyke Historie, strekkende om onze kundigheden te vermeerderen van de tallooze soorten der Voorwerpen, met welke de Almagtige Schepper ons aardsch verblyf vercierd heeft.’
Een Tweede Deel der Gleanings kwam in den Jaare MDCCLX uit; het bestaat uit vyftig Plaaten, en de Beschryvingen, zo wel als de Afbeeldingen, van honderd Dieren en Planten. Dit Deel droeg hy op aan wylen den Graaf bute, wiens liefhebbery voor de Natuurlyke Historie, byzonder de Plantkunde, wel bekend is.
Het Derde Deel van zyne Gleanings, dat het Zevende en laatste Deel der Werken van den Heer edwards uitmaakt, verscheen in 't Jaar MDCCLXIII; het was toegewyd aan den Graaf ferrers, die, wanneer Capitein shirley een Franschen Prys genomen hadt, een groot getal Vogelen, bestemd voor Madame pompadour, aan onzen Natuurkenner mededeelde, die daar door in staat gesteld werd, meer volkomenheids en waarde aan zyn Arbeid by te zetten. Dit Deel bevat achten vyftig onderscheidene Voorwerpen, op twee - en - vyftig Plaaten gebragt, even als in de voorgaande Deelen. In de drie Deelen van de Gleanings gaat het Engelsch vergezeld van eene Fransche Overzetting op de tegenoverbladzyde. In de voorige Deelen werd de Fransche Beschryving afzonderlyk gedrukt.
(Het Vervolg en Slot by eene nadere gelegenheid.) |
|