Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 167]
| |
Leevensberigt van mevrouw Mary Delany, schilderesse en bloemknipster by uitsteekenheid.(Uit het Engelsch.)
Mary delany, eene Dame van uitsteekend verstand en verdiensten, werd gebooren op den veertienden van Bloeimaand des Jaars MDCC, op een klein Landgoed van haaren Vader, te Coulston, in Wiltshire. Zy stamde af van aanzienlyken Geslachte, was de Dogter van bernard granville, Esq. een jonger Broeder van george granville, Esq. naderhand Lord Landsdown; een Edelman, wiens bekwaamheden en deugden, wiens Character als Dichter, wiens Vriendschap met pope, swift, en andere uitsteekende Vernuften van dien tyd, en wiens algemeene bescherming, verleend aan Mannen van Verstand en Letteren, hem, in de geleerde Wereld, bekend, beroemd en geagt, maakten. Als eene Afstammelinge van zulk een Geslacht, kon het haar aan geene allerbeste Opvoeding ontbreeken. Vóór haar eerste Huwlyk onthieldt zy zich meest te Whitehall, by haare Moei, Mevrouw stanley, wier Man, de Heer john stanley, zeer veel verstands en kundigheden bezat. De jonge Juffrouw granville bezogt egter dikwyls haaren Oom, Lord Landsdown, op zyn Landgoed. In het gezelschap van dien Lord, die de bevalligheden eens welleevenden Mans met die van een welgeoefend Letterminnaar paarde, werd haar verstand beschaasd, haar smaak gezuiverd, en zy kreeg eene bevalligheid en deftigheid van Zeden, welke zy tot haare laatste leevensjaaren behield. Het was te Long Leat, het Landgoed van de weymouth Familie, door Lord Landsdown betrokken geduurende de minderjaarigheid der Ersgenaame van dat Landgoed, waar de jonge Juffrouw granville voor de eerstemaal den Heer alexander pendarves, Esq. zag; een Heer van groote middelen, te Roscrow, in het Landschap Cornwall, en die onmiddelyk zich aan haar vervoegde met zyne Liefdensverklaaring; deeze werd zo kragtdaadig ondersteund door haaren Oom, dien zy geen moeds genoeg hadt iets te weigeren, dat zy, met wederzin, in de verzogte Egtverbintenis toestemde; welke ook, binnen den tyd van twee of drie weeken, voltrokken werd: zy was toen zeventien jaaren oud. Groot verschil van jaaren, en andere omstandigheden, bragten te wege, dat zy, staande dit Huwlyk, zeer ongelukkig was. Zy poogde, nogthans, haar lot zich zo draaglyk te maaken als zy eenigzins kon. Het afgezonderd leeven, waartoe | |
[pagina 168]
| |
zy bepaald was, besteedde zy wyslyk in het aankweeken van haare natuurlyk groote verstandlyke vermogens; en het goed gebruik, 't welk zy van haaren ledigen tyd maakte, bleek in haare aangenaame Verkeering, en uit de Brieven aan haare Vrienden. - Dat vaardig bezef van het fraaije en het schoone, 't welk Smaak vormt, bezat zy in eene zeer groote maate; dit maakte haar byzonder geschikt tot vorderingen in de fraaije Kunsten. In den leevenstyd, van welken wy thans spreeken, lag zy zich meest op de Muzyk toe. De Schilderkunst, die zy, vervolgeus, meest beminde, en waarin zy voornaamlyk uitstak, hadt haare aandagt nog niet tot beoefening toe getrokken. Mevrouw pendarves werd Weduwe in 't Jaar MDCCXXIV. Zy verliet Cornwall, en zette zich te Londen neder. Verscheide jaaren, te weeten tusschen de Jaaren MDCCXXX en MDCCXXXVI, hieldt zy Briefwisseling met Dr. swift. Twee haarer Brieven, in 't laatstgemelde jaar geschreeven, zyn in swift's Werken geplaatst, en kunnen dienen om ons de sterkte en leevendigheid van haaren geest te doen kennen, als mede de verslandige wyze op welke zy haare vermogens besteedde. Haare gewoonte was, zo als zy Dr. swift berigt, 's morgens tusschen vyf en zes uuren op te staan, en ten elf uuren te bedde te gaan. Uit die zelfde Brieven blykt, hoe zeer Mevrouw pendarves geschikt was om een bron van genoegen in zich zelve te vinden; want zy verklaart, dat het eenzaam leeven haar veel vermaaklyker viel dan zy gedagt hadt. Men heeft opgemerkt, dat 'er, in haare Brieven aan Dr. swift, eene styfheid en bedwang is, zeer onderscheiden van de ongemaakte losheid, welke in die aan haare gemeenzaame Vrienden doorstraalde; men moet dit ongetwyfeld toekennen aan het ontzag, 't welk zy hadt voor den Deken van St. Patrick. In den Jaare MDCCXLIII hertrouwde de Weduwe van pendarves aan Dr. delany, dien zy reeds lang gekend, en veele jaaren hooggeagt, hadt. Negentien jaaren hadt zy in den Weduwenstaat doorgebragt, toen zy deeze Egtverbintenis, voor haar zeer gelukkig, aanging; haar Man droeg haar de grootste agting en liefde toe. Dr. delany stierf in Mey des Jaars MDCCLXVIII. Naa diens dood dagt zy zich te Bath neder te zetten, en was in onderhandeling om daar een Huis te bekomen. Maar de Hertogin Weduwe van Portland, dit haar oogmerk verstaande, ging haar bezoeken, om haar daar van af te brengen. De Hertogin, die in haare vroege jaaren zeer gemeenzaam met Mevrouw delany verkeerde, wenschte naby zich te hebben eene Dame, van welke zy zich, verscheide jaaren, onvermydelyk gescheiden vondt, en wier verstand en hart zy wist dat zeer veel zou kunnen toebrengen tot het geluk haars eigen leevens. De Hertogin flaagde in haar verzoek. Den volgenden Winter | |
[pagina 169]
| |
ging Mevrouw delany by de Hertogin van Portland, te Whitehall. Met den voortyd des Jaars MDCCLXIX, huurde zy een klein Huis in Thatched-house-Court in St. Jamesstreet. Hier bleef zy tot ze een Huis, meer naar haaren smaak, kon vinden, 't welk zy het volgend jaar in St. James-place aantrof, en waarin zy tot haaren dood woonde. De Zomers bragt zy door met de Hertoginne van Portland te Bulstrode, zomtyds ging zy haare Vrienden in Warwickskire en Straffordshire bezoeken, en by andere Vrienden, die zich gelukkig oordeelden haar gezelschap te mogen genieten. Maar deeze bezoeken waren noch veelvuldig noch langduurig, en hielden dezelve in de laatste jaaren geheel op. In den Winter ging 'er naauwlyks een dag voorby, of de Hertogin van Portland, indien zy niet door ongesteldheid verhinderd werd, bragt eenigen tyd door by Mevrouw delany, te James-place. De tyd haars bezoeks was meest van zeven tot tien uuren 's avonds; wanneer ten huize haarer Vriendin menigmaal gezelschap was van lieden van aanzien en bekwaamheid. Het blykt uit dit verslag, dat Mevrouw delany nooit by de Hertogin van Portland woonde als een Gezelschaps Juffrouw (in de gebruikelyke betekenis van die benaaming) maar als eene onafhanglyke Vriendin; zy bezat meer dan zeshonderd Ponden Sterling 's jaarlyks inkomen. 't Geen deeze twee zo naauw te zamen bragt, was oude kennis, gelykheid van deugden, en zamenstemmende liefhebberyen. Naa den dood van de Hertogin Weduwe van Portland, behaagde het den Koning, die Mevrouw delany menigmaal te Bulstrode gezien en met haar verkeerd hadt, haar ten Zomergebruike te vergunnen, een geheel gemeubileerd Huis in St. Albans-street, Windsor, by den ingang van het Kasteel. En, ten einde het betrekken van twee Huizen haar op geen te hooge kosten mogt te staan komen, voegde zyne Majesteit 'er een Jaargeld by van drie honderd Ponden. De wyze, op welke dit Jaargeld betaald werd, zette welgevalligheid by aan deeze gifte. Om de gewoone afkortingen voor het bezorgen te voorkomen, bragt de Koningin, alle half jaaren, de Banknooten, en gaf ze eigenhandig over. Deeze gifte was, egter, gelyk veelen zich verbeeld hebben, geen Aalmoes. Mevrouw delany hadt dezelve, als zodanig beschouwd, niet noodig. Had haar verlangen, altoos zeer gemaatigd, zich uitgestrekt tot een ruimer inkomen, zy had naabestaande Bloedverwanten, wier gelegenheid, zo wel als genegenheid, haar dit op de ruimste wyze zou hebben kunnen bezorgen. - 's Konings weldaadigheid sproot uit de hoogagting, welke hy, nevens de Koningin, had voor haar Character, en uit de begeerte, om eene Dame van zo veel bekwaamheid en verdiensten digt by zich te hebben. Veel genoegen vonden zy in haaren ommegang; | |
[pagina 170]
| |
het gebeurde niet zeldzaam dat zy elkander tweemaalen daags zagen. Op den vyftienden van Grasmaand des Jaars MDCCLXXXVIII, overleed zy, naa eene kortstondige Ziekte, ten haaren huize in St. James Place, bykans het acht-en-tachtigste jaar haars leevens vervuld hebbende. Wat wy dus verre bybragten doet weinig om Mevrouw delany ten Voorwerpe eener Leevensbeschryvinge te neemen; doch daartoe is zy geregtigd, door haare bedreevenheid in de Schilderkunst en anderen Vernufts arbeid; wel byzonder door ééne Kunstbewerking, welke haar geheel eigen mogt heeten. Betreffende de Schilderkunst; laat kwam zy tot de beoefening van dezelve. Meer dan dertig jaaren bereikt hebbende, leerde zy eerst tekenen; tot Leermeester neemende den Heer goupy, een Meester van naam ten dien dage, en door frederik, Prins van Walles, veel gebruikt. Het schilderen met Olieverf nam zy eerst ter hand naa haar veertigste jaar. Zo sterk was haare zugt, zo werkzaam haar yver in deeze kunst, dat zy 'er menigmaalen, dag aan dag, mede bezig was, van 's morgens ten zes uuren tot den tyd des middagmaals; zich alleen eene korte tusschenpooze vergunnende tot het neemen van haar ontbyt. Meest schilderde zy Stukken naa; doch op eene meesterlyke wyze. Het éénige groote oorspronglyke Werk van haar met Olieverf is eene Opwekking van Lazarus, thans in 't bezit van haare Bloedverwante en hooggeschatte Vriendin, Lady bute. De aanleiding tot het Stuk was ontleend uit eene welbekende Plaat van rembrand. Men weet, dat Sir joshua reynolds zeer veel genoegen schiep in deeze Schildery van Mevrouw delany. Het aantal der Stukken, door haar geschilderd was, als men in aanmerking neemt dat zy zo laat begon, zeer groot. Haar eigen huis hing 'er vol van; andere maaken de voornaamste eieraaden uit van Calswich, Welsbourn en Ilam; de Woonplaatzen van haare Neeven, Mr. grenville en Mr. dewes, en van haare Nigt, Mevrouw port. Mevrouw delany muntte, onder andere begaafdheden, uit in Borduuren en het maaken van Schulpwerk; veele keurlyke stukken van haar vernust, in dit vak, liet zy naa. Doch 't geen ten haaren opzigte alleraanmerkelykst is, bestaat hier in: dat zy, in den onderdom van vier-en-zeventig jaaren, eene nieuwe en allerbevalligste wyze uitvondt, om haar vernuft aan den dag te leggen. Dit was door eene Flora van eene allerzonderlingste soort aan te leggen, door gekleurde Papieren byeen te voegen; het geen niet oneigen eene soort van Mosaicwerk mogt heeten. Volkomen bedreeven in het behandelen van de schaar, sneed zy de Plant of Bloem, welke zy zich voorgesteld hadt naa te volgen, uit; dat is te zeggen, zy sneed | |
[pagina 171]
| |
uit, de onderscheide Bladen en Deelen, in Chineesch papier, van zulk eene kleur als aan het voorwerp voegde: en, daar zy niet altoos papier kon vinden van die kleur als zy noodig had, kleurde zy het papier naar eisch der zaake. Zy gebruikte een zwarten grond, als best om haar Bloem te doen uitkomen. Het geenzins minste gedeelte van haare kunst bestondt hierin, dat, schoon zy nimmer een penseel gebruikte om de gedaante of houding van de Plant uit te tekenen, zy, nogthans, wanneer zy alle de deelen, die dezeive zamenstelde, byeenvoegde, dezelve zo los en bevallig hing, dat elk zich verzekerd hieldt, dat ze vóóraf moest uitgetekend en by herhaaling verbeterd weezen door eene kundige hand, eer dezelve die natuurlyke losheid en bevalligheid kon bekomen, die, 't zy zonder belediging van de eer deezer Kunstenaaresse gezegd, met regt een vervalsching van de Werken der Natuur mogt heeten. De uitwerking overtrof alles wat de Schilderkunst kon voortbrengen; zo bedrieglyk was haare Kunst, dat zy zomtyds een weezenlyk Blad van een Plant hing naast een blad van haar eigen maakzei; het geen het oog niet kon ontdekken, zelfs dan niet wanneer zy het met den vinger aanwees. Tot haar drie-en-tachtigste jaar was Mevrouw delany bezig met het voortzetten van haar Bloemwerk; wanneer de verduistering haarer oogen haar verpligtte 't zelve te staaken. Haar onvermoeide vlyt hadt egter haar de volkomenste Flora doen zamenstellen, die ooit door dezelfde hand vervaardigd werd. Het getal der door haar bewerkte Planten beliep negen honderd en tachtig. Deeze onwaardeerbaare Flora maakte zy aan haar Neef court dewes. Esq. die dezelve thans bezit. Agterhoudenheid in deeze Kunstbewerking kon niet vallen in Mevrouw delany. Zy was 'er menigmaal in gezelschap mede bezig, en zogt haare Vriendinnen te toonen hoe gemaklyk het viel; meermaalen klaagde zy, dat zo weinige het wilden onderneemen haar naa te volgen. Om dit met vrugt te doen, worden, nogthans, twee zaaken volstrekt vereischt; eene groote maate van geduld, en eene fiksche bedreevenheid in het Bloemtekenen. Tachtig jaaren oud zynde, schreef zy voor het Eerste Deel van haare Flora. ‘Dit Papieren Mosaic-werk werd begonnen in het vier-en-zeventigste jaar myns ouderdoms (ik bedoelde in 't eerst alleen eene naarvolging van een Hortus siccus,) als een handgebaar en uitspanning, om my het gemis te boeten van die my voorheen zo zeer behaagd, maar het vermogen van behaagen verlooren, hadden; beroofd zynde van dien Vriend, op wiens partydige goedkeuring ik grootsch was, en die 'er waarde aan byzette. Schoon de uitslag van deezen Kunstärbeid myne verwagting te boven ging, dagt ik dat eene begogeling myner eigene verbeelding myn oordeel | |
[pagina 172]
| |
mogt zwenken, om 'er gunstiger, dan dezelve verdiende, over te oordeelen. En zou ik het werk, als te vergeefsch ondernomen, hebben laaten vaaren, hadt de Hertogin Weduwe van Portland hetzelve niet met gunstige oogen beschouwd. Haare goedkeuring zette zo veel by aan myne onderneeming, dat ik ze van aanbelang keurde, en gaf my moed om 'er mede voort te vaaren. Aan haar ben ik meer verschuldigd dan ik durf zeggen; maar myn hart zal altoos met de uiterste dankbaarheid en tederste genegenheid, voelen de eer en het vermaak, welke ik, meer dan veertig jaaren lang, genooten heb in haare edelmoedige, bestendige en kiesche, Vriendschap.’ mary delany.
Wy moeten hier een niet onaartig geval, tot dit onderwerp betrekkelyk, byvoegen. Mevrouw delany in Ierland zynde, kreeg een Citroen ten geschenke; de Zaaden van dezelve plantte zy, en kweekte van een derzelve een Boom, die, ten tyde dat zy dit Ryk verliet, in volkomen groei was. Toen zy geheel ingenomen was met het opmaaken van haare Flora, wenschte zy menigmaalen die agtergelaate Plant in haar Werk te vereeuwigen; deezen wensch boezemde zy niet te vergeefsch uit by haare Hartvriendinne de Hertogin van Portland, die wist te bewerken dat deeze Boom overgezonden werd na Bulstrode. Zo ras dezelve hersteld was van de ongemakken op zo lang eene reis daar aan overgekomen, stelde men den Citroenboom in de Gallery. Wanneer Mevrouw delany zich over de schoonheid van dien Boom verwonderde, gaf de Hertogin haar te kennen, dat dit de eigenste Boom was, welken zy zo dikmaals gewenscht hadt te mogen bezitten. Zonder uitstel vervaardigde zy een papieren afbeelding van een tak deezes zo verpligtend aan haar geschonken Booms. By het opgemelde Geschrift, voor het Eerste Deel van haare Flora, in het tachtigste jaar haars ouderdoms, geplaatst, hadt zy eenige Dichtregelen gevoegd, schoon men niet weet, dat zy vóór dien tyd eenig Vers maakte. In den Jaare MDCCLXXXII, haar Gezigt verlooren hebbende, beklaagde zy zich, in Dichtregelen, over dit verlies, voornaamlyk om dat zy belet wierd haar Bloemwerk voort te zetten; doch dit Vers draagt tevens de blyken van haare onderwerplyke en Godsdienstige Gemoedsgesteltenisse. Haar Vriend Mr. keate geeft deeze Characterschets van zyne Vriendinne. ‘Mevrouw delany bezat alle Deugden die het menschlyk hart kunnen vereieren; met eene Ziel, zo zuiver en zo onbesmet van de wereld, dat men zich met reden verwonderde, hoe zy, op de schitterendste tooneelen van dezelve, kon leeven zonder besmet to worden | |
[pagina 173]
| |
met een enkel ziertje van dwaasheid en verkeerdheid. De sterkte van haar verstand ontving 'er, in de hoogste maate, de Beschaafdheid van; doch de Zwakheid nimmer. Haar leeven werd bestuurd door de gevoelens van waare Godsvrugt; haare wyze van denken was altoos opregt; haare verkeering leevendig genoeglyk, en leerzaam. Zy was warm, kiesch en opregt, in haare Vriendschap, vol van menschliefde en goedwilligheid, geagt en bemind by allen die het geluk hadden haar te kennen. Die zonneschyn van bedaardheid des gemoeds, welke de braaven alleen kunnen genieten, en die zo veel bevalligs over haare leevensdagen verspreidde, bleef haar onbewolkt by tot het laatste, niet min helder by het ondergaan, dan op den vollen middag. Haare gedaante, die in haare jeugd bewondering verwekte, vorderde in den ouderdom eerbied. Dezelve vertoonde eene edele ruïne, door het verloop van tyd eerwaardig geworden. Haare verstandsvermogens bleeven tot op haar uiterste onverzwakt; en zy verliet den staat der sterflykheid, om in een beter Wereld de kroon van een welbesteed leeven te ontvangen!’ Mevrouw delany werd in de St. James Kerk begraaven. Aan eene der Pylaaren is een Steen geplaatst te haarer gedagtenisse, met een Opschrift, 't welk haar Naam, Afkomst, Huwlyken, Ouderdom, enz. gemeld te hebben, ten slot heeft: ‘Zy was eene Mevrouwe van zonderling vernuft, beschaafdheid en ongemaakte Godsvrugt. Deeze hoedanigheden hadden haar, alle haare Leevensdagen, dierbaar gemaakt by de voornaamsten en uitmuntendsten, en deeden de laatste luisterryk worden, door haar veele treffende blyken te doen ondervinden van de gunst des Konings en der Koninginne.’Ga naar voetnoot(*) |
|