Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 151]
| |
Verslag der waarneemingen van James Rennell, Esq. F.R.S., wegens een stroom, welke dikwyls plaats grypt, ten westen van Scilly, of de Sorlings, strekkende om de schepen, die na het Kanaal stevenen, in gevaar te brengen.De Heer j. rennell, van wien wy meermaalen gewaagden, als een door en door kundig Aardryksbeschryver, die te Zee en te Land de gewigtigste Ontdekkingen gedaan heeft, las laatstleden Zomermaand, in de Koninglyke Societeit te Londen, de Waarneemingen, in het opschrift gemeld, voor. Ongetwyfeld zullen dezelve geplaatst worden in de Werken der Societeit; doch heeft men het van te veel belang voor de Zeevaarenden gerekend, om met de uitgave daar van zo lang te verwylen, en dit Vertoog afzonderlyk met een groote Kaart uitgegeevenGa naar voetnoot(*). Wy haasten ons om 'er een kort Verslag van te doen. De waarneemende Heer rennell merkt op: ‘Het is eene welbekende omstandigheid voor de Zeelieden, dat Schepen, uit den Atlantischen Oceaan komende, en koers zettende na het Kanaal, op een Parallel eenigzins ten Zuiden van de Scilly Eilanden, of de Sorlings, desniettegenstaande, zich dikwyls ten Noorden van deeze Eilanden bevinden; of, met andere woorden, in den Mond van het St. George's Kanaal of het Kanaal van Bristol, (onze Nederlandsche Zeelieden noemen dit in het Verkeerde Kanaal raaken.) Deeze buitengewoone Miskoersing heeft men toegeschreeven aan verkeerd stuuren, aan 't verkeerd neemen der breedte, of aan de trekking van het Bristolsche Kanaal: doch geen van deeze oorzaaken geeft 'er een voldoende reden van aan de hand; naardemaal eens toegestaan zynde, dat 'er, op zommige tyden, eene trekking is in het Kanaal van Bristol, deeze niet verondersteld kan worden zich tot Scilly, of de Sorlings, uit te strekken, en de Miskoersing voorgevallen is by zeer goed | |
[pagina 152]
| |
Zeilweder, en op tyden zeer geschikt tot het doen van de noodige Waarneemingen. De gevolgen deezer afwykinge van den bedoelden koers zyn dikwerf allerongelukkigst geweest. Ten onzen tyde bleek het byzonder in het verongelukken van de Nancy Paketboot; in het begin deezer Eeuwe in het blyven van Sir cloudesley shovel, en andere Schepen zyner Vloote. Veele ongelukken, even droevig, maar van geen zo in 't oog loopenden aart, zyn 'er voorgevallen; en veele andere, waarin het gevaar oogschynlyk groot geweest, maar niet van eene volslaagen ongeluk gevolgd is, zyn het Gemeen naauwlyks ter oore gekomen. Alle deeze heeft men aan het een of ander toeval toegeschreeven, en dus geen pooging gedaan om de waare oorzaak te ontdekken. Ik ben, nogthans, van oordeel, dat dezelve ontstonden uit eene bepaalde oorzaak, een Stroom naamlyk, en zal, derhalven, poogen die oorzaak, en de uitwerkingen daar van, naa te speuren: ten einde de Zeelieden onderrigt mogen weezen van de tyden, op welken zy dien Stroom meest te wagten hebben, met eene vry groote kragt werkende: want als dan is het alleen, dat 'er de vermelde ongelukken uit kunnen gebooren worden: naardemaal de Stroom, die gewoonlyk plaats heeft, waarschynlyk al te zwak is om eene dwaaling in de berekening te veroorzaaken, gelyk aan het verschil van de Parallel, tusschen het Zuidlyk gedeelte van de Sorlings en den koers, welken een Scheepsbevelhebber, voorzigtig in zyn doen, doch geen Stroom vermoedende, zou verkiezen te zeilen. Den eersten oorsprong van deezen Stroom hebbe men te zoeken in de heerschende Westewinden in den Atlantischen Oteaan, die het water langs de Noordkust van Spanje dryven, en opeen stuuwen in de Baay van Biscaye; vanwaar het langs de Kust van Frankryk geworpen wordt, in eene rigting Noord-West ten Westen, na het Westen van Scilly, of de Sorlings, en Ierland.’ De Major geeft dringende reden op, voor het bestaan van deezen Stroom tusschen Ushant en Ierland, op een Kaart van de Koersen van den Hector en den Atlas, twee Oost-Indische Schepen, in MDCCLXXVIII en MDCCLXXXVIIGa naar voetnoot(*). | |
[pagina 153]
| |
Wegens de uitwerking van deezen Stroom, deelt de Heer rennell de volgende Aanmerkingen mede. Vooreerst: Indien een Schip schuins deezen Stroom doorsnydt, in een Oost ten Zuiden of meer Zuidelyke rigting, zal het 'er veel langer in blyven, en by gevolg meer door aangedaan worden, dan indien het meer rechtstreekscher den Stroom sneedt. Het zelfde gevolg zal plaats hebben by het doorvaaren van deezen Stroom, met een slappen wind. - Ten tweeden: Eene goede waarneeming van de Breedte op den middag zou men veelligt eene goede waarborg agten, om, geduurende een langen nagt, Oostwaards op te zeilen; dewyl het, nogthans, mogelyk is, dat men lang genoeg in den Stroom blyve, om afgevoerd te worden van een Parallel, welken men een zeer veilige oordeelde, tot die van de Rotsen van Scilly, is het raadzaam en voorzigtig, naa by aanhoudenheid styve Westewinden in den Atlantischen Oceaan gehad te hebben, en het Kanaal met slappe Zuidelyke winden naderende, in Vredestyd, tot de hoogte van Ushant (by ons Heizand) te zeilen, of, in allen gevalle, de Parallel van 48o, 45′ ten hoogsten te houden. - Ten derden: Schepen, die den wil Westwaards hebben, zullen, van den mond van het Kanaal, met een Wind uit den Zuidwesten, best doen met meest over Bakboord te zeilen. - Ten vierden: Keurt de Major rennell het oogmerk goed, om de Vuurbaak van Scilly (indien dezelve niet reeds weggenomen is,) te verplaatzen op het Zuidwestlykst gedeelte der hooge Rotzen. - Ten vyfden: Pryst hy aan, dat 'er een Schip gezonden worde, met Zee-horlogien aan boord, om de Diepten tusschen de Paralellen van Scilly en Ushant te onderzoeken, van den Meridiaan van Punt Lizard zo verre Westwaards, als de gemaatigde Diepte zich uitstrekt. In één Zomer zal men met de Zee-horlogien, als ze in kundige handen zyn, meer afdoen, dan al de weetenschap van Dr. halley kon uitrigten in den loop van een lang leeven. |
|