| |
| |
| |
De gewoonten en zeden der Morlacchi, een volk van Dalmatie.
(Vervolg en Slot van bl. 69.)
Onschnld, en de natuurlyke vryheid der herderlyke eeuwen, zyn nog bewaard gebleeven onder de Morlacchi, of ten minsten zyn 'er veele trekken nog van te bespeuren in de plaatzen het verste van onze Vastigheden verwyderd. Zuivere hartlykheid van gevoelens is daar nog niet bedwongen door andere in agtneemingen, en vertoont zich zonder eenige onderscheiding van omstandigheden. Eene jonge schoone Morlackische Maagd, die eenen Man van haare Landstreek ontmoet, kuscht hem hartlyk, zonder de minste ondeugende, of onzedige, gedagte. Op Heilige Dagen komen alle de Vrouwen en jonge Dogters op het Kerkhof zamen, en kusschen elkander; zo dat zy allen van een en dezelfde Familie scheenen te zyn. Menigmaalen heb ik het zelfde waargenomen op de Marktdagen in de Zeesteden, waar de Morlacchi komen om hunne goederen te verkoopen. Op Feesten en vrolyke Partyen worden, behalven het kusschen, eenige andere kleine vryheden met de handen genomen, die wy onbetaamelyk zouden keuren, doch op welke zy niet letten; en, des vermaand, zeggen zy, 't is enkel spel, en het betekent niets. Van dit spel ontleenen egter hunne Minnaaryen niet zelden het begin, en hebben dikwyls een ernstig einde, als de Gelieven zich met elkander verstaan.
Zeer zelden gebeurt het, op plaatzen verre van de Kust verwyderd, dat een Morlack een Meisje tegen haar wil wegvoert, of onteert: bestondt iemand zulks, de jonge Dogter zou ongetwyfeld in staat zyn om zich te verdedigen; want de Vrouwen zyn, hier te Lande, weinig minder sterk dan de Mannen. De gewoonte brengt mede, dat de jonge Dogter zelve den tyd en de plaats der wegvoeringe beraame, als zy zich wil ontslaan van andere Minnaars, van welken zy eenig liefdeteken, als een Koperen Ring, een Mesje, of iets dergelyks, ontvangen heeft.
De Morlackische Meisjes houden zich vry zindelyk, tot zy een Man gekreegen hebben; doch, naa het Hu- | |
| |
welyk, geeven zy zich aan de verregaandste onzindelykheid over, even of zy de veragting, met welke zy behandeld worden, wilden regtvaardigen. Met dit alles kan men niet zeggen dat de jonge Dogters alhier een aangenaame geur van zich afgeeven; dewyl zy gewoon zyn het hair met boter te bestryken, die welhaast, rans wordende, geene welriekende geur verspreidt.
De Kleeding der ongetrouwde Vrouwen, onder de Morlacchi, is, wat het Hoofdcierzel betreft, de zamengesteldste en grilligste welke men zich kan verbeelden: getrouwd zynde, mogen zy niets anders draagen dan een Doek, 't zy wit, 't zy gekleurd, om 't hoofd gewonden. Doch de jonge Dogters gebruiken een roode Kap, waar aan zy doorgaans een op de schouders afhangenden sluier hegten, ten teken van haaren maagdom. De rykere vercieren deeze Kap met strengen van zilveren munt, waar onder men niet zelden zeer oude en kostbaare ziet. Zy hebben daarenboven oorringen, zeer keurig gewerkt, en kleine zilveren kettingjes, met halve maantjes, aan het einde. Dan de armer soort moet zich vergenoegen met eenvoudige Kappen; of, zo zy eenig cieraad hebben, bestaat het in kleine vreemde schulpjes, ronde glazen koraalen, of brokjes tin.
De voornaamste verdienste van deeze Kappen, waaruit de smaak blykt der Morlackische jonge Dogteren, en die tevens haare grootsheid streelt, bestaat daar in, dat zy, door de menigte van vercierzelen, de oogen trekken van allen die zich omtrent haar bevinden; terwyl het geraas, daar door gemaakt, by 't minste schudden van het hoofd, dezelfde uitwerking doet. Hierom voegen zy ook halve maantjes van zilver of tin, kleine kettingjes en hartjes, valsche steenen en schulpen, kortom alles wat slikkert, in haar Hoofdcierzel. - In eenige Streeken voegen zy kuiven van veelerlei-kleurige vederen als twee hoornen aan dit Kapzel toe; in andere altoos beevende pluimen van glas, of ook kunstige bloemen, welke zy in de Zeehaven-steden koopen. In de verscheidenheid deezer grillige vercierzelen, spreiden zy niet zelden een vindingryk vernuft ten toone. Haare Hembden, op Heilige Dagen, zyn geborduurd met roode zyde, en zomtyds met goud; 't geen zy zelve doen, by het oppassen van haar Vee: men moet versteld staan over de keurigheid, waar mede dit gedaan is.
Beide oude en jonge Vrouwen draagen om den hals
| |
| |
strengen glazen koraalen, van onderscheide grootte en kleur; en veele ringen van koper, tin of zilver, aan de vingeren. Haare armbanden zyn van leder, bewerkt met tin of zilver. Zy borduuren het borststuk, of vercieren hetzelve met schulpen en koraalen. Keurslyven zyn 'er onbekend, en 'er komt geen balyn of yzer in haare jakken. Een breeden wollen gordel slaan zy over het jak; deeze is veeltvds met schulpen bezet, en blaauw van kleur, en daarom Modrina geheeten. Haar overkleed, zo wel als jak, is eene soort van sergie; beide reiken zy tot aan de enkels. Het onderkleed is met scharlaken gezoomd, en heet Sadak. In den Zomer gebruiken zy geen Modrina, en draagen de Sadak zonder mouwen over een linnen jak of 't hemd.
De jonge Dogters draagen altoos roode konsen, en haare schoenen worden, gelyk die der Mannen, Opanke genaamd. De zool is van onbereide Ossenhuid; en het bovenste gedeelte bestaat uit gestrengelde Schaapenlederen riemen, Apute geheeten: deeze maaken zy vast boven de enkels, eenigzins gelykende op de Cothurnen der Ouden. De ongetrouwde Vrouwen, zelfs van de rykste Familien, mogen geen ander schoeizel draagen; doch, getrouwd zynde, staat het haar vry de Opanke te laaten vaaren, en zich van Turksche muilen te bedienen.
Onder de gemelde ryk opgecierde Kappen, draagen de jonge Dogters het hair gestrengeld; doch, getrouwd zynde, laaten zy het los hangen, zeer voorwaards, zoms knoopen zy het onder de kin toe, en hebben 'er altoos medailles, koraalen, of doorboorde stukjes geld, naar de Tartaarsche of Americaansche wyze, in gestrengeld.
Eene ongetrouwde Vrouw, die beschuldigd wordt haare kuischheid verlooren te hebben, loopt gevaar, dat haar de Kap openbaar in de Kerk van 't hoofd gerukt wordt door den Priester, en dat een haarer Bloedverwanten haar, ten teken van eerloosheid, het hair afsnyde. Hierom is het, dat, wanneer eene jonge Dogter zich in een ongeoorlofden minnehandel heeft laaten inwikkelen, deeze doorgaans haar teken van Maagdlyken staat aflegt, en na een ander gedeelte des Lands trekt.
Niets is algemeener onder de Morlacchi, dan dat de Huwelyken geslooten worden onder de Oude Lieden der wederzydsche Familien, inzonderheid wanneer de Partyen op een wyden afstand van elkander woonen, en elkander noch zien, noch kennen. Het gewoone beweeg- | |
| |
middel tot deeze Egtverbinteeissen is de eerzugt om verwant te worden aan een talryke en magtige Familie, beroemd door dappere Mannen voortgebragt te hebben. De Vader van den aanstaanden Bruidegom, of eenige andere nabestaande Bloedverwant van jaaren, gaat de jonge Dogter vraagen, of liever eene jonge Dogter van zulk eene Familie, doorgaans zonder eene bepaalde keuze. - Hierop worden alle de jonge Dogters van den Huize aan hem vertoond, en hy verkiest die hem best aanstaat; schoon hy doorgaans het regt van de oudste in agt neemt. Eene weigering in zulk een geval is zeldzaam: en doet de Vader van het gevraagde Meisje zelden veel onderzoeks na de omstandigheden van de Familie die haar verzoekt. Zomtyds wordt de Dogter van een Meester ten Huwelyk gegeeven aan den Zoon van een Dienaar, of Landbruiker, gelyk in de tyden der Oudvaderen gebruiklyk was: zo weinig agt men de Vrouwen daar te Lande.
By deeze gelegenheden, nogthans, genieten de jonge Dogters der Morlacchi een voorregt, 't welk de onze ook wel zouden wenschen te bezitten, en 't geen zy met de daad behoorden te hebben. Want hy, die de vraag doet, in zyn oogmerk geslaagd zynde, is verpligt heenen te gaan, en den Bruidegom te brengen. Zyn de jonge lieden, als zy elkander zien, over elkander te vrede, dan wordt het Huwelyk geklonken, anders niet.
In eenige Streeken is het de gewoonte, dat de Bruid het Huis en de Familie van den Bruidegom gaat zien, eer zy het beslissend Jawoord geeve; indien de plaats of de Persoonen haar niet aanstaan, mag zy al het voorheen bepaalde voor van geene verbindende kragt rekenen. Is zy des wel voldaan, dan keert zy na haars Vaders huis weder, begeleid door den Bruidegom en de naaste Bloedverwanten. Men bepaalt 'er den Trouwdag, op welken de Bruidegom aan 't huis der Bruid komt, vergezeld van zyne voornaamste Bloedverwanten, die, te deezer gelegenheid, den naam van Svati draagen, allen gewapend en te paard gezeten zynde, in hunne beste kleederen, met een Pauwenveder op hun muts; het onderscheidend cieraad der geenen die ter Bruiloft genoodigd zyn. - Het Gezelschap gaat gewapend, om eenigen aanslag, beraamd ter stoorenis van het Bruiloftsfeest, af te weeren; in oude tyden viel dit niet zeldzaam voor: zulks wyzen veele Nationaale Heldenzangen uit.
De Bruid wordt met een sluier overdekt, en omringd
| |
| |
door de Svati, te paard gezeten, ter Kerke gebragt. De Trouwplegtigheid wordt volvoerd onder het afschieten van snaphaanen, pistoolen, en een vreeslyk geroep, 't welk volduurt tot zy in het huis haars Vaders, of dat des Bruidegoms, wederkeert, indien hetzelve niet te ver af gelegen is.
Elk der Svati heeft zyn byzondere post, zo wel geduurende den Optocht, als staande het Bruiloftsfeest, 't welk begint onmiddelyk naa dat zy uit de Kerk komen. De Parvinaz gaat voor allen, zingende zodanige Zangen als hy denkt dat best ter gelegenheid passen. De Bariactar zwaait een lans met een zyden banier daar aan vastgemaakt, en een appel op de punt. 'Er zyn twee Bariactars, en zomtyds vier, by zeer aanzienlyke Huwelyken. De Stari-svat is de voornaamste Personadie in den trein; en de aanzienlykste der Bloedverwanten wordt doorgaans met die waardigheid bekleed. Het is de pligt van den Stacheo, de bevelen van den Stari-svat te ontvangen en te gehoorzaamen. De twee Diveri, die 's Bruidegoms Broeders moeten zyn, zo hy dezelve heeft, zyn bestemd om de Bruid op te passen. De Komorgia, of Seksana, wordt afgevaardigd om de Huwelyksgave te ontvangen en te bewaaren. Een Ciaous draagt een Standaard, en let op de orde van den optocht, als Ceremoniemeester. Hy zingt, Breberi, Davori, Dobrafrichia, Jara, Pico; altemaal naamen van oude Huisbegunstigende Goden. Buklia draagt den Drinkkop, zo wel op den tocht als aan tafel. Alle deeze Bedieningen worden verdubbeld, en zomtyds driedubbeld gemaakt, naar gelange van de talrykheid des Gezelschaps.
De eerste Vreugdedag wordt zoms gehouden ten huize der Bruid, maar doorgaans aan dat des Bruidegoms, werwaards zich de Svati, naa de Huwelyks-Inzegening, in aller yl heen begeeven: ten zelfden tyde loopen 'er drie of vier Mannen te voet, om de goede tyding te brengen; die het eerst het Huis bereikt, ontvangt ter belooning eene soort van Handdoek, aan de kanten geborduurd. De Domachin, of het Hoofd des Huizes, komt zyne Schoondogter te gemoet; een Kind wordt haar toegereikt, eer zy afstygt, om hetzelve te omhelzen. Is 'er geen Kind in huis, dan leent men het by de Buuren. Dan biedt de Schoonmoeder, of, in haare plaats, eene andere Vrouwlyke Bloedverwante der Bruid, een Koornzeef aan, gevuld met onderscheide soorten van Graan, Nooten, Amandelen, en andere kleine Vrugten, welke de Bruid, by
| |
| |
handen vol, agter zich heenen werpt op de Svati. De Bruid zit, op den eersten dag, niet aan de groote tafel, maar heeft 'er een voor zichzelve, de twee Diveri en den Stacheo.
De Bruidegom zit met de Svati aan tafel; doch op den dag aan de Huwelyksvereeniging gewyd mag hy niets losmaaken of aan stukken snyden. Zyn vleesch en brood wordt voor hem gesneeden. 't Is de zaak van den Domachin, de Drinkconditien in te stellen, en de Starisvat is de eerste die dezelve drinkt. Meestentyds gaat de Bukkara, een vry groote houten kop, rond. Eerst drinkt men den Beschermheilig der Familie, vervolgens het welvaaren van het Heilig Geloof, en zomtyds stellen zy gezondheden in van hooger en eerwaardiger Benaaming.
Op deeze Bruiloftsmaalen heerscht de grootste overvloed, en ieder van de Svati brengt 'er het zyne aan toe, door het zenden van een aandeel spyze. De Maaltyd vangt aan met Vrugten en Kaas, de andere geregten komen daar naa, rechtdraads strydig met het geen by ons in gebruik is. Alle soorten van Huisgevogelte, en Schaapenvleesch, wordt ryklyk opgedischt: doch zeer zeldzaam eet een Morlack Kalfsvleesch, en misschien nooit, of hy moet 'er, buiten zyn Land, toe worden overgehaald. Deeze afkeer van Kalfsvleesch is zeer oud onder de Morlacchi. St. jeronimus maakt 'er melding van tegen jovinianus; en tomeo marnavich, een Bosnisch Schryver, die in den aanvang der laatste Eeuwe leefde, zegt, dat de Dalmatiërs, niet bedorven door de ondeugden der Vreemdelingen, zich, tot zynen tyd toe, onthielden van Kalfsvleesch, als een onrein voedzel. - De Vrouwlyke Bloedverwanten, indien zy genoodigd zyn ter Bruilofte, eeten nooit aan tafel met de Mannen, dewyl het eene vaste gewoonte is dat zy afzonderlyk eeten.
Naa het Middagmaal brengen zy het overige van den dag door met dansen, het zingen van oude liederen, en allerlei spel, waarin behendigheid of vernuft te passe komt. 's Avonds op een gepast uur, naa den Avondmaaltyd en het drinken der drie staatlyke Gezondheden, vergezelt de Knum den Bruidegom na het Slaapvertrek, doorgaans in den kelder of in den stal, werwaards de Bruid gebragt wordt door de Diveri en den Stacheo; doch de drie laatstgemelden moeten vertrekken, en de Knum blyft alleen by het nieuwlings getrouwde Paar. Indien 'er eenig
| |
| |
beter bed is dan stroo, legt hy Bruid en Bruidegom daar op neder, en, den gordel der Bruid losgemaakt hebbende, laat hy elk den ander uitkleeden. Het is nog maar weinig tyds geleden dat de Knum verpligt was de Bruid geheel te ontkleeden; doch dit is thans buiten gebruik; en, in stede hier van, heeft hy het voorregt om haar te kusschen zo dikwyls het hem behaagt, waar hy haar ook ontmoet; welk voorregt in de eerste maanden iets aangenaams moge hebben, doch welhaast zal walgen. Als zy beiden uitgekleed zyn, gaat de Knum heenen, en stelt zich luisterende aan de deur des vertreks, zo 'er een deur is. Het behoort tot zyne taak de voltrekking des Huwelyks aan te kondigen. Dit doet hy met het afschieten van een pistool, en dit wordt beantwoord door veelen van het gezelschap. - Den volgenden dag eet de Bruid, zonder haar sluier en maagdlyk hulzel, aan tafel met de Svati, en moet de dikwyls ruwe dubbelzinnigheden en laffe boerteryen hooren van de weinig kiesche en zomtyds dronken Gasten.
De Huwelyksfeesten, by de oude Hunnen Sdrave, en by ouze Morlacchi Sdravize, geheeten, hebben zeker aanleiding gegeeven tot het Italiaansche woord Stravizzo. Deeze duuren drie, zes, acht of meer dagen, naar gelange van de middelen of de mildheid der Familie by welke de Egtverbintenis voorvalt.
De nieuw getrouwde Vrouw heeft op deeze Vreugdedagen geene geringe voordeelen; deeze loopen menigmaal hooger dan de geheele Huwelyksgave welke zy medebrengt, die veelal bestaat in haare eigene Kleederen, en zomtyds een Koe; ja het gebeurt nu en dan, dat de Ouders, in stede van Geld aan haare Dogter ten Huwelyk te geeven, iets van den Bruidegom als een prys bedingen. - De Bruid brengt alle morgens, zo lang de Feestdagen duuren, water aan de Gasten om de handen te wasschen, en elk deezer werpt een klein stukje gelds in de kom, naa het verrigten deezer reiniging, welke, behalven op zodanige tyden, by hun zeldzaam geschiedt. Het staat der Bruid ook vry, andere kleine schattingen den Svati af te prachen, door het wegsteeken van hunne Schoenen, Mutzen, Messen, of iets anders 't welk zy noodig hebben, 't geen zy moeten lossen door een stukje gelds, volgens de waardeering des gezelschaps. En, behalven alle deeze vrywillige of afgeperste opbrengingen, moet ieder Gast zeker Geschenk geeven aan de
| |
| |
getrouwde Vrouw, als hy, op den laatsten dag van de Sdravize, afscheid neemt; als dan deelt zy, in vergelding, eenige kleinigheden uit, bestaande in hemden, mutzen, handdoeken, en dergelyke.
De Huwelyksplegtigheden zyn bykans juist dezelfde door het geheele uitgebreide Land der Morlacchi; en die by de Boeren, en op de Zeekust van Dalmatie, Istria, en de Eilanden, verschillen 'er weinig van. Nogthans is 'er onder de verscheidenheden een op het Eiland Zlarine, naby Sebenico, merkwaardig genoeg om byzonder vermeld te worden. Aldaar moet de Stari-svat, (dien men natuurlyk veronderstellen mag dat op dat uur veel gedronken heeft,) met een bloot breed zwaard, met één slag den bloemkrans van het hoofd der Bruid afslaan, als zy gereed is om na bed te gaan. - Op het Eiland Pago, in het Dorp Novoglia, (waarschynlyk Gissa by de oude Aardryksbeschryvers,) heeft een grappiger en min gevaarlyke gewoonte plaats; doch die in woestheid voor de gemelde niet behoeft te wyken. Naa dat het Huwelyksverdrag geslooten is, en de Bruidegom komt om zyne Bruid na de Kerk te geleiden, doet de Vader, of Moeder, by het overleveren, eene vergrootende optelling van alle haare kwaade hoedanigheden; zeggende: ‘Weet, daar gy haar tog wilt hebben, dat zy tot niets deugt, dat zy boosäartig, koppig, is, enz.’ Waarop de Bruidegom, een stuursch gelaad aanneemende, zich tot de Bruid wendt, met de woorden: ‘Ach! dewyl dit zo is, zal ik u leeren u beter te gedraagen!’ en ten zelfden tyde geeft hy haar een slag of stoot, of betoont haar soortgelyk eene galantery, die geenzins uit jok is. Het schynt, in 't algemeen, dat de Morlackische Vrouwen, en misschien de meeste Dalmatische, de Inwoonders der Steden uitgezonderd, geen mishaagen hebben in door haare Minnaars of Egtgenooten geslaagen te worden.
In de nabuurschap van Dernish, zyn de Vrouwen, geduurende het eerste jaar naa het Huwelyk, verpligt, alle Kennissen huns Volks, die ten haaren huize komen, te kusschen; doch, het eerste jaar verstreeken zynde, zyn zy van die pligtpleeging ontslaagen; en waarlyk, zy worden alsdan zo morsig, dat zy het niet wel langer kunnen doen. Misschien is de vernederende wyze, op welke zy behandeld worden door hunne Mannen en Bloedverwanten, teffens de oorzaak en het uitwerkzel van de schandelyke verwaarloozing haarer eigene persoonen. Als
| |
| |
een Morlacksch Man van zyn Wyf spreekt, voegt hy 'er altoos by, met uw verlof. Heeft de Man eene Bedstede, de Vrouw moet op den Vloer daar naast slaapen. In de Huizen der Morlacchi my onthoudende, heb ik dikwyls gezien, dat de Vrouwen met veragting bejegend worden; en ik moet bekennen, dat de Vrouwen, in deeze Landstreek, geenzins beminnelyk zyn, en dat zy de weinige gaven der natuure nog misvormen en verkwisten.
De Zwangerheid en de Verlossing deezer Vrouwen moeten ons vreemd voorkomen, by welken de Vrouwen, niettegenstaande alle de voorzorgen in den staat der Zwangerheid en naa de Verlossing gedraagen, zo veel lyden. Een Morlackische Vrouw verandert niets in haar eeten en werk geduurende haare Zwangerheid; dikwyl verlost zy zichzelve in 't veld, of aan den weg, neemt het Kind, wascht het in het eerste water 't geen zy aantreft, brengt het t'huis, en keert den volgenden dag weder tot haar gewoon werk, of het hoeden der Kudde.
De tedere Schepzels, zo agtloos behandeld in de eerste cogenblikken, worden, vervolgens, in elendige doeken gewonden, waarin zy drie of vier maanden blyven, onder dezelfde agtlooze oppassing. Deeze tyd voorby zynde, worden ze losgelaaten, en toegelaaten in de hut, en voor dezelve om te kruipen, tot zy van zichzelven leeren recht overëinde te gaan; en teffens verkrygen zy die maate van sterkte en gezondheid, welke de Morlacchi bezitten, en bekwaam zyn, om, zonder het minste ongemak, de naakte borst aan de strengste koude en guurste sneeuwbuijen bloot te stellen. - De Kinderen laat men zuigen zo lang de Moeder eenig zog heeft, of tot dat zy weder zwanger is; en, indien dit niet voorvalle in drie, vier of zes, jaaren, blyven zy al dien tyd voedzel uit 's Moeders borsten haalen. De lengte der Borsten van de Vrouwen by de Morlacchi is verbaazend; zy kunnen den Kinderen de borst geeven over schouder, en onder den arm door.
Men laat de Jongens zonder broek loopen in een hemd, dat tot aan de knie reikt, tot den ouderdom van dertien of veertien jaaren. Zy volgen hier in de gewoonte van Bossina, aan de Porte onderworpen, waar geen Haraz, of Hoofdtax, van de Jongens betaald wordt, tot dat zy broeken draagen; vóór dien tyd worden ze aangemerkt als Kinderen, niet in staat om te arbeiden of hun brood te winnen.
| |
| |
By het gebooren worden van Kinderen, en bovenal by de geboorte van het eerste Kind, zenden alle de Bloedverwanten en Vrienden Geschenken van eeten aan de Kraamvrouw, of liever aan die verlost is; en de Familie houdt een Gastmaal van alle deeze Geschenken by elkander gevoegd. De Vrouw gaat niet te Kerk dan veertig dagen naa de Verlossing.
De Morlacchi brengen de jeugdige jaaren door in de bosschen, het Vee oppassende. In dat gerust en ledig leeven worden zy zomtyds zeer behendig in het snyden van hout met een mes. Zy vervaardigen houten Koppen, en Fluiten, vercierd met laag verheven beeldwerk, niet geheel van verdiensten ontbloot, en waarin de vindingrykheid deezes Volks doorstraalt. |
|