Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– Auteursrechtvrij
[pagina 79]
| |
Over het Celtisch taal-eigen.Aan de Wel Ed. Heeren Schryvers der Algemeene Vaderlandsche Letteroefeningen.
myne heeren!
Het nevensgaande las ik met zo veel genoegen, in een Fransch Maandwerk, (L'Esprit des Journaux, Nov. 1793,) dat my de lust bekroop, om het, hoewel op eenen vryen trant, met uitlaating van het geen my toescheen overtollig te zyn, voor my zelven te vertaalen; zedert dagt ik, dat het niet ongepast zoude zyn voor Uw Maandwerk. Ik neem de vryheid het Uw Ed., zo als 't is, toe te zenden, om, zo gy 't der moeite waardig vind, hetzelve te plaatzen. Ik heb 'er alleen by te voegen, dat het een gedeelte van een Uittrekzel is uit l'Aveugle de la Montagne. Ik ben, enz.
Twee groote Huisgezinnen, Stamvaders van twee groote Volkeren, de vlakten van den Sennaar verlaatende, verdeelden zich op de Aarde, die zy met hunne Nakomelingen vervulden. Deezen waren de Celto-Scyten en de Sarmaten. De Oudsten, (de Alten, Chalten, Galaten, Gallen,) de Celten, wendden zich naar den Caucasus, en, gestadig zich links-af keerende, bevolkten zy Europa, en een gedeelte van het Noorden van Asië, van de Zabacsche Zee, (Palus Moeotis,) tot aan de Pyreneën en de Colommen van Hercules. Van daar is 't, dat men hen Celt-Iberi, of Opper-Celten, genoemd heeft; tot dat men de geenen, die aan deeze zyde der Alpen woonden, blootelyk Celten, Galten, Gallen, WallenGa naar voetnoot(*), of CalenGa naar voetnoot(†), genoemd heeft. | |
[pagina 80]
| |
Deeze Bevolkingen vermenigvuldigd en gesplitst zynde, als tot in het oneindige, kwamen 'er ook onder-verdeelingen van hunne Naamen ten voorschyn; en 't zyn deeze benaamingen, die, of by geval, of uit onderscheidende Charactertrekken, ontstaande, (waar over ieder naar welgevallen denken kan,) 't zyn deeze benaamingen, waar aan de Volks-onderscheidingen in Scythen, in Cymbren, in Osquen, (Usquen,) Theosquen, (Theusquen,) Thusquen, Toscanen, Theothisquen, Teutonen, Gothen, Germanen, Franschen, Bourgondiers, enz. haaren oorsprong verschuldigd zyn: alle Volken, welker afkomst, zelfs tot op hunne naamen toe, voor het grootste gedeelte, met elkander volkomen gelyk staan. - Zy verschillen alleen in uitwendige omstandigheden, maar zy blyven het zelfde Volk, oude Broeders der Sclavoniers, of Sarmaten. De laatsten hadden, voornaamlyk, het Oosten ten deel, dat is, Mesie, Persie en Egypte, terwyl de eersten zich in Europa vestigden. Indien 'er dan eenige overblyfzelen der Taale van dit Volk gevonden worden, verdient dit zeker onze aandacht; en indien die nog in het Taalëigen der Noordsche Volken, welke de opvolgende Eeuwen niet hebben kunnen uitwisschen, en tot ons gekomen zyn, gevonden worden, kan men, door middel derzelven, ontdekken den oorsprong en de naamen van byna alle de andere Volken, en het grootst gedeelte van hunne oude gebruiken, hunne Godsdienstige begrippen, en Eerdienst. Het mag derhalven byna ongelooflyk schynen, dat de Taal der Celten zeer veel overeenkomst moet gehad hebben met het Oude Egyptische of Cophtische, en dat men derhalven hierop nog moet letten: niets ondertusschen is zekerer. - Daar word nog heden ten dage eene verbaazende overeenkomst gevonden tusschen verscheidene woorden deezer beide Taalen en de waarheden daar door voorgesteld. - Men neeme ten voorbeeld, (het geen het Oudste, en meest geëerbiedigde, onder de Menschen is,) de Naamen, waar mede de Celten en Egyptenaars God, den Schepper der Natuur, de Natuur zelve, benoemd hebben. Deezen zyn: Thot, Thaot, Theut, Theut-ata, of Theut-ates, Godt, Hermes, Osiris, of Orisis, Isis. | |
[pagina 81]
| |
By de Egyptenaaren was de naam des Opperweezens Thot; en de Celt en Germaan aanbad Theut, TheutataGa naar voetnoot(*); of, 't geen op 't zelfde uitkomt, (want het onderscheid bestaat alleen in de verkorting van het Artikel, of de sterkere of zagtere Aspiratie,) zy aanbaden Godt, Guoda, Woda; allen naamen, die dezelfde zaak, den God van 't Heeläl, betekenenGa naar voetnoot(†). - Van Thot, Theot, hebben de Grieken en Latynen gemaakt Theos en Deus, byna zonder eenige verandering; en, 't geen alleropmerkenswaardigst is, het Wortelwoord Ot is geheel Celtisch, (want The is niets anders dan een Artikel, 't geen nog plaats heeft in de Teutonische en Anglo - Saxische Spraake; G, Gu, is alleen een zoort van Aspiratie, of Keelgeluid, waar van zich de Zuidelyke Volken veel bedienen). Ot betekent in 't Celtisch Goed; dat, het welk geluk aanbrengt, goeden voorspoed verleentGa naar voetnoot(‡). 't Zelve is overgebleeven by de Usquen, de Aborigenes en Latynen. Men vind het in hun optimus, of ottimus, de superlatif van bonus; gelykerwys Th-ot, The-ot, niets anders is dan de Goede, de Goede by uitsteekenheid, de vrymagtige Uitdeeler van het geluk. En welk een Naam was geschikter voor het Hoogst Weezen? Kon de eerste Wereld haaren Schepper door eenen anderen naam aanduiden, dan | |
[pagina 82]
| |
door dien van den Goeden, den Besten, den Optimus? Men zal bezwaarlyk eene meer natuurlyke en overtuigende verklaaring hiervan kunnen geeven, die beter past op den loop van 't menschelyk vernuft, zo wel als op de overeenkomst der Taalen. Terwyl het Celtisch Taalëigen ons den oorsprong van Thot leert kennen, wyst het ons ook dien aan van Got, Godt, Guoda, gelyk reeds is opgemerkt: de Letters G, Gh, of Gu, waarmede deeze woorden beginnen, is alleen een Aspiratie. De Wortel is altyd dezelfde; dat is Ot, de positivus van Optimus: gelyk de Wortel van Celten (Caltai, Calten,) is Alten, de Ouden. 't Geheel onderscheid komt voort van de Uitspraak, 't geen in duizend soortgelyke gevallen plaats heeft. De woorden Her, Heer, Herr hebben in deeze Taalen altyd betekend, en betekenen nog: Her, Dominus, Mer, Koning. De eerste naam is zonder verandering behouden by de Latynen, en word gevonden in hun Herus. Men vind insgelyks in de Taal der Romeinen eene menigte van andere Usquische, Theusquische, of Celtische, woorden, in dezelve gebragt door de Aborigenes, die dezelven met de Gaulen, of Teutonen, hunne Reis- en Krygs-broeders, uit eene en dezelfde bron hebben ontvangen. - Zo hebben wy van de Gaulen en Teutonen ons MunicipiaGa naar voetnoot(*), gelyk ook ons LaresGa naar voetnoot(†). - Rome, die Godin der Aarde en Volken, sprak dikwils Celtisch, zonder het te weeten, en te denken, dat zy, voor een gedeelte, haare fraaije Spraak verplicht was aan Volken, die zy verachtte en trachtte te onder te brengen. Het is de Teutonische en Celtische Taal, aan welke zy zelve haaren Naam Rome verschuldigd | |
[pagina 83]
| |
isGa naar voetnoot(*). - De vertaaling der woorden Hermer, of Hermes, door de Latynen, brengt dit betoog genoegzaam tot zekerheid. Door eene enkele verzetting der Syllaben, en met bewaaring van het Celtische Mer, ('t welk de Latynen van het einde des woords tot deszelfs begin hebben overgebragt,) hebben zy hunnen mercurius gemaakt; het Grieksche Kurios behoudende, in stede van het Teutonische Her, of het Latynsche Herus, Dominus. - Het zelfde zal men ontmoeten by Osiris. Dit woord, waarover zo veel getwist is, zal zich met even zo veel gemaklykheid laaten verklaaren, door de verzetting van één Letter. Lees orisis, in plaats van osiris, gelyk men verzekerd is dat somtyds geleezen wordt, en men zal zeer natuurlyk zien, wat het is, dat de Egyptische Fabelkunde 'er door heeft willen afbeelden, - 't welk aanstonds nader blyken zal. Isis is de Natuur; hierin stemt men overeen.Ga naar voetnoot(†). - Or-isis is 'er de oorzaak, de eerste oorzaak, van; 't is dus een woord van dezelfde betekenis (Synonymum) van Hermes, den vrymagtigen Veroorzaaker der Natuur. Or, 't welk by de Latynen is overgebleeven, by welken het de Wortel is van Ortus, Orior, Origo, komt ons ook voor by de Germanen en de Celten, en is nog heden ten dage bewaard by de Afstammelingen deezer Volken, in alle de byzondere Uitspraaken (Dialecten) van hunne Taal, om dat geen, 't welk de bron eener zaake is, uit te drukken. Oorzack, Urzack, Oorsprong, Ursprong, Ural, Oirkonde, enz. zyn by de Germanen, en in 't geheele Noorden, zeer gebruiklyke Naamen, om dat geen, 't welk de eerste bron eener zaake is, aan te duiden. Het woord Duivel is (om 'er dit nog ten slotte by te voegen) geheel Celtisch. Van deezen hebben het de Latynen en Grieken, tot op den naam toe, overgenomen. Evil, Euvel, Uebel, betekent, by de Noordsche Volken, | |
[pagina 84]
| |
kwaad; men voege 'er het Celtisch Artikel by, en men heeft D'evil, D'euvel, D'uivel, Teufel. De Latynen en Grieken hebben 'er hun Diabolus, of Diabolos, van gemaakt. |
|