| |
| |
| |
Eutropus, de onbestendige. Een leevensschets.
(Uit het Engelsch.)
Plenior ut si quos delectet copia justo,
Cum ripa simul avulsos ferat Ausidus acer.
At qui tantulo eget, quanto est opus, is neque limo
Turbatam haurit aquam, neque vitam amittit in undis.
horatius.
Eutropus was de Zoon eens Heers van middelmaatige middelen. Zyn Vader stondt in het begrip, dat de Kinderen, van zeer vroeg af, moesten overgelaaten worden aan het volgen van 't geleide hunner eigene zinlykheid; hy zag allen bedwang hunner neigingen aan als eene slaaverny, welke geen Vader regt heeft uit te oefenen, en vertrouwde, volkomen, op 't geen hy het ingeschaapen Gezond Verstand of de Wysheid zyner Kinderen noemde.
Overeenkomstig met deeze denkbeelden, groeide eutropus op onder zeer weinig bedwang, en kreeg naauwlyks eenig onderwys. Boeken, 't is waar, hadt hy, en hy las in dezelve. Wat hy goeds of kwaads bezat, was geheel zyn eigen. Hy was bestemd om tot een voorbeeld dienen van iemand, door zichzelven in alle dingen onderweezen.
Eenige lieden, merkt de Spectator op, klaagen altoos over de kortheid des Leevens, en loopen, nogthans, geduurig met alle haast over de gedeelten van 't zelve heen, om op zekere plaatzen te rusten, die zy hier en daar in het leevensperk verspreid vinden. Eutropus, zo ras hy gezegd kon worden voor zichzelven te denken, (en hy werd zeer vroeg aan eigen denken overgelaaten,) toonde, dat hy een der geenen was, wien het leeven kort voorkomt: dewyl hunne veelbevattende zielen altoos plans van eene verbaazende uitgestrektheid vormen; maar egter dezelve gestadig veranderen, in hoope van een ontwerp aan te treffen, 't welk hun van zorge voor het toekomende ontslaat.
Eutropus, hoe hy 'er eerst toe kwam weeten wy niet, gaf vroegtydig de voorkeus aan de Godgeleerdheid. Misschien was hy ingenomen met de denkbeelden, om tot de hoogste waardigheden in de Kerk op te klimmen, en begreep, dat een Bischops Myter het toppunt was van menschlyk geluk. Hy bevlytigde zich, derhalven, op de Hoogeschool, met zulk een onvermoeiden yver, dat hy, welhaast, boven zyne Medestudenten uitstak, door de vorderingen, welke hy maakte, met zyne meer dan gemeene gaaven. Eenige jaaren moest hy der
| |
| |
Godgeleerde Studien toewyen, en deeze waren niet slegt besteed. Den loop der Hoogeschoole voleindigd hebbende, zag hy rond na een Bisschoplyken Myter - dan, hy verkreeg een gewoone Leeraarsplaats. Niet lang hadt hy dezelve bekleed, of hy ontdekte den wyden afstand tusschen dezelve en een Bisdom. Hy ging de geschiedenis der Bevorderingen tot Kerklyke Waardigheden naa, en bespeurde, met hoe veele zwaarigheden dezelve omzet waren; zwaarigheden, tot welker te bovenkoming hy geen middelen bezat. Hy zag verscheide inwyen, en, op hun gelaat lettende, kon het niet missen, of hy zag de onbetwistbaare bewyzen van vry hoog gevorderden Ouderdom. - Eutropus begon te denken, dat ouderdom en zwakheid, door den hoogsten stand in de Kerk, schaars vergoed wierden, en vreesde zich over te geeven aan een lang tydperk van hoop en verwagting, die, indien ze al mogten vervuld worden, waarschynlyk zouden komen als hy niet langer vatbaar was voor het regte genot. Hy zag om na een ander Beroep, en bepaalde zich tot de Geneeskunst.
Eutropus hadt waargenomen, of men hadt by hem gesprooken van den zeer schielyken opgang, die jonge Artzen van bekwaamheid gemaakt, en daar door veel Gelds en Roems, in korten tyd, gewonnen, hadden; hy verlangde in die hoogagting te deelen, die Gekroonde Hoofden zelfs hunne Lyfartzen toedraagen, wanneer zy eene hulp behoeven, die zy voor geen Koningryk kunnen koopen. - Drie of vier jaaren onvermoeide bevlytiging op de Geneeskunde, stelde hem in staat om tot Doctor bevorderd te worden. Hy zette zich neder in een der aanzienlykste wyken van de Hoofdstad, vol vertrouwen, dat hem geene vereischten ontbraken, om zyne Mededoctoren den loef af te steeken. Maar, helaas! eutropus was een Vreemdeling; hy maakte geene Kennissen; hy verstondt geene van de kunstenaaryen om zich den weg tot opgang te baanen; zyn verheven geest versmaadde de laagheid om te verzoeken Arts in een Hospitaal te worden, en schrikte voor gewoon gebruiklyke streeken van Apothecars en Minnen. Een Patient ontboodt hem, doch zyn naam boezemde geen vertrouwen in, het welgelukken zag men eerder aan als iets byzonders, dan zeer bemoedigend. - Zyne natuurlyke onverduldigheid kwam weder boven, en hy voorzag, dat hy, volgens zyn tegenwoordigen traagen voortgang, misschien in een tamelyke Practyk zou geraaken, wanneer hy zyne Tydgeuooten en de Oudere Doctoren overleefd hadt - en zelf gereed stondt om hun op den weg van allen vleesch te volgen.
Ten deezen tyde hadt hy zyne ledige uuren aangevuld, en de verdrietlykheid van het wagten verzet, door het bywoonen van de Regtsgedingen in de Pleitzaal. Hy was bekoord door de Welspreekenheid voor de Balie, en vernam, met niet
| |
| |
weinig verwondering, dat veelen, niet ouder dan hy, verscheide duizenden 's jaars wonnen. Men vertelde hem, dat eenigen twee of driehonderd Ponden Sterlings, op éénmaal, in den zak staken; en hy zag de Bank aan met een oog vol ontzag, 't welk hy verschuldigd agtte aan de geleerdheid en waardigheid eens Regters. - Moede van zyn geluk op het pad der Geneeskunde langer te zoeken, bepaalde hy zich tot de Regtsgeleerdheid; waarin hy zich met den zelfden yver, als voorheen in de Godgeleerdheid en in de Geneeskunde, bevlytigde. De Regtsgeleerde Studien afgedaan hebbende, deedt zich welhaast eene gelegenheid op om zyne Talenten ten toon te spreiden: doch de Welspreekenheid, die op den Predikstoel hadt kunnen behaagen, of troost schenken aan het Ziekbedde, kwam hier niet te passe. Eutropus hadt zo weinig vertrouwen op zichzelven, dat hy haperde en stotterde, van zyn stuk geraakte, en geheel uit het veld geslaagen wierd, door de schitterende Welspreekenheid van zyne meer afgerigte Party. Zich te laaten afschrikken door eene eerste pooging, zou, egter, eene lafhartigheid geweest zyn. Hy hoorde van veelen, nu uitsteekend in hun Beroep, die langen tyd, zonder iets te doen te hebben, de Pleitzaal betreeden hadden, en wagtte op eene meer gunstige gelegenheid. Jaaren liepen 'er voorby, en eutropus. hadt den middelbaaren leevensstand bereikt, wanneer hy ontwaarde, dat de Regterlyke Mantel en Hoed nog op een verren afstand van hem verwyderd waren. Hy kon, in geen stand, slinksche praktyken pleegen, en hadt den verregaandsten afkeer van laagheid en van omkooping. Eenig Erfgoed was hem nog overgebleeven, en hy besloot zich op den Koophandel toe te leggen.
Den Koophandel merkte hy aan als eene zaak, die niets vorderde dan Naarstigheid en Braafheid, om denzelven aan te vangen en voort te zetten. Maar hy verstondt niets in het geringste van het geen den Koophandel betrof; hy vondt het, derhalven, noodig, zich te begeeven in een Handelgemeenschap met Kundigen; by deezen zou hy teffens leeren en voordeelen behaalen. Eene gunstige gelegenheid hier toe boodt zich aan, en de zaaken gingen, voor eenigen tyd, met zo veel voorspoeds, dat eutropus de zodanigen, die hem, wegens voorige veranderlykheid, berispt hadden, veragtte. Hy beweerde, de vroegere tydperken zyns leevens niet kwalyk besteed te hebben. Niets hadt hy geleerd, of het kon hem van dienst weezen. Zyne gedaane Letteroefeningen bleeven hem een bron van vermaak en voordeel; zyne Godgeleerde kundigheden konden zyne goede zeden ten steun verstrekken; zyne bedrevenheid in de Geneeskunde stelde hem in staat om de eerste aanvallen van kwaalen af te weeren; en zyne Regtsgeleerdheid beveiligde hem tegen de bedriegeryen en misleidingen der listigen en beginzelloozen. - Naa het verloop
| |
| |
van eenige jaaren, nogthans, schoot het eutropus voor den geest, dat hy niets deedt dan Tyd verliezen. Het vooruitzigt op grooten Rykdom vertoonde zich in een wyd verschiet, en, schoon hy honderden van zyne Bekenden zag, die het stille vermaak eens Afgezonderden Leevens smaakten, wanhoopte hy immer in staat te zullen geraaken tot het genieten van dat groot geluk, dan misschien in zeer hoog geklommen jaaren, wanneer hy niet meer bekwaam zou weezen om 'er met den regten sinaak genot van te hebben. Ook bragt niet weinig toe aan de verdrietlykheid over zyn tegenwoordigen Leevensstand, de verregaande drukte daar mede gepaard, en in dit opzigt verschilde het Koopbedryf zo zeer van zyne voorige leevenswyze, dat hy begon te verlangen na het wederkeeren van die dagen, toen hy meester van zyn tyd was, en een goed gedeelte van denzelven kon besteeden aan de beoefening zyner verstandlyke vermogens, na welke hy altoos haakte, en 't geen hem thans byna geheel niet mogt gebeuren. Met één woord, eutropus ontdeedt zich van zyn aandeel in den Koophandel, en scheidde van denzelven af met eene Geldsomme, welke hy volkomen toereikende oordeelde tot zyn tegenwoordig nieuw ontworpen plan; om, naamlyk, een Landhoeve te koopen, en eeuwig vaarwel te zeggen aan Londen, met al deszelfs woelige bezigheden en luidrugtige vermaaken. In een Land, waar de Eigendommen zo veel en zo ras van Bezitters verwisselen, als in Engeland, behoefde eutropus niet lang te wagten na zulk eene gelegenheid, als hy zogt. Ziet hem dan, in den ouderdom van vyf en veertig jaaren, een Landheer aan de oevers van de Severn.
Voor een ieder, behalven voor eutropus, zou deeze stand de allergenoeglykste geweest zyn. Zyn Landgoed bestondt uit nagenoeg vierhonderd morgen Lands, ryk in Koornvelden en Grasweiden; zyn Huis was allerbekoorelykst gelegen aan het hangen van een Berg, en hadt dus een wydstrekkend en schoon uitzigt; de Rivier de Severn liep door een gedeelte zyns Landgoeds, en hy verrykte den grond door het invoeren van veele verbeteringen, welke de traagheid of eigenzinnigheid des voorigen Bezitters verwaarloosd hadt. - Dan, nogthans ontbrak 'er iets. Gemeenzaamheid, uit gewoonte gebooren, vernietigde de helft van de schoonheden, die eutropus in den beginne bekoord hadden, door nieuwigheid dubbel behaaglyk. Eutropus kon, 't is waar, leezen, en zich met Letteroefeningen bezig houden; maar zyn geest geraakte belemmerd met den voorraad der opgedaane kundigheden; hy miste een kanaal om dezelve mede te deelen. Zyne Nabuuren waren gastvry, vriendlyk, oplettend, gezellig; doch dit alles betekende niets voor eutropus; hunne gastvryheid ging te verre; hunne vriendschap, schoon hy dezelve niet kon versinaaden, oordeelde hy niet noodig te hebben; de opwag- | |
| |
tingen, welke zy maakten, stoorden hem menigmaalen; en in hun gezelschap vondt hy zich genoodzaakt deel te neemen in een onderhoud 't geen hy niet verstondt, of met verveeling te luisteren. Hy gevoelde iets van eene ingebeelde meerderheid, en verlangde na de verkeering met Geletterden, welke Londen alleen kon verschaffen; doch van welker genot zyne Handelbezigheden hem veelal verstooken hadden toen hy te dier Stede woonde. - Voor een Man als eutropus was 'er weinig tyds noodig, om een nieuw plan, hoe zeer ook in haast ontworpen, ten uitvoer te brengen; en hy bevondt zich in een Huis in Lincoln's-inn-fields, in minder dan twee jaaren naa dat hy, voor altoos, afscheid van
Londen genomen hadt.
In die Hoofdstad wedergekeerd, besloot hy zyn tyd zulkerwyze te verdeelen, dat hy, op elk uur, zyn vast bestemde bezigheid of uitspanning zou hebben; doch hy nam niet in opmerking, dat in Londen een Mensch minder dan ergens elders meester van zyn tyd is. Bezoeken en Bezoekers vermenigvuldigden. Eutropus, aangemerkt als een Man die niets te doen hadt, oordeelde men iemand te weezen, die zich niet kon verschoonen van deel te neemen in eenige vermaakparty, om een dag of eenig, of een week, uit te gaan. Welhaast vond hy dit vry lastig, en elke dag begon met een besluitneeming, van welks verbreeken de avond zeker getuigen was. Eutropus hadt in geen ding bestendigheid; hy kon geen Neen zeggen tot zich zelven, geen Neen zeggen aan iemand. Naa één jaar verblyfs in Londen hadt hy de smertlyke herinnering, dat hetzelve in niets te doen, of geheel bedryfloos, gesleeten was. Aan geen gedeelte van 't zelve kon hy met genoegen denken. Maar, by ondervinding, weetende, dat het eenzaam afgezonderd leeven voor hem zo min berekend was als het tegenwoordige, in gestaage woeling gesleeten, stondt hy verlegen wat te doen. Het schoot hem te binnen, dat, indien hy een middenweg kon vinden tusschen Eenzaamheid en Gezelligheid, hy dat geluk zou aantreffen na het welk hy streefde, en dus lange te vergeefsch gestreefd hadt. Naa veel en diep denkens over dit stuk, verbeeldde hy zich, dat Bath, Londen in 't klein, de plaats was waar hem dit hoogst begeerde heil wagtte. Te Bath dagt hy zo veel verkeerings te zullen vinden als hy behoefde, veel van zulk gezelschap als waar aan hy gewoon was, en dat hy teffens veel meer zyn eigen meester zou weezen dan hy te Londen mogelyk gevonden hadt.
Eutropus ging, derhalven, na Bath. Voor eenigen tyd behaagde alles hem by uitsteekenheid; want nieuwigheid was de wellust van zyn hart; doch niets is verganglyker dan nieuwigheid. Het gezelschap, 't welk hy te Bath aantrof, was niet juist het geen hy verlangde. De Menschen te Bath be- | |
| |
stonden voor de helft uit de zodanigen die 'er gekomen waren vermaakshalven, voor de helft uit lieden die de herstelling eener verzwakte gezondheid zogten. Met de eerstgemelden kon hy niet verkeeren; want hy hadt een afkeer van het spel: de laatstgenoemden kon hy niet bezoeken zonder deel te neemen in hunnen smertlyken toestand. Droefgeestigheid greep hem aan op het gezigt van zo veele beklaagenswaardige voorwerpen; en niet lang hadt hy zich te Bath opgehouden, of hy vatte de sterkste vooroordeelen tegen deeze Plaats op; die gevolglyk de plaats zyns verblyfs niet langer kon weezen. Nogmaals keerde hy na Londen weder; waar hy, jaaren lang, een onbenyd leeven kwynend voortsleepte.
Uit het geval van eutropus kunnen wy leeren, dat het belachlyk is meer van het Menschlyk Leeven te verwagten dan dat Leeven kan schenken. Eén Bedryf in 't zelve te hebben is genoeg voor het langste Leevensperk. Besluitloosheid is het bederf van elke naajaaging, en Onverduldigheid, om op Aarde een ingebeelden Hemel te vinden, is een der zotste harsenschimmen die in 's Menschen brein kan opkomen. Een groot gedeelte tyds, en veel onnoodig overlegs, wordt 'er besteed in de bepaaling tot de keuze van een Beroep. Naauwlyks is 'er eenig Beroep of de Mensch kan 'er in uitmunten, als hy eene genoegzaame vastigheid van geest bezit, indien hy niet al te veel verwagt, en indien hy niet afwykt van den wel traagen, maar zekeren, voortgang, om zich over te geeven aan een gevaarlyken kans, welke hy veronderstelt dat hem in ééns onafhangelyk en ryk zal maaken. - 'Er zyn eenige dingen allerverderflykst voor de Menschen in alle Beroepen. De zugt tot Rykdom, het benyden der geenen die met ons het zelfde Bedryf hebben, en eene onverduldigheid om eens het tydperk te bereiken dat men uit zyne zaaken konne stappen, hebben den Val van duizenden veroorzaakt. Door deeze hebben zy zich laaten vervoeren tot bedryven, niet alleen ongerymd, maar oneerlyk; en het laatste gedeelte huns leevens strekte dikwyls ter straffe voor een vroeger. Maar, zelfs zonder deeze ondeugden, is Veranderlykheid en Besluitloosheid geschikt om elke onderneeming te doen mislukken, en de beste Menschen eene belachlyke rolle te doen speelen; ongelukkig voor zichzelven, en veragt by anderen.
De zodanigen, die klaagen dat het Leeven kort is, zouden weldoen met te bedenken, dat het kortste Leeven ten nutte besteed kan worden, en dat wy elken dag verantwoordelyk zyn voor het genot van gezondheid en het vermogen van te kunnen werken; eene bedenking, welke niet zal kunnen naalaaten gewigt te hebben by de zodanigen, die weeten, ‘dat de dagen komen, en de jaaren naderen, in welken zy zullen zeggen, wy hebben geen lust in dezelven.’ |
|