Vaderlandsche letteroefeningen. Jaargang 1794
(1794)– [tijdschrift] Vaderlandsche Letteroefeningen– AuteursrechtvrijBeschryving van Madras, of het Fort St. George, en van het omgelegen land.(Ontleend uit de Travels in India, during the Years 1780, 1781, 1782 and 1783, by william hodges, R.A.)
De geheele uitgestrektheid van de Kust van Cormandel bestaat uit een vlak, laag en zandig, land; en, omtrent Madras, ryst de grond zo weinig en zo langzaam van den Zeekant af, dat de beschouwer naauwlyks het onderscheid kan bemerken, eer hy zich ondersteund vindt door de vertooning der onderscheide voorwerpen, die zich aan strand opdoen. De Engelsche Stad, met het Fort St. George, maakt, uit Zee gezien, eene ryke en schoone vertooning. De Huizen zyn bestreeken met een stukadoorzel, Chunam geheeten, in zich zelve bykans zo vast als het fynste marmer, dat zich even goed laat polysten, en glimt als deeze kostbaare bouwstoffe. De Bouworde is doorgaans fraai. De Huizen bestaan uit lange Colonaden, met open Porticos, en platte daken; zy bieden aan het oog eene vertooning, welke zeer gelykt naar het begrip 't geen men zich vormt van eene Grieksche Stad ten tyde van alexander. - De heldere, blaauwe, onbewolkte, lugt, de gepolyste witte gebouwen, de glinsterende zandige oever, en de donker groene zee, vertoonen eene vereeniging van voorwerpen geheel nieuw voor den Engelsman, onlangs van Londen gekomen, die, gewoon aan het gezigt van dryvende wolken in een Dampkring vol rook, niet kan naalaaten dit onderscheid met vermaak te aanschouwen. Het oog deezerwyze verzadigd zynde, neemt de geest welhaast eene wel te vredene en vrolyke | |
[pagina 18]
| |
gesteltenis aan, zamenstemmende met de behaaglyke voorwerpen, waar mede dezelve omgeeven is. Eenigen tyd vóór dat het Schip op de ankerplaats komt, wordt het begroet door de Vaartuigen des Lands, opgevuld met werklieden, die in menigte aan boord komen. Dit is het tydstip, waarin de Europeaan het groot onderscheid ziet tusschen Asia en zyn eigen Land. Het wapperen van fyn linnen, en het algemeen gedruisch van een ongewoon gepraat, doet, voor een oogenblik, in hem het denkbeeld van een gezelschap van Vrouwen gebooren worden. Wanneer hy op het scheepsdek komt, vindt hy zich getroffen door de lange dundoeksche kleederenGa naar voetnoot(*) en de zwarte aangezigtenGa naar voetnoot(†), vercierd met groote gouden oorringen en witte tulbanden. De eerste groete, welke hy van deeze Vreemdelingen ontvangt, bestaat daar in, dat zy het lichaam zeer laag buigen; het scheepsdek met het achterste van de hand en het voorhoofd drie maalen aanraakende. Een Europisch Reiziger ziet, als de eerste Inboorelingen van Indie, de Hindoos, de oorspronglyke Inwoonders van het Schierëiland. In dit gedeelte van Indie zyn ze tenger van gestalte, hunne handen inzonderheid hebben veel van tedere vrouwen-handenGa naar voetnoot(‡), en schynen in geene gepaste evenredigheid te staan tot de overige lichaamsleden van hun persoon, die doorgaans meer dan | |
[pagina 19]
| |
middelbaare grootte haalt. Overeenkomstig met de teder voorkomende gestalte, zyn hunne Zeden zagt, bedaard, en naauwkeurig oplettend; in dit laatste opzigt steeken zy, in de daad, uit, daar zy nimmer iemand in de reden vallen, maar wagten tot hy gedaan hebbe met spreeken, en dan met veel eerbieds en bedaardheids antwoorden. Van het Schip wordt de Vreemdeling na strand gevoerd in een Boot des Lands, een Massoolah-boot geheeten; een Vaartuig van een aartig maakzel, en zeer geschikt om de geweldige schokken te wederstaan van de branding, die hier met veel gewelds op den oever breekt. Het heeft geen kiel, is plat van bodem, met hooge boorden, zamengenaaid met de vezelen van de Cocoa-nootenboom, en gebreeuwd met dezelfde stoffe. Dit Vaartuig is zeer ligt, en de Inboorelingen weeten 'er zeer behendig mede om te gaan: meestal is deeze Massoolah-boot vergezeld van twee Kattamarans, (Vlotten,) elk door één man geroeid, ten einde, indien de Boot omver gesmeeten mogt worden door het geweld der branding, de Persoonen, daar in gezeten, te bergen en te behouden. De Boot wordt, om een Zeemans spreekwyze te gebruiken, hoog en droog op 't land gezet. De overgevoerde Persoonen stappen uit op een schoonen zandigen oever, en treeden terstond in het Fort van Madras. Het vertoon dat de Inboorelingen maaken is zeer onderscheiden; eenigen zyn geheel naakt, anderen zyn zo digt met kleederen omwonden, dat men niets, behalven het aangezigt en den hals, kan ontdekken; daar en boven wordt de Europeaan terstond getroffen door veele andere voorwerpen; als Vrouwen zittende op Pallankeens, gedraagen op de schouderen der Mannen; en Mannen te paard rydende in linnen kleederen, als Vrouwen uitgedoscht; dit alles, vereenigd met de gedaante des Lands, zo veel verschillende van 't geen hy ooit gezien, of zich verbeeld, heeft, verwekt de sterkste aandoeningen van verwondering. Het is voor my onmogelyk, met de pen uit te drukken, wat ik te deezer gelegenheid voelde; alles wat ik zag vervulde myn geest met verwagtingen van 't geen ik nog stond te beschouwen. - Ik maakte dus alles met veel drifts gereed om eene reis door het land te doen; dan naauwlyks had ik het plan daar van gevormd, of ik werd in de volvoering gestoord, door dien snerpenden geessel des Menschdoms, dien geslaagen vyand der Kunsten, den | |
[pagina 20]
| |
Oorlog, die, met verschriklykheden misschien onbekend by de beschaafde Volken van Europa, zich als een waterstroom uitspreidt over het geheele Land; dryvende den vreedzaamen Landbouwer van zyn ploeg, en den stillen Weever van zyn getouw. Op den achttienden van July des Jaars MDCCLXXX, was ik ooggetuige van deeze deerlyke uitwerkzelen des Oorlogs. Eene verbaazende menigte kwam uit alle oorden na Madras, als eene schuilplaats, de toevlugt neemen, draagende op de schouders het geringe overschot van bunne tilbaare have; Moeders met haare Kinderen aan de borst, Vaders de Paarden geleidende waar op de Kinderen geplaatst waren; anderen zittende op het weinige geborgen goed in een HackeryGa naar voetnoot(*), den moeilyken weg langs getrokken door afgematte Ossen. Alles kondigde, van den achttienden tot den één en twintigsten van July, verwarring en verslaagenheid aan; en men veronderstelde, dat, binnen het kort bestek deezer drie dagen, niet minder dan tweemaal honderd duizend Landbewoonders opgenomen waren in de Black-TownGa naar voetnoot(†) van Madras. Het Engelsch Gouvernement betoonde, in deeze deerlyke omstandigheden, zyne gewoone menschlievenheid en milddaadigheid, en niet alleen openbaare, maar byzondere, handreiking werd den ongelukkigen in groote maate verschaft. Deeze arme en berooide lieden werden kort daarop verdeeld om Noordwaards op te trekken, en zich te begeeven na de Sircars; Landen ten Noorden van Madras gelegen, en nog maar weinig jaaren geleden aan het Engelsch Gouvernement afgestaan. De Heer smith voerde ten deezen tyde het Opperbevelhebberschap over Madras, en de zorgvuldige oplettenheid van zyne Egtgenoote, om de byzondere ongelegenheden te hulp te komen van veele Engelsche Familien, die desgelyks genoodzaakt waren om bescherming binnen de | |
[pagina 21]
| |
wallen van het Fort te zoeken, moet altoos met dankbaarheid gedagt worden. Elk voorwerp, 't geen zich thans der verbeeldinge aanboodt, droeg het zelfde droevig en hartbreekend voorkomen. De Landhuizen der Engelschen, binnen ééne myl van het Fort, waren van allen huisraad ontledigd door de Eigenaaren, en zelfs hadt men deuren en vensters uitgenomen: dit was niet meer dan noodzaaklyk; dewyl de vyand de strooperyen voortzette tot aan de wallen van Madras; en 'er geene veiligheid buiten het Fort kon gevonden worden, tot dat het Kamp gevormd was aan een plaats, de Mount geheeten, omtrent tien mylen ten Westen van Madras. Ieder Heer, die thans een Huis binnen het Fort bezat, rekende zich gelukkig de Familie te mogen bergen van zyn Vriend, die voorheen in de Choultry-Vlakte gewoond hadtGa naar voetnoot(*). De Troepen, uit verscheide oorden byeen verzameld, en zo van leevens- als krygsvoorraad en geschut voorzien zynde, begonnen de neerslagtige geesten des Volks te herleeven; de RyotGa naar voetnoot(†) zag men weder zyne Rystvelden bebouwen, of den Oogst inzamelen. Wanneer het Leger te veld trok, verwagtte men niets minder, dan dat, binnen kort, hyder ally, onder het geleide van een gedeelte onzer | |
[pagina 22]
| |
Krygsmagt, binnen het Fort St. George zou gebragt worden, om daar openlyk vergoeding te doen voor de jammeren en elenden door hem veroorzaakt. Deeze droom verdween schielyk, door het ongelukkig lot van Collonel baillie's Regiment, en de wederkomst des Legers van een drieweekschen Veldtocht, in getal gedund, en door het verlies mismoedig. Deeze omstandigheden zyn in de Geschiedboeken ten overvloede gemeld, en maakt zulks het onnoodig die byzonderheden op te haalen in een Plaatsbeschryvend Werk als het myne. De aankomst van Sir eyre coote van Bengalen, met geld en anderen voorraad, in September, en de werkdaadige maatregels door dien dapperen Krygsman genomen, boezemde het Krygsvolk nieuwen moed in; en de vuurig opgevatte hoope der Ingezetenen op zyne Krygsverrigtingen werd niet te leur gesteld. De gelegenheden, die zich eenen Schilder aanbieden, in een Land, daadlyk door een verwoestenden Vyand overstroomd, zyn weinig. Ik maakte, nogthans, onder andere, eene Tekening van de Marmalong-brug, een werkstuk van zeer laaten tyd, gebouwd, naar de onderrigting my gegeeven, op de byzondere kosten van een Armenisch Koopman. Dezelve loopt over eene kleine Rivier, welke in zee valt op een kleinen afstand van het Dorp St. Thomá, vier mylen ten Zuiden van Madras. De Portugeesen hadden voortyds eene zeer aanmerkelyke Vastigheid in dit Dorp. De Kerk en de Woonhuizen van eenige weinige Portugeesche Familien zyn 'er nog in weezen. De Legende van de Roomsche Kerk vertelt ons, dat st. thomas, de Apostel, in den loop zyner Predikinge in Indie, den marteldood leedt op de plaats waar men deeze Kerk gebouwd heeft. De Vastigheid Madras werd door de Engelschen aangelegd in, of omtrent, het midden der jongst verloopene Eeuw, en was eene plaats van geene weezenlyke aangelegenheid, dan uit hoofde van den Handel, tot den Oorlog, met zo veel Krygsbekwaamheids gevoerd door den Generaal stringer lawrence, van den Jaare MDCCXLVIII tot MDCCLII, welke ontstondt uit de Eischen van chunda saib, tegen onzen Bondgenoot mahometh ally cawn, den tegenwoordigen Nabob van Arcot; zints welken tyd de Engelschen aangemerkt mogen worden als Souverainen. In de Krygschool van dee- | |
[pagina 23]
| |
zen bekwaamen Bevelhebber hadt wylen Lord clive zyne Krygsöpvoeding. Het Fort St. George, of Madras, ryst, gelyk ik reeds in 't begin heb aangemerkt, aan den Zeekant op, en wordt door de beste Vestingbouwkundigen aangemerkt als eene Plaats van eene verbaazende sterkte. De Heer robins, de Schryver van anson's Reizen, uitsteekend zo wel van wegen zyne algemeene Wysgeerige Kundigheden, als uit hoofde van zyne bedreevenheid in de Wiskunde, was de aanlegger. Zints dien tyd zyn 'er verscheide Werken aan toegevoegd. In het Fort St. George zyn veele schoone en ruime straaten. De Huizen mogen voor fraai gehouden worden, inzonderheid uit hoofde van het pleister, Chunam, waar mede dezelve bestreeken zyn. Deeze Huizen zyn van binnen niet zeer opgecierd; men ziet alleen witte wanden; die nogthans, ter oorzaake van het marmer gelykend pleister, een denkbeeld van koelheid geeven, aangenaam in eene zo heete lugtstreeke. Zeldzaam treft men de zolders verwelfd aan. In de daad, het is onmogelyk iets daar toe uit te vinden 't welk de vernieling wederstaan kan van het verdervendst Insect, de Witte MierGa naar voetnoot(*). Deeze Diertjes zyn bovenal verschriklyk door derzelver menigte, sterk genoeg, om, in eenen nagt, een verwelfzel van vry groote uitgestrektheid te verderven. Ik zag 'er een voorbeeld van in het verwelfzel van het Admiraliteits- of Gouverneurs-Huis, 't welk by stukken van twintig voeten vierkant nederkwam. 't Is het houtwerk 't welk ten grond voor het verwelfzel dient waar op deeze Diertjes aanvallen; en dit zal kunnen strekken om het bygebragte geval op te helderen. De Huizen in de Choultry-Vlakte zyn veelal schoone stukken van Bouwkunde; de vertrekken daarin ruim en prachtig. My heugt niet, dat ik ooit meer genoegen smaakte, dan toen ik, kort naa myne aankomst te Madras, in de koelte van den avond, naa eenen zeer heeten dag, een bezoek gaf aan eene Engelsche Familie | |
[pagina 24]
| |
in die Vlakte. De maan scheen in al haare staatlyke heerlykheid, geen wolkje vertoonde zich aan de lugt, en elk huis aldaar was verlicht. Ieder Gezin, met de Gasten, bevondt zich in de open Porticos, om de avondlugt te scheppen. Zulk eene vertooning geleek meer naar een stuk uit eene toververtelling, dan iets weezenlyks, voor de verbeelding van een even aangelanden Vreemdeling. Weinig voorwerpen treft men hier aan, welke dienen kunnen om de Geschiedenis of het Character der oorspronglyke Inwoonderen van Indie op te helderen. Eén, nogthans, is te merkwaardig, om onopgemerkt voorby te gaan; te weeten de schoone Hindoo-Tempel, of Pagoda, te Triplecane, twee mylen ten Zuiden van Madras. Dezelve is van eene verbaazende grootte, en de top van het Gebouw, verre boven het geboomte uitsteekende, wordt het geheele land over gezien. Digt by den Tempel is een groote Tank, of Waterbak, met trappen om tot de diepte af te daalen waar men het water aantreft. Het geheele gevaarte is van steen, en uitmuntend gemetzeld. Op den Tempel vindt men veel laag verheven beeldwerk, 't geen ik veronderstel dat betrekking heeft tot den Godsdienst der Hindoos: of dezelve ook behooren tot de plegtigheden en den eerdienst van Bramah dan niet, kan ik niet zeggen; want zommige dier Figuuren waren van de onbetaamelykste soort. Ik vervaardigde eene naauwkeurige Afbeelding van dit Gebouw, en zondt dezelve na Engeland, met het Oostindisch Schip the General Barker, welk Schip, in den Jaare MDCCLXXXI, op de Hollandsche Kust strandde; by welke gelegenheid myne Aftekening verlooren ging; een verlies, 't welk ik my te minder beklaag, daar ik Afbeeldingen van andere Hindoo-Tempels gemaakt hebGa naar voetnoot(*). |
|